[Nummer 1]
Op zijn smalst
‘Op bilateraal terrein blijft de aandacht gericht op een versterking van de culturele en wetenschappelijke betrekkingen met de andere EG-lidstaten. Een bijzondere plaats neemt de culturele samenwerking met België in. De overdracht door de betrokken Ministeries van taken aan de Nederlandse Taal Unie is vrijwel voltooid. De Regering zal naar vermogen haar steun geven aan deze intensieve samenwerkingsvorm met de Vlaamse Gemeenschap’. In de Memorie van Toelichting bij de begroting 1988 van het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken met betrekking tot de internationale culturele samenwerking (oktober 1987), houdt de Nederlandse regering dus voorzichtig rekening met de motie Nuis, die op 10 maart 1987 door de Tweede Kamer werd aanvaard en waarin speciale aandacht wordt gevraagd voor de samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap.
Eerder - op 28 juni 1985 - nam ook de Vlaamse Raad, met eenparigheid van stemmen, een gelijkaardige motie aan: de motie Suykerbuyk. Daarin wordt, na de samenwerking met de Franse en de Duitse gemeenschappen in België, de samenwerking met Nederland als prioriteit aangewezen.
In de regeringsverklaring van 9 februari 1988 van de nieuwe Vlaamse regering staat alleen nog dat ‘Prioritair zal gestreefd worden naar een correcte en intense samenwerking tussen de gemeenschappen en de gewesten in België. (...) Prioritaire doelstellingen van het Vlaamse buitenlands beleid zijn: (...) de bevordering van een nauwe samenwerking met de andere Europese regio's, inzonderheid met de naburige’.
Men kan zich niet van de indruk ontdoen dat onze bevoegde overheden het terrein van de samenwerking het liefst nog een tijdje ongemoeid willen laten: de integratie als brakke grond.
De Nederlandse overheid verheelt niet dat zij de culturele samenwerking beperkt wil zien tot het - zij het dan op zichzelf erg belangrijke - terrein van de Nederlandse Taalunie alleen, terwijl in de Vlaamse beleidsnota elke verwijzing naar welkdanig samenwerkingsverband dan ook, zoek is.
Het is een verwonderlijke versmalling. In 1992 ontsluit Europa zijn economische grenzen. Een culturele ontgrenzing zal daar het onvermijdelijke gevolg van zijn. Zowel in Nederland als in Nederlandstalig België beweert men daar open oog voor te hebben. Waarom dan de ogen sluiten voor de precies met het oog op de Europese verruiming zo belangrijke interne aaneensluiting?
Redactie