Neerlandia. Jaargang 84
(1980)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vijfpuntenprogramma van de A.N.C.-werkgroepenHet Congres werkt een jaar lang verder in zijn afdelingen en studiecellen met als programma:
Het resultaat wordt gepubliceerd in werkstukken die samen een Algemeen-Nederlands Archief vormen. Zij vormen de grondslag van de congres-werkzaamheden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
UitnodigingIn voorbereiding van het Algemeen-Nederlands Congres vinden op 29 maart en op 4 april twee belangrijke studiebijeenkomsten plaats. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Noord-Zuid Contactdag voor het Boek zondag 29 maart 1981, 10 u.Campus Limburgs Universitair Centrum (L.U.C.) Diepenbeek. Inleidingen en discussies omtrent: - mogelijkheden en begrenzingen voor het boek in een relatief klein taalgebied, - professionalisering van de boekenbranche, - logistieke ondersteuning voor het boek, - markt, - prijs, - promotie. Een poging tot inventarisatie van wat is, wat bindt, wat scheidt, omtrent mogelijke samenwerkings- en integratieverbanden ter bevordering van het realisatie- en verspreidingsproces van het boek in Noord en Zuid. Belangstellenden nemen contact op met: - Algemeen secretariaat L.U.C. (Universitaire Campus, B-3610 Diepenbeek) - Tel.: 011 / 22 99 61; - Sekretariaat A.N.C., Gallaitstraat 80, 1030 Schaarbeek - Tel.: 02 / 241 31 64. Inschrijving vooraf is noodzakelijk. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Studiedag Vormings- en Ontwikkelingswerk.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 202]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het 38ste Algemeen-Nederlands Congres is gestartOp zaterdag 8 november jl. werd in de aula van de V.U.B. de openingszitting van het 38ste Algemeen-Nederlands Congres gehouden.
De in de ochtend gehouden sectievergaderingen van de werkgroepen Onderwijs, Toerisme, Sport, Leefmilieu, Het Boek, de Nederlanden in de Wereld, Grensverkeer, en De Franse Nederlanden kregen een zeer ruime belangstelling.
De plenaire namiddagzitting werd bijgewoond door o.m. Minister G. Geens (Vlaamse Gemeenschap), Dr. B.J.E.M. de Hoog (raadadviseur Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen), J. Fleerackers (voorzitter Vaste Commissie voor Taaltoezicht), H. Kampen (Algemeen secretaris hoofdbestuur Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren), Dr. J. Theuwissen (directeur Interprovinciale Cultuurraad voor Vlaanderen), Dr. L. Roppe (eregouverneur Limburg), Mevr. L. van Hövell (Nederlandse ambassade te Brussel - tweede secretaris Pers - en Culturele Zaken), Prof. Dr. K. de Clerck en Dr. E. Nordlohne vertegenwoordigden respectievelijk de ministers van Nationale Opvoeding, W. Calewaert en van Onderwijs en Wetenschappen, A. Pais. Pers en Televisie waren aanwezig.
In zijn openingstoespraak dankte Drs. M.A.J.R. Dittrich overheid, zusterorganisaties en particulieren voor hun medewerking. Hij schetste de reeds bestaande samenwerking tussen Nederland en Vlaanderen en wees op de breed-internationale dimensie van het Congres: de levensverzekering voor een open Nederlandse gemeenschap in Europa, en in de wereld.
De afzonderlijke werkgroepen brachten vervolgens hun respectieve programmaverklaringen.
Na de koffiepauze situeerde Dr. jur. G.R. Piryns de nieuwe congressen als een ‘startpunt voor een versnelde integratie-beweging’. Na een bondige schets van de historische evolutie van de Nederlandse Congressen vatte hij in zeven grote punten de doelstellingen van het 38ste Congres samen. Hij onderstreepte het grote belang van een op concrete resultaten gerichte werking, zowel bij de basis als naar de overheid toe. Ook beklemtoonde hij de noodzaak van een permanent A.N.C.-secretariaat dat een onontbeerlijke continuïteit van de Congressen moet waarborgen en tevens als contact:-, studie- en documentatiecentrum zou kunnen fungeren.
