| |
| |
| |
ANV-colloquium over ontwerp voor een Nederlandse Taalunie
Op maandag 31 januari 1977 heeft het ANV in Bergen op Zoom een colloquium gewijd aan het eind december 1976 verschenen rapport ‘Ontwerp voor een Nederlandse Taalunie’. Het ontwerp is een werkstuk van een commissie, destijds ingesteld door de Nederlandse ministers van Onderwijs en Wetenschappen, van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, alsmede van de Belgische ministers van Nederlandse Cultuur en Vlaamse Aangelegenheden en van Nationale Opvoeding-Nederlands Stelsel. Zestig deskundigen en belangstellenden op het terrein van de taal en letteren en op dat van de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen waren aanwezig. Ook de leden van de werkgroep die het rapport samenstelden. Dr. A.W. Willemsen, lid van het hoofdbestuur van het ANV en lid van de werkgroep hield een inleiding waarin hij het ontwerp toelichtte.
| |
Een volledig en duidelijk, afgerond rapport
In zijn welkomstwoord zegt voorzitter Piryns, dat velen van de aanwezigen 2 jaar geleden het ANV-colloquium in Breda hebben bijgewoond. Zij zullen zich herinneren dat ook toen de beroemde controverse op tafel is gekomen van de kip en het ei: wat is nu het belangrijkste, de bovenstructuur of het leven aan de basis. Het behoeft geen betoog dat noch het één, noch het andere gemist kan worden. Velen van ons zijn evenwel uit ervaring vertrouwd geraakt met een zodanige dosis scepticisme, dat wanneer het gaat om overheidsorganen en overheidsstructuren een glimlach op de lippen komt.
Welnu, het minste wat we kunnen zeggen is, dat nà dit colloquium van Breda, toch met bekwame spoed de commissie is ingesteld en dat men in korte tijd met het rapport, dat thans voor u ligt, gereed is gekomen. Of dit ontwerp nu een mijlpaal zal zijn, moet de toekomst uitwijzen. Immers, er zijn heel wat mijlpalen geplant die nu met mos zijn begroeid en eigenlijk niets meer aanduiden.
Maar het is zonder twijfel wel een gebeurtenis, aldus de heer Piryns, in deze zin dat voor het eerst met zulke spoed dit initiatief is doorgedrukt. Althans tot en met dit rapport. En voorts dat in tegenstelling tot vroeger, wanneer vele projecten het licht zagen die wat het terrein betreft veel breder waren, maar naar de vorm veel vager, er thans één wordt aangeboden dat in zichzelf volledig en duidelijk is afgerond. Niettemin kan men bedenkingen hebben over de uitgestrektheid van het terrein van dit werkstuk.
De heer Piryns brengt vervolgens de belangrijkste conclusie van het vorig beraad van 14 april 1975 in Breda in herinnering:
‘Het is nodig op korte termijn een juridische, technische, administratieve en financiële structuur tot stand te brengen, geëigend om de culturele integratie op algemeen terrein en op de deelterreinen te verwezenlijken. De hieraan verbonden vraagstukken dienen grondig bestudeerd te worden.
Met voldoening heeft de vergadering kennis genomen van het besluit, dat de Nederlandse ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, en van Onderwijs en Wetenschappen en de Belgische ministers van Nederlandse Cultuur en Vlaamse Aangelegenheden, en van Nationale Opvoeding, Nederlands Stelsel, op 4 februari in Den Haag hebben genomen, namelijk het instellen van een werkgroep met als taak:
a. binnen zes maanden na instelling een advies uit te brengen over een adviescollege betreffende de Nederlandse taal;
b. daarna eventueel een afzonderlijk advies op te stellen op het ruimere gebied van de culturele samenwerking.
De vergadering staat op het standpunt, dat het tweede onderdeel van even groot belang moet worden geacht. Zij is voorts van oordeel dat, in ieder geval, van de aanvang af de onderlinge samenhang van beide onderdelen nauwlettend in het oog moet worden gehouden’.
| |
Een nieuwe aanpak
Bij de afbakening van de arbeid van de werkgroep betrekt de heer Willemsen de inhoud van het ANV-rapport ‘Een nieuwe aanpak’ van 1974, de beraadslagingen van het colloquium van Breda en de daaruit voortgekomen conclusies, alsook de overwegingen van destijds. Temeer omdat nu opnieuw een gezelschap van vertegenwoordigers van de verschillende sociaal-culturele sectoren bijeen is.
