100 jaar
Het 24ste Nederlands Taal en Letterkundig Congres werd in augustus 1897 te Dordrecht gehouden. De voorzitter van het Congres was dr. J.H. Kiewiet de Jonge.
Prof. dr. Paul Fredericq deed een oproep tot de Nederlanders die naar zijn mening het behoud en de bevordering van het Nederlands meer zouden moeten steunen door zich aan te sluiten bij het Davidsfonds, het Willemsfonds of het Algemeen-Nederlands Verbond.
Het onderstaande is uit Neerlandia van september 1897; het is een deel van het Congresverslag waarin Kiewiet de Jonge reageert op de oproep van Fredericq.
In die oproeping vond de Voorzitter, Dr Kiewiet de Jonge, aanleiding om zijn voorstel te berde te brengen, betrekkelijk de daad, die hij van het Congres verwachtte. Bij de voorbereiding van het Congres was in hem het plan gerijpt van de oprichting van een Algemeen Taalverbond, dat de verschillende leden van onzen stam in zich zou vereenigen; dat plan was bij hem ontstaan zonder dat hij iets van 't bestaan van een A.N.V. afwist. Het was maar in de laatste dagen dat hij kennis had gekregen van dat bestaan. Een dergelijke vereeniging moest tot grooten omvang komen. Hij zou b.v. leden aanvaarden, die een dubbeltje zouden betalen, terwijl natuurlijk hooger bijdragen zeer welkom zouden zijn. In verband met zijn plan, noemde hij verschillende dingen, welke de Vereeniging volgens hem zou moeten verwezenlijken: o.a. het uitgeven van een geïllustreerd tijdschrift, dat een waardig tegenhanger zou zijn van de mooie geïllustreerde uitheemsche Tijdschriften. Om zijn plan ten uitvoer te leggen, wou hij een commissie zien tot stand komen, bestaande uit een vertegenwoordiger voor Noord-Nederland, een voor Zuid-Nederland en een voor Zuid Afrika, die de oprichting van dit taalverbond op uitgebreide schaal zou voorbereiden. Hij stelde voor N.-N. voor Prof. Kern. die zijn benoeming aanvaardde; voor Z.-N. Prof. Paul Fredericq, die van oordeel was, dat er geen spraak kon zijn van de stichting van een nieuw organisme, maar wel van de uitbreiding van het bestaande, namelijk het Algemeen Nederlandsch Verbond en dat hij dan alleen kon aanvaarden op voorwaarde, dat de Heer H. Meert, die in wezenlijkheid de stichter was van het A.N.V., dat zich nu reeds over de wereld heeft verbreid en overal vertakkingen heeft, tot lid van de Commissie werd benoemd. De Voorzitter antwoordde, dat de commissie zich leden mocht toevoegen; vroeg daarop aan den Heer Meert of hij zijn medewerking aan de Commissie wou verleenen; de Heer Meert verklaarde zich
daartoe bereid. Op het antwoord van Dr. Engelenburg (Pretoria), dien de Heer Voorzitter voorstelde voor Z.-A. moest men wachten. Nu werden de Dordtenaren uitgenoodigd om over te gaan tot de daad, die door den Voorzitter verwacht werd, opdat men niet zou kunnen zeggen: Op 't Congres werd veel gepraat, maar het heeft tot geen practische uitslagen geleid; zij werden uitgenoodigd om zich aan te melden als leden van het Taalverbond; daartoe te teekenen op de lijsten die gereed lagen en aldus den grondslag te leggen van de Dordtsche Afdeeling.
Daarmee was het Congres zoo goed als afgeloopen. We sluiten ook hiermede ons zeer beknopt overzicht van zijn verrichtingen; niet zonder te wijzen op een verzuim. Het voorstel van Dr Kiewiet de Jonge was een verrassing; hij had, tot op het laatste oogenblik, er zorgvuldig het geheim over bewaard. De verrassing zal de schuld er van zijn, dat niemand op het denkbeeld gekomen is om voor te stellen, dat Dr Kiewiet de Jonge, die door zijn krachtige leiding, het Congres had gemaakt tot zoo'n prachtig succes, zou benoemd worden tot lid van de Commissie, die zijn voorstel ten uitvoer moest brengen! Dat verzuim zal natuurlijk moeten hersteld worden.
Op 1 mei 1898 was de oprichting van één Algemeen-Nederlands Verbond voor het gehele Nederlandstalige gebied een feit.