Ook Prof. Dr. De Clerck onderstreepte de noodzaak voor de nieuwe congressen om hun werking op concrete resultaten af te stemmen.
Dr. Willemsen hield een referaat over ‘De Taalunie: een bekroning en een nieuw begin’. Hij vroeg zich af wat er zonder de Congressen van de gemeenschappelijke Nederlandse cultuur zou geworden zijn. Na een korte analyse van de voor de na-oorlogse Nederlands-Vlaamse verhoudingen bepalende factoren, nam Dr. Willemsen het streven naar institutionalisering van de integratie onder de loep en belandde zo bij de Taalunie zelf. Hij besloot: ‘Het nieuwe institutionele begin van een daadwerkelijke integratie kan een nieuwe dynamiek teweegbrengen waarvan ook andere sectoren kunnen profiteren. Laat het Nederlands Congres daarvan de tolk zijn’.
De algemeen-voorzitter van het Congres, Prof. dr. em. H. Fayat dankte iedereen die aan de realisatie van de nieuwe congressen meewerkt. Hij dankte prof. dr. W. de Broek (rector V.U.B.) die de lokalen van de universiteit ter beschikking van het Congres had gesteld, Prof. dr. A. Gerlo, de eerste rector van de Vlaamse Universiteit Brussel en de heer J. van Overstraeten voor de toekenning van de Jozef van Overstraetenprijs aan het Congres.
De voorlezing van het Manifest van het 38ste Algemeen-Nederlands Congres rondde de zitting af. De teksten van de referaten zijn opgenomen in het nr. 6 van het Algemeen-Nederlands Tijdschrift Neerlandia.
D. VAN DAMME | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 203]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Manifest van het 38e Algemeen-Nederlands CongresHonderdvijftig jaar na de afscheiding begroet het 38e Algemeen-Nederlands Congres de Nederlandse Taalunie als een mijlpaal èn een startpunt voor een versnelde integratiebeweging.
Het congres brengt hulde aan allen die zich, sinds de afscheiding, beijverd hebben om, over de grenzen heen, tenminste de eenheid van taal en cultuur te vrijwaren.
In het bijzonder worden hier al diegenen vermeld die tot de totstandkoming van de Nederlandse Taalunie hebben bijgedragen.
Het congres roept op tot een spoedige verwezenlijking van de taalunie en zal meewerken om er inhoud en gestalte aan te geven, in nauwe samenwerking met basiswerk en beleidsinstanties.
Het congres stelt zich bovendien tot taak op de brede terreinen van maatschappelijk leven, die niet rechtstreeks door de taalunie worden bereikt, een beweging te bevorderen tot uitwisseling en vrij verkeer van ideeën, cultuurgoederen en mensen door het samenbrengen van gelijkgerichte of gelijkgezinde groepen rond concrete gemeenschappelijke belangstellingspunten.
Het congres houdt zich ver van vrijblijvende bespiegelingen.
Met erkenning van de ingewikkelde politieke, historische en culturele werkelijkheid, werkt het aan concrete, haalbare actieprogramma's en beleidsaanbevelingen.
Het congres ziet de Algemeen-Nederlandse integratiebeweging als een noodzakelijke voorwaarde tot het overleven der Nederlandse gemeenschap als een oorspronkelijke verschijningsvorm van de menselijke cultuur.
Wars van alle particularisme en zelfgenoegzaamheid, plaatst het deze beweging in het breder kader van Benelux, Europa en de wereldgemeenschap.
Zij vormt onze bescheiden bijdrage tot het overschrijden van politieke en andere grenzen, die mensen scheiden van mensen.
Wij herdenken de verjaardag van 150 jaar afscheiding met de start van een versnelde en verdiepte integratiebeweging.