In ‘Een nieuwe aanpak’, waarin op versnelling van de culturele integratie van de Nederlandse cultuurgemeenschap werd aangedrongen, werd een ruimer opzet dan alleen die van de sector taal en letteren bepleit. Immers, in het ANV-rapport werd het ganse terrein van de culturele integratie betrokken. Vanuit die achtergrond werden in Breda enkele verlangens geuit. Het ANV heeft overigens niet geaarzeld aan het verzoek van de betrokken ministers van beide landen te voldoen om kandidaten voor de werkgroep aan te wijzen, die dan ook zijn toegetreden (De heren prof. dr. M. de Vroede en dr. A.W. Willemsen).
| |
| |
| |
Een stap voorwaarts
Men kwam bij de besprekingen spoedig op een gemeenschappelijke noemer: het ontwerpen van een verdrag voor een Nederlandse Taalunie en het instellen van een aantal organen zoals in de tekst van het rapport staan vermeld. In ‘Een nieuwe aanpak’ werd slechts het accent op onderzoek en studie van de onderhavige problemen gewezen. Meer werd van ANV-zijde van de beide regeringen niet verlangd. Men wenste een commissie, waarvan allerminst werd verwacht dat zij met pasklare oplossingen uit de bus zou komen. Vanuit die gezichtshoek is het duidelijk, merkt de heer Willemsen op, dat men met het rapport van de werkgroep, ingesteld door de bewindslieden, thans veel verder op weg is, een stap voorwaarts.
In Breda werd sterk de nadruk gelegd op het verlangen dat er een binding moest bestaan tussen een adviescollege voor de Nederlandse taal en het ruimere gebied van de culturele integratie. Gezien de toelichting die op het colloquium in Breda op de plannen van de betrokken ministers werd gegeven is er toch een markant verschil, meent de heer Willemsen, met de opdracht die de werkgroep ontving. De opdracht is dan ook ruimer, zoals bij lezing van het rapport van de werkgroep tot uitdrukking komt.
Niettemin kwam het tweede gedeelte van die mogelijke opdracht, namelijk om zich na zes maanden te buigen over het bredere terrein van de culturele integratie achteraf niet aan de orde. Welnu, een tweede advies, aldus de heer Willemsen, is niet te verwachten. De werkgroep is overigens van haar taak ontheven.
| |
Voordelen
Wanneer op dit stuk van zaken sprake is van voorof van nadelen, dan kiest de heer Willemsen het eerste. Want verlenging van de opdracht zou waarschijnlijk een minder snelle verwezenlijking van de voorstellen door de overheid betekenen, omdat deze ongetwijfeld een nadere reportage zou willen afwachten. Een ander voordeel van de afgeronde opdracht is, volgens de inleider, dat de werkgroep bedacht moest zijn, bij wat ze voorstelde, voor open oplossingen naar alle kanten. Overigens komt in alle formuleringen een breder scala van aangrenzende gebieden van de taal en letterkunde tot uiting. Immers, het gaat niet om de letterkunde, maar om de letteren. Inderdaad worden niet alle gebieden van de culturele integratie bestreken. Er is niettemin een structuur geschapen die ook voor een ruimer veld dienstbaar zou zijn. Daarvoor zou men dezelfde organen nodig hebben, het comité van ministers, een Raad en een bureau en een interparlementaire commissie. In het rapport wordt van deze commissie weinig gezegd. De parlementen zullen dit moeten uitwerken.
Persoonlijk acht de heer Willemsen het wel jammer, temeer omdat de voorzitter van de Nederlandse delegatie in de werkgroep, drs. Van de Laar, een zeer uitstekend voorstel heeft gedaan. Hij dacht zich die interparlementaire commissie als een soort van vaste commissie, zoals de parlementen van beide landen kennen. De werkgroep heeft overigens deze suggestie overgenomen, maar niet in de tekst vastgelegd. Een dergelijke commissie kan bij de vaststelling van de begroting bv. fungeren op de betreffende terreinen in de parlementen in de betrokken landen.
| |
Vertegenwoordiging der sectoren
De Raad heeft, zo licht de heer Willemsen toe, een brede samenstelling. Uitbreiding met andere sectoren is mogelijk. Men gaat van het standpunt uit, dat taal en letteren nog altijd de kern bevatten van de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen. Een ander voordeel is, dat in de structuur, ontworpen door de werkgroep, bij bestaande organen wordt aangeknoopt. In de eerste plaats bij het comité van ministers. Hetzelfde geldt voor de interparlementaire commissie. Men kan zeggen dat er sprake is van elasticiteit. Van het begin af kunnen er tal van zaken bij worden ondergebracht.
Een waarborg voor een ruimere opzet is tevens, behalve de reeds genoemde formuleringen, dat de Conferentie van de Nederlandse Letteren, die zich bepaald niet alleen met de letteren bemoeit, in de Raad zal opgaan. De Raad neemt de werkzaamheden over. Het behoeft geen betoog dat de verhouding tot de Conferentie van de Nederlandse Letteren moet worden geregeld. Dit orgaan is het enige overheidsinstituut van beide landen dat op een belangrijk gedeelte van hetzelfde terrein werkzaam is.
