Onderwijs aan Nederlandstaligen in het buitenland
Er zijn meerdere redenen om een geëigend onderwijs te rechtvaardigen aan kinderen van Nederlandstaligen in het buitenland. Dit is beslist het geval voor de kinderen van hen die tijdelijk buitenlandse opdrachten vervullen: die kinderen moeten op elk ogenblik en in de beste omstandigheden in het moederland in het lopend onderwijscircuit kunnen opgenomen worden wanneer ze uit het buitenland terugkeerden.
Van Belgische kant zijn de enige voorzieningen terzake de scholen in het kader van de Nato-aanwezigheid in Duitsland, en de scholen in het kader van de Ontwikkelingshulp in Zaïre, Ruanda en Burundi.
Van Nederlandse kant zijn er een 60-tal scholen in het buitenland, vooral uitgaande van privé-initiatief.
Daarnaast zijn er enkele internationale scholen waar een Nederlandstalige afdeling is, terwijl er enkele gespreide noodoplossingen een bijkomende hand uitsteken, zoals het schriftelijk onderwijs, of buitenschoolse initiatieven die uitgaan van verenigingen van Nederlandstaligen in het buitenland, in een paar gevallen zelfs van Ambassades.
In Nederland zet zich de Stichting N.O.B. (Nederlands Onderwijs in het Buitenland) in om de belangen te behartigen van de Nederlandstalige kinderen in het lager onderwijs, en beschikt voor dit jaar over een toelage van 2 miljoen gulden, zodat per Nederlands kind, dat in zijn eigen taal in het buitenland studeert, een tussenkomst van 700 gulden kan uitbetaald worden.
Van Vlaamse kant waren tot nog toe geen voorzieningen beschikbaar. Na voorbereidende besprekingen tussen de Stichting N.O.B. en V.I.W. (Vlamingen in de Wereld), die een samenwerking beogen inzake het onderwijs aan Nederlandstalige kinderen in het buitenland, werd de vraag, wat Vlaanderen betreft, voorgelegd aan de V.V.O.B. (Vlaamse Vereniging voor Opleidingsprogramma's in het Buitenland - waarvan VIW medestichter is).
Op 19 oktober jl. had in Den Haag, op de zetel van de Taalunie, met secretaris-generaal de Hoog als gastheer en als voorzitter van de vergadering, een eerste ontmoeting plaats tussen de Stichting N.O.B. en de V.V.O.B.
De idee van samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland inzake vermeld onderwijs, is sinds lang levend en gewenst in verschillende middens; niet in het minst in de middens van het A.N.V. en het A.N.C. Tijdens deze ontmoeting S.N.O.B. - V.V.O.B. is wellicht een eerste stap gezet, door geëigende en/of bemiddelde instanties om de idee een begin van verwezenlijking te bieden.
Een eerste vereiste is de bestaande infrastructuren te kennen, alsook de inhoud en de waarde van programma's en diploma's, - om bij een samenbundeling van Nederlandse en Vlaamse krachten op een zelfde golflengte te komen, die bovendien afgestemd is op de programma's en diploma's uit het moederland. Het doel is dat alle Nederlandstalige kinderen toegang krijgen tot zowel de Nederlandse als de Vlaamse Scholen in het buitenland, en dit onder dezelfde voorwaarden.
De weg is nog lang. Want de onderwijsplant van Nederland enerzijds en van Vlaanderen anderzijds is pragmatisch ongeordend gegroeid naar de zeldzame open deuren van waar wat licht doordrong; deze wildgroei zou nu een rationeler en beter geleide ontwikkeling kunnen krijgen. De weg is lang, maar niet onoverzichtelijk.
A. Verthé