Want zowel de Nederlanden als Europa en de wereld zijn te klein om gespleten voort te leven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 204]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Sectievergadering werkgroepen op 8 november 1980OnderwijsDe werkgroep Onderwijs neemt zich voor de Noordnederlandse vertegenwoordiging wat representatiever uit te bouwen. Met het oog daarop zullen door de Vlaamse organisaties een paar Nederlandse zusterorganisaties worden aangesproken. Inmiddels is reeds werk gemaakt met het eerste A.N.C.-programmapunt, nl. de inventarisatie van het terrein. Tijdens de sectievergadering werd tevens afgesproken dat de verdere werking van de werkgroep onderwijs zich zou toespitsen op concrete problemen m.b.t. de Noord-Zuid-samenwerking, concrete actiepunten en concrete samenwerkingsprojecten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vormings- en ontwikkelingswerkDe sectie vormings- en ontwikkelingswerk bracht, onder voorzitterschap van J. Das, verslag uit over het voorbereidend werk dat reeds achter de rug ligt. L. de Lange gaf een situatieschets voor Vlaanderen, de heer J. Jacobs voor Nederland. Beide schetsen werden aangevuld door schetsen van het kultuurpolitieke kader. De vergadering besloot tevens dat gedurende het voorbreidend werkjaar een einddocument zal worden opgesteld met:
Reeds een het deelcongres van 4 april 1981 zouden deze punt en in een blauwdruk moeten opgenomen zijn. Uit de vergadering in en voorts stemmen op voor een verruiming van het begrip ‘culturele betrekkingen’, voor gelijkgerichte structuren, voor een ruimere aandacht voor de culturele minderheden en voor kansarme groepen. Tijdens de sectievergadering van vormings- en ontwikkelingswerk werd eveneens belangstelling genoteerd voor een jeugdsectie. Voorstellen terzake zullen aan deprogrammaraad worden overgemaakt. De op de sectievergadering besproken teksten zullen worden opgenomen in de A.N.C.-publicaties. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
VrouwenproblematiekDe werkgroe besprak twee achtergrondverslagen, respectievelijk over België en Nederland, opgesteld in samenwerking met deskundigen uit beide landen en hoofdzakelijk gebaseerd op feitenmateriaal verzameld door de UNO-Conferentie van Kopenhagen. De werkgroep meende dat er grote mogelijkheden tot samenwerking zijn op de volgende gebieden:
Als positief werd ervaren: de samenwerking van C.G.S.O. en N.V.S.H. voor de sexuele ontvoogding van man en vrouw, de samenwerking en wederzijdse bijstand van de abortusklinieken en het uitwisselen van ervaring inzake vrouwenhuizen, vluchthuizen voor mishandelde vrouwen en vrouwenkaffees. De werkende vrouwen in Nederland leunen ook sterk aan bij de Belgische strijdbaarheid voor het verdedigen van de arbeidspositie van de vrouw in vakbeweging en in de Commissie Vrouwenarbeid. Inzake arbeid wordt het leadership van België erkend. Knelpunten die nader dienen onderzocht te worden: de samenwerking tussen overheidsstructuren en tussen organisaties wordt vaak belemmerd door structurele, administratieve en wettelijke hinderpalen. De werkgroep wit die onderzoeken en tegenvoorstellen doen. Naast de tegenstelling in beide landen tussen de traditioneel gerichte en de alternatieve vrouwenbeweging dient ook gewezen op de verschillende gemeenschapsgeest, o.m. via calvinisme en katholicisme, culturele, economische en sexuele emancipatie en verzuiling. Voor Nederland werd het vraagstuk van het herzien van de wetgeving i.v.m. abortus als actueel ervaren, terwijl de deelneemsters uit België vooral het recht op arbeid vooropstellen. De werk roe zal de behandelde materie verder uitdiepen naar aanleiding van een geland contact tussen vrouwen uit beide landen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ToerismeTijdens de sectievergadering van de werkgroep Toerisme (voorzitter: K. de Meulemeester) werden uiteenzettingen