Nederland middelgrote mogendheid?
In de ‘Internationale Spectator’ (febr. 1991) schreef Prof. J.J.C. Voorhoeve een opmerkelijke bijdrage onder de titel ‘Nederland: middelgrote mogendheid in zakformaat’. Hierin vraagt hij zich af welke rol Nederland in de wereld speelt en welke doeleinden het in de internationale arena nastreeft, waarbij ook de internationale rechtsorde en de mensenrechten ter sprake komen. De schrijver besluit zijn opmerkelijke beschouwing met deze woorden: ‘De belangrijkste vraag voor een kleinere mogendheid als de onze is of wij andere landen voor ons beleid weten te winnen en internationale organisaties kunnen stimuleren dat beleid in uitvoering te nemen. Een verbetering van 5% in het beleid van de EG of de Wereldbank heeft een gunstiger invloed in de wereld dan een verbetering van 50% in onze bilaterale politiek. Als de primaire vraag altijd is welke oplossing van een internationaal probleem het meest belovend is, is de direct daarop volgende vraag hoe we de inzet van anderen daarvoor kunnen winnen. Dat geeft hefboomwerking. Timing, overtuigingskracht én compromisbereidheid zijn daar essentieel voor, meer nog voor een kleinere dan voor een grote mogendheid. Gelijk hebben zonder het te krijgen is immers vruchteloos.
Nederland heeft natuurlijk niet alleen invloed door met voorstellen te komen, maar ook door voorstellen van andere landen te bestrijden. Die ‘negatieve’ invloed kan belangrijk zijn, zoals de strijd die Nederland in 1960-1962 voerde tegen de voorstellen van de Franse president De Gaulle om een Europese politieke unie zonder Groot-Brittannië te stichten die sterk onder Franse invloed zou staan en de Amerikaanse rol in West-Europa terug zou hebben gedrongen. Aanvankelijk stond Nederland alleen in deze strijd, maar het werd later geholpen door België en ten slotte door De Gaulle zelf, omdat hij met zijn soms hooghartige diplomatie Duitsland en Italië ertoe bracht hun aanvankelijke steun in te trekken.
Alleen in die kwesties waar de medewerking van ons land essentieel is, kan Nederland vetomacht uitoefenen. Dat is praktisch nog maar het geval bij een beperkt aantal onderwerpen in het kader van de Europese Gemeenschappen, maar die onderwerpen zijn wel van groot belang voor Europa, in het bijzonder toetreding van nieuwe leden tot de EG en de oprichting van een Europese Monetaire Unie en een Politieke Unie. Het is overigens niet waarschijnlijk dat ons land - als enige - een veto zal moeten of willen hanteren, gezien de veelheid van meningen in de Gemeenschap en gezien het Nederlands belang bij voortgang van Europese integratie.
Het belangrijkste middel voor constructieve invloed van een niet zo machtige staat als Nederland ten gunste van ontwikkeling naar wereldrechtsorde is het verwerven van de internationale reputatie een geloofwaardige partner in multilaterale politiek te zijn. Dat wil zeggen: goede voorstellen indienen, op het juiste moment, gedekt door consistent binnenlands beleid, en geschraagd door relatief grote economische en zonodig militaire bijdragen aan de oplossing van internationale problemen. ‘Relatief groot’ is datgene wat door de partnerlanden als een ruime bijdrage wordt beoordeeld, gezien de beperkte omvang van de Nederlandse middelen. Als Nederland invloedrijk wil zijn, kan het dat bereiken door juist in de moeilijkste vraagstukken de risico's van medeverantwoordelijkheid te aanvaarden. Wie grotere lasten draagt, is vaak van groter gewicht. Dat geldt ook in de buitenlandse politiek.