| |
| |
| |
Op de leestafel
Naar een ‘Geschiedenis van de Nederlanden’?
Zowel in Nederland als in Vlaanderen werd tijdens de voorbije decennia heel wat geschreven en gediscussieerd over de geschiedenis van Vlaanderen, Nederland, België, De Nederlanden, Benelux. De geschiedenisopvatting van Pirenne, Blok, Geyl, Romein, Elias, Van Roosbroeck, Van Isacker e.a. kwamen aan de orde in boeken en tijdschriften. Er werd over en weer van gedachten gewisseld, oude standpunten werden verlaten, nieuwe inzichten vooruitgeschoven. Zo zien we dat bekende historici uit Noord en Zuid het geheel der Lage Landen aan de Zee betrekken in het verhaal van onze wordingsgeschiedenis. Prof. Dr. A. Verhulst (Gent) schrijft en doceert zijn ‘Geschiedenis van de Nederlanden’, Prof. Dr. Henri Bernard (Brussel) publiceert in 1961 zijn ‘Terre commune. Histoire des Pays Bas de Benelux, microcosme de l'Europe’ en zo pas verscheen van de hand van Prof. Dr. E.H. Kossmann (Groningen) ‘De Lage Landen 1780-1980. Twee eeuwen Nederland en België’. Om er maar enkele te noemen. Zou de trend om het gemeenschappelijk verleden van Nederland - Vlaanderen - België als een geheel te beschouwen, zich doorzetten? Men is geneigd hierop bevestigend te antwoorden als men een paar tijdens de laatste jaren uitgegeven werken in handen krijgt die handelen over onze ‘Vaderlandse geschiedenis’ en bestemd zijn voor een breed publiek. Werken, die dus niet de pretentie hebben nieuwe inzichten te brengen in onze geschiedenis, die wellicht niet zullen gebruikt worden als leerboek in onze scholen, maar alleen de bedoeling hebben ons verleden te doen herleven bij de lezende man of vrouw uit het volk.
Zo verscheen in 1985 bij de uitgeverij Het Spectrum Utrecht/Antwerpen de ‘Spectrum Atlas van historische gebeurtenissen in de Lage Landen’. (groot formaat - 207 pp.)
Binnen op de omslagflap lezen we dat de samensteller van het boek de Heer Willem Velema is. Hij is historicus en ‘was redacteur geschiedenis’ voor de Grote Spectrum Encyclopedie en is nog altijd in die functie werkzaam voor het Spectrum Jaarboek. Verder publiceert hij regelmatig artikelen in het weekblad ‘Intermediair’ en andere bladen. De bedoeling van Willem Velema is onze geschiedenis op een interessante wijze te doen herleven bij de lezer. Dat kunnen we opmaken uit de tekst die we eveneens vinden op de binnenkant van de omslagflap. Ik citeer.
‘Er zijn een paar jaartallen die iedereen onthoudt, maar van de grote historische gebeurtenissen in onze Lage Landen blijft doorgaans maar weinig hangen. En dat terwijl onze geschiedenis zo boeiend en spannend is als een avonturenroman. Lezen en kijken hoe het was? In deze schitterende atlas komt onze historie weer volledig tot leven: honderd van de belangrijkste gebeurtenissen worden zo beeldend gepresenteerd dat u het gevoel krijgt er zelf bij te zijn geweest. U leest over grote helden en grote ontwikkelingen, over veldtochten en zeeslagen, over koopmansgeest en godsdiensttwisten, over opstanden, aanslagen, oorlog en vrede, over koningen, prinsen en princessen. Alles geplaatst in het eigen bonte en vaak roerige tijdsbeeld’.
Er worden inderdaad honderd historische gebeurtenissen in dit werk behandeld: tachtig betreffende Nederland en twintig betreffende Vlaanderen. Er werden er 29 geschreven door Jaap Frederiks, 14 door Han van Bree, 23 door Hans Kosterman, 17 door Coen Pepplinkhuizen, 3 door Maarten Kuitenbrouwer, 12 door Jaap Verheul en 2 door Peter Renard.