gehoord van de heren T.G.W. Bodewes (directeur Nederlands Wetenschappelijk Instituut voor Toerisme, Breda) over de samenwerking en integratie van het toeristisch onderwijs binnen het Nederlands taalgebied en F. Brouwers (Hoofd Publiciteit Commissariaat-Generaal voor Toerisme, Brussel) over de Benelux-samenwerking op toeristisch gebied. Integratie op het vlak van toerisme valt te beoefenen op twee terreinen: de onderlinge informatie tussen Noord en Zuid en de gezamenlijke promotie van het gemeenschappelijk toeristisch patrimonium naar het buitenland. Inzake het toeristisch onderwijs wordt gewerkt aan schoolreizen, gemeenschappelijke thesissen voor toerisme-studenten, correcties op het ‘België’ en ‘Holland’-beeld respectievelijk in Nederland en Vlaanderen, de stroomlijning van het toeristisch onderwijs, de samenwerking tussen de grote toeristische organisaties, en het taaltoerisme. Voorts werd gepleit voor samenwerking | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 205]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
inzake excursies en inzake het toeristisch onderwijs. Gewezen werd op de hoopgevende evolutie bij de samenwerking tussen de jeugdherbergcentrales uit Noord en Zuid. Het toerisme werd ook in zijn economisch kader bekeken, waarbij stilgestaan werd bij de wenselijkheid van een gestroomlijnde hotelclassificatie, het stimuleren van het onderling toerisme binnen Benelux en de gemeenschappelijke Benelux-promotie in het buitenland. De werkgroep bereidt een gemeenschappelijk actieplan voor, waarvan de resultaten zullen voorgelegd worden op de Congresdagen van 1981. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SportOnder voorzitterschap van de heer Cauwels besprak de werkgroep de voornaamste raakvlakken van de sport in Vlaanderen en Nederland, de reeds bestaande contacten tussen Nederland en Vlaanderen en de mogelijkheid om het samenwerkingsverband te stimuleren, o.m. via samenwerkingsprojecten. Nadat de stuurgroep werd verruimd, werden de taken verdeeld tussen de leden. Zo wordt thans gewerkt aan een status questionis van de sportorganisaties in Vlaanderen en Nederland, een onderzoek betreffende de samenwerking inzake de opleiding en het wetenschappelijk onderzoek evenals op het vlak van de recreatiesport, de pers, de competitiesport en de olympische sport. Dit zal gebeuren via o.m. een rondvraag bij de verschillende bonden in Noord en Zuid. Een en ander gebeurt in samenwerking met de Nederlandse Sport Federatie. Op basis van deze werkdocumenten zal nagegaan worden hoe de bestaande contacten kunnen geïntensiveerd, en hoe nieuwe samenwerkingsprojecten kunnen opgezet worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LeefmilieuOnder voorzitterschap van R. Dirks werd de programmaverklaring van de werkgroep leefmilieu in het kader van het Congres besproken. Daarbij ging de aandacht in het bijzonder naar de bespreking van de samenwerking tussen de milieubeweging en de overheid en dat zowel in Nederland en Vlaanderen. Gesteld werd dat de zorg voor natuur en milieu geen grenzen kent, en dat derhalve zowel het overheidsbeleid als de actie van de milieubeweging over de grenzen heen gebundeld moet worden. Al zijn er onderlinge benaderingsverschillen, toch zijn er aanleidingen genoeg om tot grensoverschrijdende samenwerking en actie te komen. Voor Nederland en Vlaanderen kan naar gemeenschappelijke structuren toe worden gewerkt. Voor Frans-Vlaanderen werd gepleit voor informatie-uitwisseling en eventuele samenwerking op concrete punten. Over de samenwerking met andere, ideologisch, maatschappelijk, kerkelijk of politiek geïnspireerde organisaties werd gezegd dat niet moet worden gezocht naar strukturele samenwerking maar naar gemeenschappelijke actie op concrete punten. De vergadering besloot dat vanuit een ruim basisprogramma van de milieubeweging moet kunnen worden opgemaakt voor welke programmapunten