mogelijk het Nederlands als bijvak voor de licentie Duits of Engels te kiezen.
In 1968 kreeg de vroegere faculteit der Letteren de naam van Rijsel III. Zij werd onderverdeeld in ‘Unités d'enseignement et de recherches’ (UER). De afdeling Duits, de sectie Nederlands en de nieuwe cursus Zweedse taal- en letterkunde vormden samen de ‘UER d'études Germaniques’. Hierin behield het Nederlands zijn hoedanigheid van bijvak bij het behalen, na twee jaar studie, van het ‘Diplôme Universitaire d'Etudes Littéraires’. De naam van dit laatste diploma werd thans veranderd in ‘Diplôme d'Etudes Universitaires générales’ (DEUG).
Op 29 september 1970 verscheen in het Franse Staatsblad een besluit van de Franse onderwijsminister Guichard betreffende het onderwijs van de vreemde talen voor de baccalaureaatsexamens. Voor deze examens mochten de studenten het Nederlands kiezen zowel voor de schriftelijke als mondelinge proeven. Hierdoor kwam het Nederlands op gelijke voet met het Duits, het Engels, het Spaans, het Italiaans, het Russisch. Aansluitend hierbij zou minister Guichard bekend maken aan welke universiteiten de examens Nederlands konden afgelegd worden. Zo verscheen in het Staatsblad van 14 maart 1971 het besluit van 8 maart 1971 waarin bepaald werd dat het Nederlands mag onderwezen worden in de academische districten Rijsel, Parijs en Straatsburg. Voor de opening van een leergang Nederlands eerste of tweede vreemde taal in het middelbaar onderwijs zijn acht aanvragen vereist, voor een nieuwe cursus derde vreemde taal zijn vijftien aanvragen vereist.
Op 5 mei 1971 verschijnt een besluit om de opleiding van leraars Nederlands te bespoedigen. Er zullen namelijk facultatieve proeven Nederlands ingericht worden in het CAPES Duits en Engels. CAPES betekent: ‘Certificat d'Aptitudes au Professorat de l'Enseignement Secondaire’, en is één van de drie bevoegdheidsgetuigschriften voor de leraars Middelbaar Onderwijs. De leraars die deze facultatieve proeven Nederlands met goed gevolg hebben afgelegd, kunnen dan naast Engels en/of Duits ook Nederlands geven. In 1974 wordt de wet Deixonne uitgebreid tot Corsica. Eveneens in 1974 wordt het Nederlands bevorderd tot hoofdvak in het DEUG (Diplome d'Etudes Universitaires Générales).
In 1977 wordt een licentie Nederlands opgericht aan de universiteit van Rijsel III.
In 1978 kwam een ‘Centre d'Etudes Néerlandaises’ tot stand onder leiding van Prof. Theys. Rijsel III is thans de enige universiteit in Frankrijk waar men het Nederlands als hoofdvak kan studeren. Dat er thans te weinig studenten het Nederlands als hoofdvak nemen, is wel te wijten aan de ontstentenis van een degelijk onderwijs van de Nederlandse taal in de middelbare scholen. Afgestudeerden aan dit ‘Centre d'Etudes Néerlandaises’ hebben aldus weinig toekomstmogelijkheden.
In 1980 werden er besprekingen gevoerd tussen het ‘Rectorat de l'Académie de Lille’ en het Nederlands Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen. Men kwam tot het besluit om met ingang van het schooljaar 1981-82 in het kader van het Frans-Nederlands Cultureel Verdrag, een programma van pedagogische samenwerking tussen de ‘Académie de Lille’ en Nederland tot stand te brengen met als doel: het organiseren van gemeenschappelijke onderwijsprojecten tussen middelbare instellingen, en het bevorderen van de studie van het Nederlands op de Franse scholen en van het Frans op de Nederlandse scholen.
In 1981 beloofde François Mitterand tijdens de verkiezingscampagne voor het presidentschap iets te doen voor de minderheden in Frankrijk. Op een brief van 15 maart 1981 uitgaande van het bestuur van de ‘Elsass Lothringischer Volksbund’ waarin gevraagd werd aan de kandidaten voor het presidentschap zich schriftelijk te verbinden het onderwijs in de moedertaal in te richten voor de Bretoenen, Occitanen, Basken, Corsicanen, Catalanen, Vlamingen en Elzassers, antwoordde de heer Pierre Bérégovoy, Chargé des Relations Extérieures de François Mitterand, in een brief van 15 april 1981 het volgende: ‘...sans que l'étude de la langue nationale en soit, pour autant abandonnée, dans les aires d'influence reconnues, tout enfant qui voudra apprendre ou se perfectionner dans sa langue maternelle ou régionale devra en obtenir les moyens dès l'école primaire’.
Op 21 juni 1982 verscheen de circulaire nr. 82-261 van de heer Savary, minister van nationale opvoeding onder president Mitterand, over het onderwijs van de regionale talen en culturen. Na ruggespraak met de syndicale organisaties, de ouderverenigingen en de verenigingen gespecialiseerd in de studie en de promotie van de regionale talen, en na kennisname van hun voorstellen, stelde hij hierin een geheel van maatregelen voor die volgens hem beantwoordden aan de noden en de mogelijkheden van het ogenblik. Dit actieprogramma voor een duur van drie jaar, was gebaseerd op de drie volgende principes: de staat verbindt er zich toe het onderwijs van de regionale talen en culturen te organiseren, dit onderwijs krijgt een eigen statuut en het steunt op de vrije wil van leerlingen en leraars. In de kleuterschool dienen de jonge kinderen opgevangen te worden in de regionale taal. In de basisschool zou dan gedurende één tot drie uren per week door vrijwillige leraars deze taal onderwezen worden.
In de normaalscholen dienen de nodige maatregelen