Om het boek zo aantrekkelijk mogelijk te maken, werden ‘uit talloze archieven prachtige etsen, schilderijen, akten en andere afbeeldingen gebruikt om ook visueel de geschiedenis te laten beleven. Bij elk onderwerp is bovendien een foto geplaatst die laat zien hoe de situatie tegenwoordig is, waardoor verrassende contrasten en parallellen met het historisch materiaal ontstaan’. In het ‘Woord vooraf’ schetst Willem Velema de evolutie van de geschiedenis en het geschiedenisonderricht. Het boeiende verhaal over wat er vroeger gebeurd was, waarnaar de leerlingen met gespannen aandacht zaten te luisteren en op deze wijze liefde voor het vaderland bij hen werd opgewekt, moest het na de Tweede Wereldoorlog afleggen voor sociaal-economische en ‘mentaliteits’-geschiedenis. De aandacht ging nu naar de achtergronden, structuren en de lange-termijnontwikkelingen in het verhaal over ons verleden. De nadruk werd gelegd op ‘de constanten in de geschiedenis en op de grote onafwendbare ontwikkelingen, waar geen gebeurtenis, hoe kleurrijk ook, tegenop kon’. Alles verliep volgens vaste patronen. Toeval bestond alleen schijnbaar. De Franse historici rondom het tijdschrift Annales ‘specialiseerden zich in moeilijk leesbare en nauwelijks na te vertellen structuur- en conjunctuuranalyses, waarin het historisch drama grotendeels ontbrak’. Maar het grote publiek volgde deze trend niet. Willem Velema ziet in de laatste tijd een terugkeer naar het ‘evenement’ en het geschiedenisverhaal, waardoor ‘de kloof tussen academische geschiedschrijving en het grote publiek weer smaller aan het worden is’. Vandaar dit boek dat aan deze ontwikkeling wil beantwoorden. Het brengt ons dan ook artikelen over bekende onderwerpen, waarvoor zowel uit recente literatuur als uit oude publikaties is geput, met, voor zover noodzakelijk, de passende achtergrondinformatie. Het heeft dan ook geen andere pretentie
dan een mooi lees- en kijkboek te zijn, bestemd voor een publiek dat iets meer wil weten over ons verleden. Dit werk zal er zeker toe bijdragen dat Nederlandse lezers langs deze weg iets zullen vernemen over de geschiedenis van Vlaanderen. Ze vinden er immers uiteenzettingen over de Guldensporenslag, Jacob van Artevelde, de Brabantse Omwenteling, de zaak Coucke en Goethals, de strijd tussen Daens en Woeste, de IJzerlinie, de vernederlandsing van de Rijksuniversiteit Gent, Joris van Severen, de koningskwestie, de Vlaamse school in Komen. Daartegenover vernemen Vlaamse lezers heel wat bijzonderheden over de Tiende Penning, de inname van Den Briel, de Val van Antwerpen, de ontsnapping van Hugo de Groot, de publikatie van de Statenbijbel, het verlies van Brazilië, het verlies van Formosa, de Java-oorlog, Thorbecke, Troelstra, de Republiek Indonesië, Provo en het huwelijk van Beatrice en Claus, enz. Het is wel jammer dat veel van deze onderwerpen oppervlakkig behandeld worden en aldus voorbijgaan aan de grond van de zaak. Zo zochten we tevergeefs naar een uiteenzetting over de oorzaak van de scheiding der Nederlanden zowel in de 16de eeuw als in 1830, of naar de historische oorsprong van de Vlaamse Beweging. Onderwerpen als de letterkundige congressen, het Benelux-akkoord en de Taalunie zouden hier zeker ook op hun plaats geweest zijn. Kortom, de welwillende lezer kan aan de hand van boeiende verhalen en prachtige reprodukties van schilderijen en oorkonden een tocht ondernemen doorheen twintig eeuwen geschiedenis van de Lage Landen, maar de niet te vermijden onvolledige uiteenzetting van sommige verhalen moet hij op de koop toe nemen. Dit zal - zo hopen we - hem aanzetten tot verder onderzoek.
| |
| |
Een ander werk dat eveneens onder deze rubriek mag vermeld worden is de bij Lekturama Rotterdam verschenen ‘Vaderlandse Geschiedenis’ onder eindredactie van J.J. Woldring en samenstelling-hoofdredactie van A.E. Zoetebier-Kluyver. (336 blz.)
