Neerlandia. Jaargang 86
(1982)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 188]
| |
Boeken en brievenTwee publicaties van prof. dr. H.J. PrakkeVan de hand van prof. dr. H.J. Prakke verscheen een publicatie, opgedragen aan zijn collega prof. Fridtjof Hamel, onder de titel ‘Het Fries Grafisch Museum’. Het is al weer enige tijd geleden, maar op dit moment actueel omdat de interesse voor het Fries Grafisch Museum groot is. Waarschijnlijk omdat, zoals prof. Prakke, opmerkt: ‘De drukkunst - in de loop van vijf eeuwen gestadig ontwikkeld - nu vrij plotseling in een technische stroomversnelling is geraakt door (kort gezegd) de verdringing van het lood door het licht’. Bijzonder typerend uitgedrukt. En hij voegt er aan toe, dat oude machines en gereedschappen in grote getale op de schroothoop terecht gekomen en vernietigd zijn. Ook in Friesland. Van alle kanten heeft men zich ingespannen om ‘de waardevolle traditie van vijf eeuwen boekdrukkunst, als visuele communicatievorm en als kunstuiting te bewaren en gestalte te geven’ (doel van de Stichting ‘Fries Grafisch Museum’). Onder leiding van prof. dr. G.W. Ovink is men begonnen het in de oorlog vernietigde nationale Grafische Museum in Utrecht opnieuw in te richten. In Leeuwarden werd het Fries Grafisch Museum in het Fries Museum ondergebracht. Op een boeiende wijze beschrijft prof. Prakke de communicatie-revolutie van de vijftiende eeuw, de boekdrukkunst, de strijd tussen de Costerianen en de Gutenbergianen. Hij staat stil bij de figuur van de eerste Friese Academiedrukker, AEgidius Radaeus. Antwerpen was in de zestiende eeuw het centrum van de boekdrukkunst. AEgidius Radaeus was de Vlaming Gillis vanden Rade, die zich in Franeker vestigde. Hij was ook de uitgever van Jan van der Noot en van Marnix van St.-Aldegonde. Zijn benoeming had hij te danken aan de professoren Drusius, afkomstig van Oudenaarde en Henricus Schotanus, die hij beiden bij Plantijn in Antwerpen had leren kennen. Prof. Prakke besteedt voorts aandacht in zijn publicatie aan de Friese Kopperprenten en aan tal van andere wetenswaardigheden. | |
CoverenIn nr. 4/1982 van ‘Neerlandia’ staat op blz. 120 een bijzonder fraaie zin. Onder het kopje ‘Mundial - De Saedeleer’ staat (het staat er werkelijk!) ‘en met de BRT de afspraak was gemaakt om gezamenlijk - ieder om beurt - de matchen te coveren’ (In het Nederlands vertaald betekent dit de wedstrijden te verslaan). Het ANV is geen vereniging van taalpuriteinen, maar er zijn op dit gebied wel grenzen. Het doet mij denken aan het soort ‘Nederlands’, door een nederlandse arbeider, die in de 2e wereldoorlog gedwongen in Duitsland werkte, die zei: ‘dat hij met de stratenbaan langs het baanhof voer naar de krankenkas, om een krankenschein (dit laatste woord op zijn Nederlands uit te spreken) te bekomen) (deze zin is werkelijk gebruikt). Van ‘Neerlandia’ verwacht ik wel iets beter, anders kunnen we de Nederlandse taalunion wel cancelleren. J.A. NEUIJEN jr. | |
Egmond en HorneIn haar artikel over het Plakkaat van Verlatinge (Uw blad jaargang 1982, nr. 1, blz. 12) spreekt Marjolein Gijsels in navolging van de schoolboekjes over Egmond en Hoorn. Dat doet velen denken aan de stad Hoorn in Noord-Holland. Maar niets is minder waar. Die stad was geen graafschap. Men dient dan ook te spreken van Horne, 'n graafschap, liggende tussen Roermond en Weert. De graven hadden hun stamslot in het kasteel van het dorp Horn en resideerden later in hun kasteel te Weert. Daar is ‘Hoorn’ dan ook begraven na zijn onthoofding. 't Verhaal gaat, dat, toen Willem de Zwijger ging uitwijken uit de Nederlanden en afscheid nam van zijn vriend en collega Philips van Montmorency, Graaf van Horne, Heer van Weert, Nederweert en Wessem, Ridder van het Gulden Vlies, lid van de Raad van State, Admiraal, Stadhouder enz. enz. enz., Philips tot Willem zei: ‘Vaarwel, Prins zonder land’, doelend op de vast komende verbeurdverklaring van zijn nederlandse bezitting. Willem zou toen tegen Philips gezegd hebben: ‘Vaarwel, Graaf zonder hoofd’, er op doelende dat hij door te blijven vast zijn hoofd riskeerde, hetgeen ook uitgekomen is. Philips heeft echter niet alleen zijn hoofd maar ook in zekere zin zoals gezegd met ‘Hoorn’ zijn naam verloren. Weliswaar wordt in wetenschappelijke werken bewust en terecht meer en meer van ‘Horne’ gesproken, maar eer dat in de schoolboekjes doordruppelt, duurt 't vast nog drie generaties van schoolkinderen. Met de plaats waar Philips begraven ligt, is 't al eender gegaan. Hooft zegt in zijn veel geraadpleegd standaardwerk Nederlandse Historieën, dat Philips in ‘de Kempen’ begraven ligt, hoewel hij net zo goed Weert had kunnen zeggen, want dat stond blijkens ooggetuigenGa naar voetnoot(1) van meet af aan vast, zodat men er bij de jongste opgravingen echt niet aan behoefde te twijfelen. Om de verwarring echter nog groter te maken maakte de bekende engelse historieschrijver J.L. MotleyGa naar voetnoot(2) er van, dat Philips in ‘Kempen’ begraven werd, suggererende de stad Kempen in Rijnland, waarmee Philips totaal niets van doen had. Bij dat alles komt ook nog de gerezen twijfel aan de identiteit van het onlangs te Weert gevonden corpus en het verhaal is compleet. Wat iemand na zijn dood al niet te wachten staat!
Weert Mr. Stan SMEETS |
|