Tweede Nederlandstalig theaterfestival
Van 19 augustus tot 2 september werd in de Nieuwe Rotterdamse Schouwburg het tweede Nederlands-Vlaamse Theaterfestival gehouden. Net als vorig jaar in Amsterdam bood het festival een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen die in het vorige seizoen werden opgemerkt. Acht van de elf geselecteerde voorstellingen werden opgevoerd: twee Vlaamse, zes Nederlandse. Er waren ook dagelijks gesprekken met regisseurs, video-opnamen en debatten over de Vlaams-Nederlandse toneelcultuur en de relatie tussen televisie en theater. Op de slotavond werd de ‘Dommelsch Theaterprijs’ (30.000 gulden, bijna 540.000 BF), d.i. de publiekprijs, uitgereikt voor de beste produktie van het festival, en de ‘Toneelschrijfprijs’ (20.000 gulden, ongeveer 360.000 BF) aan de auteur van een oorspronkelijk Nederlandstalig toneelstuk dat in het seizoen 1987-1988 is opgevoerd.
Voor het eerste Nederlands-Vlaamse Theaterfestival in 1987 werden negen voorstellingen, vijf Vlaamse en vier Nederlandse geselecteerd. Het publiek koos voor de Vlaamse actrice Viviane de Muynck en de Vlaamse regisseur Sam Bogaert. Dat er nu minder Vlaamse en meer Nederlandse theaterprodukties werden geselecteerd, is volgens de jury te wijten aan het feit dat ‘de Vlaamse golf niet meer de vloedgolf is van weleer. Het is een gestadige stroom geworden. De verhouding komt nu meer overeen met de aantallen uitgebrachte produkties in eigen landen’.
Verder vond de jury (onder voorzitterschap van Tom Blokdijk) het opmerkelijk dat er maar liefst vier grote-zaalprodukties zijn geselecteerd tegen slechts één vorig jaar. Volgende voorstellingen kregen we in de Rotterdamse Schouwburg te zien:
- Bakeliet door Toneelgroep Amsterdam (19, 20 en 21 augustus). Regisseur Gerardjan Rijnders geeft het gefragmenteerde beeld van een kitscherige massacultuur.
- Action door de voor velen onbekende groep De Zaak (op 23 en 24 augustus) in regie van Peter de Baan. De visie van een groep jonge theatermakers.
- Rinus door F. Act/Kerngroep Bijzondere Projecten Rotterdam en Nieuw West Amsterdam met tekst/regie van Marien Jongewaard en Rob de Graaf (25, 26 en 27 augustus). Over een maatschappij die steeds rijker en hartelozer wordt.
- On wings of art door Studio's Onafhankelijk Toneel (24, 25 en 26 augustus), regie Mirjam Koen. Tekst en handelingen vertellen elk een eigen verhaal.
- Romeo en Julia (28 en 29 augustus), door een groep jonge acteurs en actrices van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg, regie Dirk Tanghe.
- Een stuk van twee dagen in een coproduktie van De Blauwe Maandag Antwerpen en Theaterunie Amsterdam (29 en 30 augustus), regie Guy Joosten.
- Hitchcock's driesprong (30 en 31 augustus) door de Toneelgroep Artikelen & Projekten, regie Frans Strijards.
- Sardou/Wilde/Shaw (1 en 2 september) door de Maatschappij Discordia. Een voorstelling over de al of niet vermeende tegenstelling tussen openhartigheid en oprechtheid, tussen vrijheid en verraad, tussen misbruik en gebruik.
De drie stukken die ook zijn uitverkoren, maar niet worden opgevoerd zijn: Meeuw van Theater Persona; Edward II van Toneelgroep Amsterdam en Macbeth van de Antwerpse Toneelgroep De Tijd.
Op zaterdag 27 augustus om 15 u. werd een ‘vakdag’ gehouden met spraakmakende personen uit het bedrijfsleven, het onderwijs en de cultuurpolitiek over ‘de neurosen van beleid en beheer in de podiumkunsten’. Verder: een Vlaams-Nederlandse ontmoeting, georganiseerd door het Vlaamse Theaterinstituut op 21 augustus; een debat op 1 september over het schijnhuwelijk tussen theater en televisie; tot slot een confrontatie op 31 augustus met regisseur Kees van Iersel, die bekend werd als artistiek leider van Toneelgroep Studio en met toneelprodukties voor de Vara-televisie.
Op het debat van 21 augustus werden alvast negatieve klanken gehoord. Namen aan het gesprek deel: Eric Antonis, zakelijk en artistiek leider van het Zuidelijk Toneel in Eindhoven en sprekend in zijn functie van medevoorzitter van de subcommissie Podiumkunsten van het Belgisch-Nederlands Cultureel Verdrag; Guido Minne, directeur van het Vlaams Theater Instituut in Brussel; en Oscar de Wandel, algemeen secretaris van de Nederlandse Taalunie.
Eric Antonis: ‘Heel veel pogingen om volwaardige uitgangspunten voor een gezamenlijk optreden uit de toneelcultuur naar voren te halen, hebben tot nu toe gefaald. Niet verwonderlijk in het licht van eenzelfde Nederlandstalige cultuurgemeenschap. In 1975 werd weliswaar gestart met de expansie van een werkgroep Podiumkunsten België-Nederland, maar verder dan uitwisseling van theater- en dansprodukties is men nooit gekomen’. Er is een gebrek aan coördinatie op de niveaus van bestuur en beleid.
‘Samenwerking Vlaanderen-Nederland heeft alleen maar bestaan op basis van het beschikbaar stellen van geldmiddelen om tot wederzijdse uitwisseling te komen. Ik ben wel erg benieuwd wat er terecht gaat komen van het coproduktiefonds voor dramatische produkties dat per 1 januari 1989 wordt gecreëerd’, aldus Antonis.