Bedoeling van de samenstellers is ‘aan de hand van boeiende verhalen het begin en de ontwikkeling van de Lage Landen’ uiteen te zetten. Door duidelijk geschreven teksten en talloze kleurenplaten willen ze de lectuur ervan vergemakkelijken en verduidelijken. Ze hopen dan ook dat dit boek zowel aan de jeugd als aan het gezin niet alleen leerzaam maar tevens boeiend en levendig zal overkomen. Het wil immers ‘een boeiend verslag geven van de belangrijkste gebeurtenissen die ertoe geleid hebben dat de Lage Landen zijn geworden wat ze nu zijn: twee landen, waarvan de bewoners hebben moeten leren Europees te denken in een wereld die meer dan ooit aan spanningen is blootgesteld’. (woord vooraf).
In tegenstelling tot het voorgaand werk bestaat het boek niet uit op zichzelf staande verhalen over belangrijke personen of gebeurtenissen, maar uit hoofdstukken die chronologisch de klassieke tijdvakken van de historische ontwikkeling der Lage Landen behandelen: prehistorie, Karolingische tijd, Middeleeuwen, Tachtigjarige Oorlog, Gouden Eeuw, de Zuidelijke Nederlanden, 18de eeuw, de Franse tijd, ontstaan van Nederland en België, Nieuwe stromingen, Eerste Wereldoorlog, Tweede Wereldoorlog, Nieuwste Tijd.
Buiten de talrijke kleurenreprodukties die van dit werk een aangenaam kijkboek maken, verrasten ons de vele leerrijke kaarten die er in voorkomen. Het feit alleen dat deze kaarten steeds een of ander aspect van (zoveel mogelijk) het geheel der Lage Landen voorstellen (invallen van de Vikingen, Gothische Kunst in de Nederlanden, de 17 Provinciën, Opstand in de Nederlanden, de Nederlanden en de internationale politiek 1650-1715, de Nederlanden van 1780 tot 1830) geeft aan de lezer het gevoel dat het er de auteurs wezenlijk om te doen is een inzicht te geven in de historische ontwikkeling van dit Westelijk stuk Europa.
Uit het verhaal van de Tachtigjarige Oorlog blijkt dat de scheiding er gekomen is omdat Farnese er slechts in slaagde de Zuidelijke Nederlanden te veroveren voor Spanje.
In de verklaring van het tot stand komen van de taalgrens missen we de theorie van Dr. Petri en Dr. Gysseling. Het ontstaan van de Vlaamse Beweging wordt oppervlakkig geschetst, alhoewel er toch niet voorbij gegaan wordt aan de aktie van Lodewijk de Raet en de anti-Vlaamse opvattingen van kardinaal Mercier. Maar dan weer wordt de lezer over het activisme en de Frontbeweging nogal in het ongewisse gelaten. In het tijdstip tussen de twee oorlogen wordt getracht een inzicht te geven in ontstaan en werking van het VNV, het Verdinaso, KVP en VNV. Jammer dat de auteurs bij het behandelen van de Tweede Wereldoorlog geen gebruik hebben gemaakt van de degelijke historische studies die hierover in België reeds verschenen zijn. Dit zijn onze bijzonderste bemerkingen (er zijn er nog andere) bij het beschouwen van dit werk van heel-Nederlands standpunt uit. De leesbaarheid van het verhaal wordt hier en daar geremd door een saaie uiteenzetting van de wijze waarop gebieds- en machtsuitbreiding van graven, hertogen, enz. tot stand kwam (huwelijken, veldslagen, intriges, toevalligheden, enz.). Aangezien deze gebeurtenissen in sommige gevallen veeleer summier worden weergegeven is het verloop ervan soms lastig om volgen en laat het wel eens een verwarde indruk na.
We verheugen er ons ten slotte over dat de Nederlandse historici bij het schrijven van een Vaderlandse geschiedenis het geheel der Lage Landen in hun verhaal betrekken, d.w.z. Noord en Zuid, Nederland en België, maar hopen dat in dergelijke, toekomstige uitgaven, van de publikaties van Vlaamse historici gebruik zal worden gemaakt om een zo volledig mogelijk beeld te geven van het ontstaan van de huidige Nederlanden.