met welke externe organisaties een stuk gemeenschappelijke weg kan afgelegd worden. Zo kan bv. met werknemers- en werkgeversorganisaties worden samengewerkt om aan te tonen dat de zorg voor het milieu niet noodzakelijk een bedreiging van de tewerkstelling inhoudt. Aangezien men in Nederland en Vlaanderen voor één gemeenschappelijke bedreiging staat, is gemeenschappelijke actie geboden. Die gemeenschappelijke actie wordt ook gediend door een eensluidende terminologie. De milieubeweging moet daarin voorgaan, want het onbegrip vanwege de overheid wordt dikwijls in de hand gewerkt door een weinig gestroomlijnde terminologie die niet alleen spraak-, maar vaak ook begripsverwarring teweegbrengt. Als voorbeeld van het nut van een gemeenschappelijke aanpak wordt de havenproblematiek besproken. Waarom zou de milieubeweging uit Noord en Zuid niet een gemeenschappelijk milieustandpunt innemen t.a.v. de havenuitbouw in de Nederlanden? Zulk een gemeenschappelijk manifest zou een veel sterkere vuist maken, dan afzonderlijke reacties in Nederland en Vlaanderen, temeer daar aan de zijde van de overheid de verwarring over de havenuitbouw zeer groot is. Om op het vlak van de strukturen tot een meer gestroomlijnde aanpak te komen, werd op de vergadering gepleit voor het aanstellen van milieu-inspecteurs in België, al bleef dit voorstel open voor discussie. Ook werd van gedachten gewisseld over de behartiging van de milieubelangen binnen de overheid, en meer bepaald over de coördinatie van het overheidsbeleid inzake milieubeheer: één minister op een overlegstructuur. Dit laatste punt zou in een aanbeveling van de werkgroep op de eigenlijke Congreszitting moeten resulteren. Tot slot wordt overigens gewezen op de vijfpunten-leidraad die het A.N.C. zelf ter beschikking stelt van de werkgroepen, voor wat hun verdere werking betreft. Deze werking moet trouwens leiden tot aanbevelingen aan zowel de basis als aan de overheid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het boekDe werkgroep heeft kennis genomen van een resolutie van de 30e Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren (okt. 1980) waarin een aantal maatregelen worden voorgesteld en aanbevelingen worden gedaan ten behoeve van een verbeteren van de beschikbaarheid van en de belangstelling voor het literaire boek in Noord en Zuid. Bevestigd werd dat de taak van de werkgroep vooral integrerend en stimulerend moet zijn en gericht blijft op het boek in het algemeen in het ruimere maatschappelijke kader. Met diverse maatschappelijke aspecten die in de marge van het boek een rol spelen dient rekening gehouden. Ook de relatie met het tijdschrift verdient aandacht. De werkgroep heeft daarbij de bedoeling een platform te zijn en een resonansmogelijkheid te bieden i.v.m. het boek in de N.-Z.-samenwerking en -integratie. Met de ingevolge de resolutie van de Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren op te richten commissies of werkgroepen zal contact nagestreefd worden. De kernpunten die als basis voor een Noord-Zuid contactdag (29-3-81) worden voorgesteld (werknota van 5-11-80) worden besproken en aangenomen. Tevens werd een voorlopige lijst vastgelegd van instanties in Noord en Zuid die bij de contactdag zullen worden betrokken. De contactdag wordt gezien als een aanloop voor verdere congreswerking. