plaatsgehad, namelijk op donderdag 13 januari 1983 in het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen in Den Haag. De vijf betrokken Ministers waren aanwezig. Gastheer en Voorzitter was de heer W.J. Deetman, Minister van Onderwijs en Wetenschappen.
De vergadering was voorbereid door de reeds voorhanden zijnde leden van het Algemeen Secretariaat onder leiding van de heer B. De Hoog, Algemeen Secretaris. De weerhouden agendapunten waren: benoemingen in het algemeen secretariaat, werk- en beleidsprogramma 1983, begroting 1983, meerjarenperspectief 1984-1988, Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren.
Inzake het Algemeen Secretariaat werden bij protocol volgende aanstellingen ondertekend, zulks met ingang van 1 februari 1983: de heer O. De Wandel tot Plaatsvervangend Algemeen Secretaris en hoofdmedewerker voor Letteren, de heer F. Debrabandere tot hoofdmedewerker voor Taalonderwijs, de heer F. Vanderputte tot medewerker. Het betreft telkens aanstellingen voor de fase die geheten is ‘Taalunie-in-oprichting’ en die loopt tot 31 december 1983; tijdens bedoelde fase is het advies van de Raad voor Taal en Letteren niet vereist. Ingevolge voormelde aanstellingen is Vlaanderen in het Algemeen Secretariaat op de voorziene wijze vertegenwoordigd.
De aanstellingen van Vlaams uitvoerend personeel dienen nog geregeld te worden, zulks in functie van de noodzaak die nog moet blijken en ook afhankelijk van het statuut dat aan het personeel kan verleend worden; het onderzoek naar dat statuut is trouwens nog aan de gang.
Inzake het programma 1983 en volgende jaren zoals voorgelegd door de Algemeen Secretaris spraken de Ministers zich gunstig uit. Vastgesteld werd dat in verscheidene kringen hoge verwachtingen gesteld worden in de Taalunie. Derhalve zijn in de meerjarenplanning ook een groot aantal operationele terreinen vooropgesteld, o.m. het Nederlands extra muros, de Belgisch-Nederlandse instituten; het medialandschap, de Nederlandse spraakkunst, het Nederlands in de E.E.G., Frans-Vlaanderen, de terminologie, de spelling...
Overeengekomen werd dat een commissie van ambtenaren betrokken zou worden bij de besluitvorming.
(2) Wat betreft de begroting:
De begroting van de Vlaamse Gemeenschap 1982 voorzag een bedrag van 7 miljoen voor de Taalunie. Vijf miljoen ervan werd op 18 januari 1983 door het Commissariaat-generaal voor de Internationale Culturele Samenwerking overgemaakt op de bankrekening van de Taalunie. Dat bedrag vertegenwoordigt een derde van het geraamde onkostenbeloop 1982, wat verhoudingsgewijs overeenstemt met het aandeel dat de Vlaamse Gemeenschap krachtens het Verdrag dient bij te dragen. In die onkosten zijn vervat: de lonen, representatiekosten, verzekering, onderhoud, werkingskosten, inventaris, reis- en verblijfkosten, vergaderkosten, bibliotheek en abonnementen.
- De rekeningen worden gecontroleerd door een accountant, zijn verslag wordt overgemaakt aan het Comité van Ministers.
(3) Wat betreft de Raad voor Taal en Letteren:
Die Raad zal bestaan uit 45 leden, waarvan er 15 benoemd worden door de betrokken Vlaamse Ministers, 15 door de Nederlandse Ministers en 15 door het gezamenlijk Comité van Ministers.
Aan Vlaamse zijde werd een voorstel gevraagd en gekregen vanwege de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. Rekening dient gehouden met het cultuurpact en met de verscheidene domeinen waarop de Taalunie betrekking heeft. De onderhandelingen en onderzoekingen zijn ook aan Nederlandse zijde nog aan de gang.
Nagestreefd wordt de Raad na de zomer te installeren zodat hij operationeel wordt bij het verstrijken van de fase Taalunie-in-oprichting.
(4) Wat betreft de Interparlementaire Commissie:
Die Commissie omvat ten minste 14 leden, waarvan de helft gekozen worden uit en door de Vlaamse Raad.
K. POMA