Palmer RUYSSCHAERT
| |
Dutch Crossing, cumulative index
Ter afsluiting van tien jaargangen ‘Dutch Crossing’ heeft de redactie een ‘cumulative index’ uitgegeven over de periode '77-'86 (jg. 1 t.e.m. 10).
In de inleiding schetst ‘editor’ Theo Hermans kort de evolutie van het blad van ‘A Journal for Students of Dutch’ tot ‘A Journal of Low Counties Studies’ (zie hierover ook ‘Neerlandia’, mei '87). De nu voorliggende index is duidelijk het einde van een periode. Dat is het best te merken aan de ‘Subject Index’ waar onderwerpen als poëzie, vertalingen (24 vermeldingen!) en toneel het meest aan bod komen, gevolgd door geschiedenis. De auteur waarover het meest gepubliceerd werd is Vondel (9 vermeldingen) en voorts zijn er heel wat titels over 17de-eeuwse literatuur, toneel in het bijzonder, hetgeen een goede aanwijzing is van het zwaartepunt in de belangstellingsvelden tijdens de voorbije jaren. Dat ook een behoorlijk aantal moderne Nederlandse auteurs de revue gepasseerd zijn is mede te danken aan de vele schrijvers-op-bezoek, die in de loop der jaren het Bedford-College aandeden, een geplogenheid die het University College na de verhuis van '83 overnam, waardoor het docentschap Nederlands in Londen tot een cultureel trefpunt, bescheiden maar uniek in zijn soort, kon uitgroeien.
Het vertalen en de vertaalwetenschap kreeg in ‘Dutch Crossing’ meer dan gewone aandacht, waarbij het blad zelfs een pioniersrol vervulde; hierbij werd ook de Nederlandse 17de-eeuwse produktie niet geschuwd. Dat heel wat vertalers in dit blad een kans kregen bewijst de ‘Index of translators’, met meer dan vijftig namen.
Tot slot van de Index krijgen we een goed overzicht van de achtereenvolgende samenstellingen van de redactie, met P. Vincent en Th. Hermans als spilfiguren. Collegialiteit blijkt evenwel steeds de stelregel geweest te zijn, want nooit in deze tien jaar zien we ook maar één naam in de schijnwerper komen.
Door het verruimde opzet zal het volgende decennium er totaal anders uitzien. Dat wordt alvast door de redactie voorspeld, en is een onmiskenbaar teken van vitaliteit. De uitgave kwam tot stand dank zij de steun van de Willem de Zwijger-Stichting.
Frits PITTERY
| |
Regionale ontgrenzing
Vanaf oude tijden heeft de mens met grenzen in de zin van afbakeningen van politieke invloedssferen te maken gehad. Toch hebben ze in het verleden nooit die betekenis gehad, die er in veel gevallen vandaag wel aan moet worden toegekend. Vooral in die gebieden, waar niet één of andere natuurlijke hindernis (rivier, zee, gebergte) aanwezig was, werd de grens vaak niet ervaren als een scheidslijn; terecht sprak men over een grensgebied, waarmee de betekenis van overgangsgebied onderstreept werd. Dat de bewoners een dergelijke fijn niet als
| |
| |
hinderlijk hebben ervaren, blijkt uit de veelheid aan contacten die over en weer onderhouden werden. Te denken valt in dit verband ook aan het gemeenschappelijke op het gebied van taal, gewoonten, bouwstijl en kerkelijk samenleven. Een prachtig mooi voorbeeld is het grensgebied dat gevormd wordt door (aan Nederlandse kant) Twente en de Achterhoek en (aan Duitse kant) de Kreisen Borken en Graafschap Bentheim.
| |
Staatsnationalisme
Op het punt van b.v. de handelscontacten werd de mensen eertijds geen strobreed in de weg gelegd. Via de Vecht en de Berkel vond de uitwisseling van goederen plaats; Zwolle en Zutphen waren de natuurlijke ‘uitvalspoorten’ van deze Duitse gebieden.
In deze toestand kwam eerst duidelijk een negatieve verandering in de loop van de vorige eeuw. Gevoed door de Romantiek won het staatsnationalisme steeds meer veld. De openheid van het grensgebied nam af. Als gevolg kreeg men in toenemende mate af te rekenen met allerlei beperkende maatregelen, die op den duur uiteengroeiend werkten; men begon elkaar uit het oog te verliezen.
