[Nummer 1]
Dubbelportret
Rond de Hoeve
Peter Krug
In moderne bloemlezingen komt men de naam van Marie W. Vos (geb. 1897) nog slechts zelden tegen. Ten onrechte. Evenals haar zuster Margot Vos (1891-1985) behoorde zij indertijd tot de bekende socialistische dichters, die poëzie schreven in de trant van Adama van Scheltema. Haar fijnzinnige natuurpoëzie, sociaal engagement en ook de eenvoud van haar gedichten maakten Marie Vos tot een veelgelezen Nederlandse dichteres.
De Vlaamse priester-dichter Anton van Wilderode (pseudoniem van Cyriel Paul Coupé, geboren 1918) is sinds jaren redacteur van het literaire tijdschrift ‘Dietsche Warande en Belfort’. Van zijn hand verschenen de bundels ‘De moerbeitoppen ruischten’, ‘Najaar van Hellas’ en ‘Het land der Menschen’. Hij schrijft een gemakkelijk verstaanbare poëzie waaruit een positieve houding tegenover mens en wereld spreekt. Van Wilderode kreeg bovendien bekendheid als vertaler van Vergilius, schreef essays en stelde bloemlezingen samen.
In de beide hier gekozen gedichten staat het leven op het platteland in de Lage landen centraal.
De Landman
De zon zinkt aan de rand der weiden
En steekt een verre hoeve in brand.
Het lage stroombed glanst als zijde
Vlak uitgebreid in 't vlakke land.
Op 't luien van den avond tijgen
De landlui langzaam binnen in stee.
De blikken wijd van 't groene zwijgen
De geur van de aarde golft hun mee.
De smalle straat in de avondklaarte
Bebonkt hun toonloos klompgeklos.
Het land ging mee in al zijn zwaarte
En hangt aan hen en laat niet los.
Marie W. Vos (Uit: Opgang, Querido, Amsterdam, 1925)
Avond
Aardappelloof rookt bitter rond de hoeven
achter het labyrint van lange dreven,
aan wolken mist en maanlicht prijsgegeven
keren de paardespannen met de boevers.
Gerucht van melk en ijzer in de stallen,
van hooi en room de reuk tot in de keuken;
een ritueel luidruchtig zonder spreken
voltrekt zich als de avond is gevallen.
De ruiten blinken door een waas van tranen
waarin het huisgezin naar buiten zwevend
het toegeschoven bord ontspannen ledigt.
Gespoord slapen de paarden en de hanen.
Anton van Wilderode (Uit: Verzamelde gedichten, Lannoo, Tielt, 1987)