Echtpaar Knecht-Drenth ontving uit handen van koningspaar hoogste Spaanse culturele onderscheiding
Donderdag 23 juni jl. was een grote dag voor het echtpaar dat mede aan de wieg stond van de Stichting ANV-Tijmen Knecht Fonds ter oprichting en instandhouding van buitengewone leerstoelen Cultuur der Nederlanden. De heer en mevrouw Knecht ontvingen beiden de ‘Medalla de Oro al Mérito en las Bellas Artes’, voor het gedurende ruim twintig jaar tijdens elk verblijf in Spanje - per jaar 3 à 4 maanden - voorgezette werk aan een collectie traditioneel Spaans aardewerk. De collectie werd verleden jaar voltooid. De gehele morfologie van tientallen verschillende soorten traditioneel aardewerk die Spanje historisch kende, was in een 3455 objecten tellende verzameling tesamen gebracht, gedetermineerd, beschreven, gefotografeerd en gecatalogiseerd. Eind 1993 werd de collectie overgedragen aan het Nationale Antropologisch Museum te Madrid, dat haar als ‘Knecht-Drenth Collectie’ zal conserveren en exposeren. Bij die gelegenheid had de direkteur van het museum, de heer Pedro Manuel Berges Soriano, het echtpaar voorgedragen voor de onderscheiding die als hoogste geldt op cultureel gebied. De uitreiking vond dit jaar plaats te Santa Cruz te Tenerife, feit waaraan de spreiding van allerlei manifestaties vanuit de hoofdstad Madrid naar de hoofdsteden van de verschillende ‘autonomías’ niet vreemd is.
Na de uitreiking door Koning Juan Carlos en Koningin Sofía, spraken de Koning en de minister van Cultuur, mevrouw Carmen Alborch, waarbij de laatste de verdiensten van ieder van de onderscheidenen speciaal belichtte. Duidend op het werk van de Nederlanders zei de minister dat die misschien, ‘omdat wij Spanjaarden er te dicht opstonden, beter bepaalde aspecten van wat (onze cultuur)
Begroeting door koning Juan Carlos en koningin Sofia van de heer en mevrouw Knecht op de receptie na de plechtigheid.
tot stand bracht, konden signaleren en naar voren brengen’. ‘Het tot stand komen van deze collectie’, aldus de minister, ‘verdient zeer speciale erkentelijkheid’, ze vormt ‘een onschatbaar legaat waardoor de zeer rijke variëteit van het aardewerk, gemaakt door zo veel anonieme kunstenaars, kenbaar zal blijven’.
‘Wij zijn echt blij met deze erkenning’, aldus de heer Knecht: ‘ze kreeg nog meer accent toen wij uit de door het departement van Cultuur verschafte documentatie berekenden dat - afgezien van de befaamde flamenco-danseres María Hoyos Panadero en onszelf - de gemiddelde leeftijd van de gehuldigden uitkwam op 80 jaar. Treffend was ook dat de minister eraan refereerde dat ons werk zich ‘in stilte voltrok’. De meeste reacties van degenen die ons werk wel opmerkten varieerden van meewarigheid, via bevreemding tot afwijzing. Meewarigheid bij de ‘gewone man’, Spanjaard en buitenlander: hoe kon al dat - vaak ook nog geschonden! - aardewerk ook maar iets waardevols aan zich hebben? Maar ook dus bevreemding: waarom zouden Nederlanders - en nog wel mensen die zeggen zo veel zorg te hebben voor de eigen cultuur - zich bij elkaar tien mensjaren gaan wijden aan een stuk Spaans cultuurgoed?
‘Mijn reactie was steeds drievoudig’, aldus Tijmen Knecht. ‘Allereerst moet men leren dat respect, ja liefde voor de eigen cultuur, het hebben van dezelfde gevoelens voor de cultuur van anderen niet uitsluit. Goed bezien gaat het niet om contradictoire, maar om complementaire grootheden. Moeilijkheden ontstaan pas als cultuurelementen duidelijk botsen. Voorts: afgezien van het feit dat