Het is vooral de bevolking in het vroegere overgangsgebied die het meest de gevolgen van deze gang van zaken heeft ervaren, zowel op het persoonlijk/familiale vlak als in het leven als gemeenschap. De grens werd een scheidslijn die steeds sterker het karakter ging krijgen van een in twee richtingen werkende elkaar afstotende kracht. Heel duidelijk kwam dat aspect aan het licht in de jaren van de Eerste Wereldoorlog. Achteraf zou blijken dat dit nog maar kinderspel was vergeleken bij datgene wat er zich op dit vlak voltrok in de jaren die vooraf gingen aan de Tweede Wereldoorlog. Toen werden de bewoners uit het Nederlands-Duitse grensgebied eerst goed doordrongen van de politieke en economische betekenis die schuil gaat in het begrip ‘grens’.
Na de oorlog is in deze toestand niet op slag verandering gekomen. In zekere zin had men zich graag bij de gang van zaken neergelegd met als gevolg een doorgaande vervreemding van elkaar. Toch is men niet overal even gelukkig geweest met deze situatie. Immers aan de éne kant streefde men naar een Europa dat tot een zo groot mogelijke politieke eenheid gebracht zou moeten worden; aan de andere kant werd in toenemende mate de wacht betrokken bij de grens. Het zijn initiatieven van de bewoners uit grensgebieden geweest met behulp waarvan men heeft geprobeerd deze cirkel te doorbreken. En zonder succes zijn ze niet geweest, getuige het aantal Euregio's dat in de loop van de na-oorlogse jaren gestalte gekregen heeft.
| |
Euregio
In het zoals hierboven aangeduide Nederlands-Duitse grensgebied had men ernstig af te rekenen met een groeiende ontevredenheid met de ontstane toestand. Het is met name een figuur als Alfred Moser geweest, die met grote scherpte heeft ingezien dat er wezenlijk iets moest gebeuren. Hij heeft er zich dan ook met zijn volle persoonlijkheid voor ingezet dat de grens aan scherpte ging verliezen, niet op het vlak van grens als politieke scheidslijn, maar wel vanuit sociaal en economisch oogpunt. Het is mee door zijn toedoen geweest, dat men over de grens heen elkaar weer is gaan ontdekken en oog is gaan krijgen voor het vele gemeenschappelijke.
Hieruit is langzaam maar zeker een gewestelijk samenwerkingsverband over de staatsgrens heen gegroeid. Opvallend hierbij is dat men niet op de economische poot is blijven staan. In de loop der jaren is het terrein waarop de grensoverschrijdende samenwerking gestalte heeft gekregen steeds groter geworden.
| |
Inform
Om over al de facetten van samenwerking het nodige wereldkundig te kunnen maken, werd een eigen ‘spreekbuis’ steeds duidelijker als een noodzaak ervaren. En zo werd dan in 1984 begonnen met de uitgave van het viermaandelijks verschijnende ‘Euregio-Inform’. Het wordt ter beschikking gesteld ‘aan ieder die direct of indirect bij het grensoverschrijdende werk betrokken is’.
De opzet beantwoordt volledig aan het doel. Allereerst is er de inhoud. Daaruit komt duidelijk naar voren welke vlucht deze samenwerking gekregen heeft. Dat wil niet zeggen dat alles probleemloos verloopt. Dat blijkt wel uit de oproep van de voorzitter van de Interregionale Vakbondsraad Rijn-IJssel-Eems; hij is van mening dat in bepaalde gevallen de eigen belangen van gemeente of Kreis ondergeschikt gemaakt moeten worden aan de gezamenlijke van de Euregio. Verder wordt aandacht besteed aan verwerkelijkingen op het gebied van toerisme (Euregio-wandelpad, kanoroute), sociaal-cultureel werk (muziekscholenfestival, jeugd- en bejaardenuitwisseling) en taalonderwijs (uitreiking basis-diploma Niederländisch).
Elke bladzijde telt twee kolommen tekst waarvan de één de Duitse en de andere de Nederlandse versie geeft. Door deze vormgeving hoeft niemand zich buitengesloten te voelen; op deze wijze kan de informatiecirkel zo groot mogelijk getrokken worden.
