Verengelsing leidt tot geentaligheid
Op 21 november 1990 vond een bijeenkomst van de ANV-afdeling Den Haag plaats, waar onder vaardige leiding van de heer mr. L.H.I.M. Hoogeweegen prof. dr. Y van den Berghe, hoogleraar internationale politiek aan de Universiteit van Antwerpen, een belangwekkende inleiding over de verengelsing van het universitair onderwijs hield.
De heer Van den Berghe bestreed met verve en overtuiging de argumenten, welke doorgaans voor de verengelsing worden aangevoerd. Het eerste argument, dat het Engels de taal van de universele wetenschap is, geldt in principe wel voor de beta-wetenschappen, doch bepaald niet voor vele alfa-wetenschappen. Daarbij komt, dat de universiteiten niet in de eerste plaats tot wetenschapper opleiden. De universiteiten moeten de universele wetenschap hertalen naar onze cultuur(gemeenschap). Hertalen betekent niet alleen vertalen, maar ook aanpassen van de wetenschap aan onze cultuur. Daarom raadde hij aan op universiteiten alle basiscursussen in het Nederlands te doceren en Nederlandse hand- en leerboeken ter beschikking te stellen. Hij betreurde dan ook het vrijwillig gebruik van het Engels op universiteiten zoals in Amsterdam en Wageningen. Universiteiten, aldus de inleider, hebben tot taak onze cultuur op de volgende generaties over te dragen en te pogen deze tot grotere bloei te brengen. Ten aanzien van de internationalisering van het universitair onderwijs, het tweede argument voor de verengelsing, merkte de heer Van den Berghe op dat zij ook onnuttig en zelfs contraproductief kan zijn. Zo beoogt het Erasmusproject Europese studenten uit te wisselen om elkaar en elkaars land, taal en cultuur beter te leren kennen. Het is niet in de eerste plaats de bedoeling deze studenten in andere Europese landen wetenschappelijke kennis te laten opdoen die ze ook in eigen land kunnen verwerven. Zo'n uitwisseling heeft zijns inziens geen nut als die, zoals tot dusverre, slechts 3 tot 6 maanden duurt. Hij vindt dat de uitwisseling, wil ze haar doel bereiken, minimaal een jaar en aan het eind van de universitaire studie dient plaats te vinden. Derhalve pleitte hij voor een daartoe strekkende ‘ombuiging’ van de uitvoering van het Erasmusproject om het huidige oneigenlijk gebruik van dit project tegen te gaan.
Voor het behoud van de culturele pluriformiteit binnen de Europese Gemeenschap mag het aantal Europese culturen niet tot enkele grote worden teruggebracht.
Vervolgens schetste de heer Van den Berghe de mogelijke gevolgen van de verengelsing. Zo kan verengelsing van het universitair onderwijs ‘doorsijpelen’ naar het middelbaar- en vervolgens het basisonderwijs, waardoor de eigen taal niet meer aan bod komt. Voorts kan zich een maatschappelijke bovenlaag ontwikkelen die de cultuurtaal Engels als voertaal heeft, terwijl de rest van de samenleving de volkstaal spreekt, hetgeen tot een tweedeling in de maatschappij leidt. Ernstiger is het als verengelsing door het niet goed beheersen van zowel de eigen als de Engelse taal naar gééntaligheid voert met alle rampzalige (sociale) gevolgen van dien.
Tijdens de interessante discussie, welke op de inleiding volgde, stelde de heer Prof. Sevenster dat verengelsing ook in de bètawetenschappen grote problemen geeft, omdat Engelse termen en theorieën niet altijd goed te begrijpen zijn. Vanwege zijn grammatica, idioom, terminologie en articulatie achtte hij het Engels stellig niet geschikt als taal van de universele wetenschap.
De heer Van den Berghe besteedde desgevraagd ook aandacht aan de door hem geïntieerde actie voor het aanbieden van een petitie aan de minister-president de heer drs. R.F.M. Lubbers en de voorzitter van de Vlaamse Regering de heer G. Geens. In deze petitie vragen hoofdredacteurs en publicisten in Nederland en Vlaanderen aan de Nederlandse en Vlaamse Regeringen met klem maatregelen te nemen om het Nederlands als voertaal in het universitair onderwijs te handhaven en zo nodig verplicht te stellen.
De heer drs. J.L.M. Kits Nieuwenkamp wees op de door enkele Nederlandse parlementariërs gevoerde geharnaste pleidooien voor wettelijke vastlegging van het Nederlands als officiële taal in het openbaar bestuur en als voertaal in het onderwijs. Hij meldde voorts, dat de minister van WVC, mevrouw H. d' Ancona en de Vlaamse minister van Cultuur, de heer P. Dewael zich beijveren voor toevoeging van een cultuurparagraaf aan het Verdrag van Rome, waarin vastgelegd wordt dat het cultuurbeleid tot de bevoegdheid van de staten en de regio's behoort. Ook kon hij mededelen, dat de opstelling van een Europees Cultureel Handvest bij de Raad van Europa overwogen wordt. Naar aanleiding van opmerkingen van aanwezigen in de zaal riep de heer Van den Berghe de studenten (beweging) in Nederland op Engelse colleges op universiteiten desnoods te boycotten. Hij beëindigde de discussie met het uitspreken van de vurige hoop, dat velen zich sterk zullen (blijven) maken voor handhaving en versterking van nationale en regionale culturen binnen de Europese Gemeenschap.
P.W. Vis.