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GrensverkeerOp zijn vergadering van 3 oktober 1980 besloot de ‘beperkte werkgroep’ grensverkeer, het rapport: ‘Samenwerking tussen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 206]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lagere overheden aan weerszijden van de grens met Duitsland en met België’ (een publikatie van het Nederlandse Ministerie van Binnenlandse Zaken) als een feitenmozaïek van de grensproblemen over te nemen. De werkgroep zal zich in de toekomst vooral concentreren op de knelpunten waar de burger rechtstreeks mee geconfronteerd wordt. Daarbij zal worden uitgegaan van een drietal opties waarbij men de naar de burger vertaalde problemen zal aanhalen: de keuze valt op de onderwerpen onderwijs, hulpverlening en ruimtelijke ordening. Voor onderwijs wijst de werkgroep op een officiële Belgisch-Nederlandse publikatie over de equivalentie van diploma's. De kwesties hulpverlening en ruimtelijke ordening komen uitvoerig aan bod in het boven reeds aangehaalde rapport van Binnenlandse Zaken - Nederland. Op de sectievergadering van 8 november 1980 ging men akkoord met een voorstel van waarnemend voorzitter J.L.M. Kits Nieuwenkamp, om na te gaan of er zich voor het rapport over de samenwerking vanuit specifieke A.N.C.-context geen amendering in de zin van een accentverschuiving opdringt. De werkgroep vindt dat op de slotzitting van het 38ste Congres het A.N.C. in elk geval moet komen tot een ondersteuning van het rapport bij de nationale regeringen. Ook wil men ten spoedigste kennis nemen van de reacties op de publikatie vanuit onderscheiden grensgemeenten. De werkgroep grensverkeer acht het verder noodzakelijk dat er een onbelemmerde grensoverschrijdende intercommunale samenwerking komt, gebaseerd op de:
Ook op provinciaal vlak moeten inspanningen geleverd worden. Aanbeveling twaalf van het rapport over de samenwerking neemt volgens de werkgroep een sleutelpositie in bij de grensproblematiek (‘Teneinde de grensoverschrijdende samenwerking voor de lagere overheden werkelijk te bevorderen dient een algemeen publiek-rechtelijke bevoegdheid daartoe te worden gecreëerd. Daartoe is een verdrag tussen Nederland en de buurlanden nodig’ (p. 36)). Voorts is snelle ondertekening en ratificatie van het Europese Verdrag van de Raad van Europa te Straatsburg (‘Outline Convention on Transfrontier Co-operation between Territorial Communities or Authorities’) van 15 april 1980 nuttig. De mogelijkheid moet onderzocht worden om via een algemene Nederlands-Belgische kaderovereenkomst naar analogie van de boven aangehaalde aanbeveling 12 semiofficiële en particuliere organisaties ruimere kansen te bieden in hun grensoverschrijdende activiteiten. In het brede veld van sociaal cultureel werk is overigens een zo groot mogelijke harmonisering van de wetgevingen van beide landen wenselijk. De werkgroep vraagt zich terzake af of het misschien niet nuttig zou zijn om, ook vanuit een standpunt van grotere haalbaarheid, te streven naar het inlassen van een overkoepelende Belgisch-Nederlandse clausule in de bestaande wetgevingen. Men moet verder nagaan in hoeverre nieuwe perspectieven worden geschapen ten gevolge van de voortschrijdende Vlaamse autonomie. Tenslotte beklemtoont de werkgroep het belang van de zuiver particuliere initiatieven die in elk geval zoveel mogelijk dienen te worden aangemoedigd. De werkgroep meent dat vooral op dat terrein nuttig verkennend en inventariserend werk te doen is, daarbij voortdurend aansturend op nieuwe contacten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Nederlanden in de wereldDe werkgroep ‘De Nederlanden in de Wereld’ is samengesteld uit de heren H. Chr. C. Dobbelstein, G. Groothoff, H.L. Janse, V. Hafkamp, C.A.M. Middelhoff, F. Pittery, A. Verthé en J. Volleberg; en staat onder de leiding van M. Vertommen. De werkgroep buigt zich over 3 thema's: ‘De Nederlanders en Vlamingen in de wereld’, ‘Het Nederlands in de wereld’, en ‘Het Nederlands in internationale instellingen’.
De bijdrage van de werkgroep aan het A.N.C. wordt nader toegelicht in de volgende programmaverklaring:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 207]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bestudering van bovenstaande onderwerpen en het doen van beleidsvoorstellen zal zoveel mogelijk gebeuren tegen de achtergrond van een wenselijk te achten gecoördineerd en geïntegreerd Vlaams/Nederlands beleid.