Marten HEIDA
EUREGIO-INFORM,
Postbus 6008, 7603 GA Enschede
| |
De staatshervorming
Van A.G. De Cuyper en J.G. de Bruyne verscheen ‘De Staatshervorming, bijzondere problemen’. Het boek gaat in op een aantal problemen i.v.m. de Belgische Staatshervorming, niet alleen voor Nederlanders, maar soms ook voor de Vlaming zelf een nog duistere aangelegenheid. De auteurs betogen dat alleen de Vlaamse Raad bevoegd is om het onderwijs in het Nederlands taalgebied te regelen. Met het decreet van de Franse Gemeenschap waarbij Franstalig onderwijs in Vlaanderen zou kunnen georganiseerd worden, gaat deze Gemeenschap bijgevolg haar bevoegdheid te buiten.
De voorwaarden en de middelen worden onderzocht om het onderwijs volledig aan de gemeenschappen toe te vertrouwen. Verder wordt het begrip ‘persoonsgebonden aangelegenheden’ uitgelegd en verdedigen de auteurs hun interpretatie tegenover die van de Raad van State.
Vervolgens worden de nationaal gebleven economische sectoren behandeld en de voordelen van een regionalisering ervan. De bevoegdheden van de Gemeenschappen en Gewesten inzake internationale betrekkingen worden onder de loep genomen en becommentarieerd.
Bewezen wordt dat de Gemeenschappen en in zekere mate ook de Gewesten de internationale rechtsbekwaamheid bezitten. Wat de Vlaamse Gemeenschap betreft, moet de Vlaamse Regering betrokken worden bij de onderhandelingen over internationale akkoorden m.b.t. zowel plaatsgebonden als culturele-, onderwijs- en persoonsgebonden materies en moet de Vlaamse Raad zijn instemming betuigen met de akkoorden over de tweede soort aangelegenheden.
Het moet worden erkend dat het Staatshoofd, de centrale Regering en het Parle- | |
| |
ment terzake ook bevoegd blijven. Het gevolg hiervan is dat de bevoegdheden van de centrale overheid enerzijds en die van de Gemeenschappen en de Gewesten anderzijds in deze materie elkaar doorkruisen en overlappen, en dat, om de autonomie te verzekeren, de Grondwet moet worden aangepast teneinde ook de internationale samenwerking volledig te kunnen communautariseren.
Met betrekking tot de financiering wordt er uitgebreid uiteengezet hoe de gemeenschappen en de gewesten hun middelen toebedeeld krijgen. Hieruit blijkt duidelijk hoe complex deze materie is.
Naast het uitwerken van een sluitend systeem zodat belastingsontwijking en dubbele heffing onmogelijk worden gemaakt, moet er gestreefd worden naar vereenvoudiging. Hoofddoel moet zijn dat de deelgebieden een eigen fiscaliteit kunnen ontwikkelen gestoeld op financiële verantwoordelijkheid. In een laatste hoofdstuk volgt een algemene beoordeling van de staatshervorming 1970-1980 waaruit blijkt dat de Grondwet nog ingrijpende wijzigingen moet ondergaan om aan de Gemeenschappen zelfbestuur te kunnen verlenen.
Kritische bedenkingen bij de huidige Staatsstructuur en de bespreking van een recent voorstel van staatshervorming kunnen hiertoe bijdragen.
Vertrekkend van de huidige structuur van het Hoofdstedelijk gebied en rekening houdend met een aantal beginselen en krachtlijnen waaraan uit Vlaams oogpunt een statuut voor Brussel moet voldoen en waaraan een gefundeerde verantwoording wordt gegeven, wordt er een concrete schets van een structuur voor het Hoofdstedelijk gebied uitgetekend.
Tot slot worden de verschillende stadia in de hervorming van de Staat chronologisch voorgesteld en wordt aan de studie een uitgebreide bibliografie, vooral sinds 1980 toegevoegd.
Het boek telt 316 blz., is verkrijgbaar tegen de prijs van 815 fr. + 85 fr. verpakkingsen verzendingskosten, hetzij 900 fr., te storten op rekening 428-9108731-76 van DE CUYPER-DE BRUYNE, Brand Whitlocklaan 139, 1200 Brussel, met vermelding ‘De Staatshervorming’.
| |
Vriezenveners in Rusland
Wie toevalligerwijs de Oudheidkamer in het Overijsselse Vriezenveen bezoekt, vindt hier tot zijn verrassing naast de gebruikelijke historische voorwerpen en klederdrachten een zaal waar allerlei tastbare herinneringen aanwezig zijn aan de langdurige relaties tussen Vriezenveen en het tsaristische Rusland. Deze permanente expositie heeft opnieuw actualiteit gekregen door de reizen die Vriezenveners de laatste jaren naar de Sovjetunie organiseerden. Vriezenveen dankt zijn naam aan de Friezen, die zich hier omstreeks 1400 vestigden om het veen te ontginnen. Vele Vriezenveners trokken, gedreven door armoede, sinds de achttiende eeuw tot aan de revolutie per huifkar naar St.-Petersburg om daar allerlei waren aan de man te brengen. Over de geschiedenis van deze ‘Rusluie’ is reeds het een en ander geschreven, ook door de auteur van het onlangs verschenen boek, Johan Hosmar ‘De Ruslandvaarders’ (uitgave ‘Europese Bibliotheek’ Zaltbommel, prijs f 39,90). De schrijver heeft zich ruim veertig jaar verdiept in de geschiedenis van de Nederlands-Russische betrekkingen op handels- en maritiem gebied, waarbij de ‘Rusluie’ centraal stonden. De laatste decennia houdt hij zich ook bezig met onderzoek naar de Hollandse kolonies in Siberië. Sedert 1976 wist hij een grote collectie Russisch foto- en documentatiemateriaal bijeen te brengen. Voor zijn boek heeft Hosmar gebruik gemaakt van reisverslagen, dagboeken, scripties en ook onderzoek gedaan in archieven. ‘De Ruslandvaarders’ geeft een boeiend relaas van het wel en wee van de Vriezenveense ‘Rusluie’, die met hun waren naar de vroegere Russische hoofdstad St.-Petersburg trokken en zich daar soms definitief vestigden. Velen slaagden erin tot grote welvaart te komen en kregen soms belangrijke functies in Russische staatsdienst zoals de admiraals Cornelis Cruys en Wicher Berkhoff. Hosmar schetst allereerst de ontwikkeling
van de handel en de handelspraktijken van de Vriezenveense kooplieden. Ook wijdt hij aandacht aan de inspannende en niet altijd ongevaarlijke reizen van de Vriezenveners naar de Russische hoofdstad. De tochten gingen meestal per huifkar naar Lübeck en verder over zee. Belangrijke handelsprodukten waren zaad en linnen. Ook speelden een aantal ‘Rusluie’ een rol in de Russische zoutindustrie. Bovendien hebben zij belangrijke functies vervuld in de Russische scheepsbouw en marine. Een centrale plaats in het leven van de Vriezenveners had de Hervormde Kerk aan de Newski Prospekt in St.-Petersburg, die nu ingericht is als openbare bibliotheek. De revolutie maakte een einde aan de handelsactiviteiten van de ‘Rusluie’. Zij moesten met tegenzin afscheid nemen van hun ‘Hollandse wijk’ in St.-Petersburg. Maar de herinneringen aan hen zijn gebleven, ook in het hedendaagse Rusland. In zijn voorwoord wijst de schrijver erop, dat nog vele archieven geïnventariseerd en veel materiaal bestudeerd zal moeten worden. Het fraai uitgevoerde, van vele foto's voorziene boek geeft een veelzijdige informatie over een interessant aspect van de geschiedenis van de Nederlands-Russische betrekkingen. Tot slot wijs ik er nog op, dat hetzelfde onderwerp wordt behandeld door J. Gramser in ‘Aantekeningen over de Hollandse kolonie te St.-Petersburg’ (1966), D.G. Harmsen ‘Vriezenveners in Rusland’ (1966), terwijl J. Hosmar zelf in 1976 reeds een boek publiceerde ‘Vriezenveense Rusluie in het rijk der tsaren’ waarin ook andere onderwerpen worden behandeld dan in zijn nieuwe boek.