Er werden vragen en voorstellen geformuleerd over de mogelijkheden van een Vlaams-Nederlandse samenwerking op economisch gebied in het licht van de nieuwe economische orde; de eventuele aandacht voor de relaties met de Zuid-Afrikaanse Cultuur; de criteria voor een goede terreinafbakening tussen de bemoeienissen van de overheid en de I.V.N.; de mogelijkheden om de lectoraten Nederlands aan de universiteiten in het buitenland meer dan thans het geval is in te schakelen c.q. een taak te verlenen als steunpunt of actiecentrum voor het presenteren van de Nederlandse cultuur (mogelijk zou middels een dergelijk beleid de basis kunnen worden gelegd voor de totstandkoming van meer Nederlandse Instituten in het buitenland); en over de noodzaak een beleid te ontwikkelen om de positie van het Nederlands in de Europese instellingen en organisaties te consolideren nu ook andere kleinere landen tot de E.E.G. worden toegelaten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het medium boek en de culturele integratie van noord en zuidDoelstellingenDe werkgroep stelt vast, dat het boek een uitermate belangrijke sociale, culturele en wetenschappelijke informatiedrager en dus cultuurdrager en -factor is; en daardoor een belangrijke rol heeft in het streven naar integratie binnen de eenheid van het Nederlandse taal- en cultuurgebied. Hij wil daarom de betekenis onderzoeken van de elementen en factoren die bevorderend zijn voor deze maatschappelijke rol in het algemeen en i.v.m. de integratie in het bijzonder. Tevens wil de werkgroep de knelpunten vaststellen die i.v.m. het boek en het boekwezen de realisatie van integratie of van samenwerkingsverbanden hinderen of verhinderen; de middelen onderzoeken die voor het wegnemen van deze hindernissen en ter bevordering van die maatschappelijke en integrerende rol kunnen gerealiseerd worden; en een stimulering of aanzet bieden tot realisatie ervan. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
DomeinenDe betekenis van het boek als sociaal, cultureel en wetenschappelijk informatiedrager en als cultuurdrager is de basis van het onderzoek. (Het Manifest van het Boek van de Unesco kan in zekere mate, en o.a. een uitgangspunt zijn). De vereisten van bereikbaarheid en beschikbaarheid van het Nederlandse boek in Noord en Zuidvormen zijn het uitgangspunt voor de werkgroep. Het onderzoek bestrijkt meerdere terreinen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 208 ]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dr. A. GRYPDONCK | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het embleem van de V.U.B.Op de aan de Vrije Universiteit van Brussel gehouden openingszitting van het 38ste Algemeen-Nederlands Congres waren zowel de eerste rector van de universiteit, prof. dr. A. Gerlo, als de huidige rector prof. dr. De Broek aanwezig. Dat de V.U.B. een bij uitstek geschikte plaats was, mag blijken uit de toelichting die prof. dr. Gerlo verstrekte bij het embleem van de universiteit. Een autonome universiteit heeft een eigen bestuur, een eigen begroting maar ook een eigen embleem. Een embleem is als 'n visitekaart, een eigen gelaat. Het geeft standing en belet geen enkele vernieuwing. Daarom heeft de Raad van Beheer, in zijn zitting van 19 maart 1970, besloten dat voortaan het kenteken of zegel van de Universiteit zou zijn: een schild met de traditionele kleuren der Vlaamse vrijzinnigheid, het oranje-blanje bleu van de Prinsenvlag der Geuzen, en daarop de bedelzak van het Eedverbond der Edelen, het symbool van de opstandelingen der geestesvrijheid uit de 16de eeuw. Beide bestanddelen, de kleuren en de bedelzak, zijn nauw verbonden met de geschiedenis van de Brusselse Universiteit, wier stichters dweepten met de strijd der Geuzen. Ze beklemtonen enerzijds het eigen Nederlands karakter van de Universiteit, haar onafhankelijkheldszin, en anderzijds haar ideaal van vrij denken en vrij onderzoek. Het ware een grove dwaling te menen dat dit embleem een uiting is van sectarisme en van vijandigheid tegen wie ook. De geest van Oranje die hier wordt uitgedrukt is immers een en al verdraagzaamheid. Hij betekent enerzijds gehechtheid aan de eigen persoonlijkheid van ons volk, de wil om zich zelf te zijn, meester in eigen huis, maar anderzijds openheid en breedheid van wereldvisie, het openstaan voor alle culturen. Om de continuïteit met de Moeder-universiteit te onderstrepen werd de leuze van het oorspronkelijk embleem, scientia vincere tenebras, behouden. |
|