P. KRUG
| |
Grensoverschrijdende dialectdag in het Achterhoekse Lievelde
Op zaterdag 31 oktober 1987 werd op ‘De Daele’ van de museumboerderij ‘Erve Kots’ te Lievelde in de Gelderse Achterhoek de 23e grensoverschrijdende dialectdag gehouden. Deze dag wordt jaarlijks georganiseerd door de Arbeitsgemeinschaft/Stichting Culturele Grenscontacten Achterhoek-Westmunsterland. En dit gebeurt in nauwe samenwerking met aan Duitse kant de Kulturkreis Schloss Raesfeld en aan Nederlandse zijde het Staring Instituut en de Dialectkring Achterhoek-Liemers.
In zijn openingswoord onderstreepte voorzitter D. Bekius de betekenis van het Staring Instituut, dat belangrijk werk heeft verricht voor de Achterhoekse en Liemerse dialecten. Dank zij de medewerking van vrijwilligers kon drie jaar geleden het eerste deel van een dialectwoordenboek worden voorgesteld.
Nu werd het tweede deel van het Woordenboek van de Achterhoekse en Liemerse dialecten (WALD) uitgegeven.
Dr. Schaars herinnerde eraan dat de Eskimo's trots zijn op de vele woorden waarmee ze het begrip ‘sneeuw’ kunnen aanduiden; maar de Achterhoekers hoeven niet onder te doen als het gaat om ‘zand’. En dan het weer; daarover raakt men in
| |
| |
deze streek van Nederland en het aangrenzende Westmunsterland niet uitgepraat. Een speciaal woord van welkom richtte hij aan dr. Hugo Ryckeboer uit Gent die met enkele van zijn medewerkers aanwezig was. Sprekend over ‘Mundartwörterbücher im Westfälischen’ vestigde Dr. Rupert Damme er allereerst de aandacht op dat hij het woord ‘Westfälisch’ met opzet gekozen had; hij wilde daarmee aangeven dat het taalkundige aspect niet samenvalt met de politieke grenzen van het huidige Westfalen als deel van de bondsstaat Noordrijnland-Westfalen.
Het was met name dr. Schaars die het grensoverschrijdend karakter benadrukte, niet alleen van deze dag maar ook met betrekking tot de totstandkoming van het tweede deel van het WALD. R. Pingel, Oberkreisdirektor van de Kreis Borken, stelde dat er in de grensregio's een grote rol is weggelegd voor de streektalen.
Op een geheel eigen wijze werd het grensoverschrijdend karakter van deze dag beklemtoond tijdens het middagprogramma.
Allereerst was daar het optreden van de zang- en muziekgroep ‘Intüschkentied’ uit Ahaus, die een aantal liederen in de streektaal vertolkte. Maar het hoogtepunt was zonder meer het optreden van het poppentheater ‘Hidigeigei’ uit Marl, dat een voorstelling gaf van het sprookje ‘Van de Fisker en sine Frau’ van Ph. O. Runge. Dit was een uiting van volkskunst van een uitzonderlijk hoog niveau.
Marten HEIDA
Belangstellenden voor het tweede deel van het Woordenboek van de Achterhoekse en Liemerse Dialecten kunnen zich richten tot het Staring Instituut, Grutstraat 31, 7001 BW Doetinchem (Nederland).
| |
Nederlands-Amerikaanse betrekkingen
Mrs. M.J. Gertrude Reichenbach-Consten (directeur van het ‘Dutch-Flemish Studies Program’ van de Universiteit van Pennsylvania te Philadelphia, 750 Williams Hall) zond ons het boek ‘Two hundred years of Netherlands-American interaction’, een bundel studies over de Nederlands-Amerikaanse betrekkingen. Prof. J.W. Schulte Nordholt schreef over ‘200 years of Dutch-American relations: Alliance and alienation’ en Kingdon Gould over ‘Two hundred years of Dutch-American diplomacy’. De bekende Oost-Azië-specialist Marius B. Jansen vroeg aandacht voor ‘The Netherlands, role in the opening of Japan’ en oud-premier A.A.M. van Agt voor het onderwerp ‘Republiek en monarchie’. Andere actuele onderwerpen, die in deze bundel worden behandeld, zijn de Nederlandse samenwerking met de Derde Wereld, de kernbewapening en de vredesbeweging in Europa, de kerken en de kernbewapening. Het boek wordt afgesloten met een bijdrage van de Nederlandse consul-generaal in New York L. Quarles van Ufford ‘Are the Dutch good friends?’.
P.K.
|
|