Kortom, aldus de heer Witlemsen, de conclusie is dat voor een bredere opzet dezelfde structuur kan worden gekozen. Dit lijkt duidelijk nu er een uitgewerkt en direct in te voeren voorstel op tafel ligt. De genoemde organen kunnen problemen, die nog niet zijn opgelost - en er zijn er ongetwijfeld in overvloed - bestuderen.
De heer Willemsen acht het voorts nog een voordeel, dat men zich niet met de verhouding tot het bestaan van het Belgisch-Nederlands Cultureel Accoord heeft opgehouden. Het is duidelijk dat de Gemengde Commissie ter uitvoering van het Accoord zich zal onthouden van de werkzaamheden op het gebied van de
| |
| |
Taalunie. Het zou overigens onverstandig zijn de grensafbakening dienaangaande bij voorbaat op papier te zetten.
U weet, zo besluit de heer Willemsen zijn inleiding, dat de werkgroep een Voorlopige Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren heeft voorgesteld, alvorens het verdrag tot stand komt. Die Voorlopige Raad kan een proeftuin zijn voor de werking van het verdrag als geheel.
| |
Discussiepunten
De heer Piryns dankt de heer Willemsen voor zijn inleiding. In het rapport wordt gezegd dat het sluiten van een Taalunieverdrag een tijdrovende procedure inhoudt. Daarmee is aan de waarde van het verslag, aldus de heer Piryns, geen afbreuk gedaan. De leden van de werkgroep mogen trots zijn op hun werk. Hij acht het van grote betekenis dat aan de beide regeringen dringend in overweging is gegeven, vooruitlopend op de totstandkoming van het verdrag, tot de instelling van een voorlopige Raad over te gaan, alsmede een kleine begeleidingscommissie in het leven te roepen.
De tot nog toe vernomen reacties van verschillende kanten op de inhoud van het rapport van de werkgroep kunnen, zo merkt de heer Piryns op, tot twee hoofdpunten worden herleid:
Ten eerste: Vragen en opmerkingen die betrekking hebben op het terrein dat wordt bestreken. Het zijn reacties van degenen, die werkzaam zijn in het volksontwikkelingswerk en die bezig zijn met de organisatie van grens- en schoolcontacten e.d. In het kader van de integratie is op deze gebieden reeds veel tot stand gebracht. Men vraagt zich derhalve af: hoe past ons werk in dit project en langs welke lijnen? En voor zover het er niet in past, wat zou dan nodig zijn om het omgekeerde te bereiken?
Ten tweede: In het rapport wordt louter een overheidsorgaan beschreven. Er is een comité van ministers, een interparlementaire commissie, alsmede de Raad. De leden van de Raad worden gedeeltelijk door de ministers gezamenlijk benoemd. Hoe ver gaat de bevoegdheid van het laatstgenoemde orgaan en hoe ziet men het samenspel met wat aan de basis geschiedt?
De bovengenoemde punten worden ter bespreking in het besloten beraad voorgelegd, alsmede de vraag hoe de aanbeveling van versnelling van de procedure tot gelding gebracht kan worden.
| |
Conclusies
Na afloop van het beraad worden de volgende conclusies vastgesteld.
1. | Met grote waardering en instemming heeft de vergadering kennis genomen van het Ontwerp voor een Nederlandse Taalunie, dat op een essentieel deel van het cultuurbeleid een concreet en samenhangend ontwerp voor een geïntegreerde structuur brengt. |
2. | De in het rapport voorgestelde structuur dient zo snel mogelijk tot stand te worden gebracht. |
3. | Ook bij het betrachten van de nodige spoed zal de officiële inwerkingtreding van een Taalunie tijd vergen. In verband hiermee wordt door de vergadering bijzonder belang gehecht aan de aanbeveling om een voorlopige Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren in het leven te roepen. |
4. | Als eerste aanloop dient onverwijld een kleine begeleidingscommissie ingesteld te worden, die belast wordt met de praktische verwezenlijking van de voorstellen. |
5. | Het zal van groot belang zijn, dat bij de verdere uitwerking van de plannen en met name bij de samenstelling van de Raad, nauwe voeling wordt gehouden met de organisaties, die op het gebied van de Noord-Zuid integratie werkzaam zijn en die terzake over de nodige ervaring en deskundigheid beschikken, zulks om te bereiken, dat de op te bouwen structuur voldoende verankerd wordt in de praktijk. Vertegenwoordigers van een aantal organisaties uit het volksontwikkelingswerk drongen bovendien aan op meer rechtstreekse aanduiding van de leden van de Raad door de betrokken sectoren. |
6. | Aangezien de opdracht van de werkgroep uitdrukkelijk beperkt was tot het gebied van de Nederlandse Taal en Letteren, zij het in ruime zin, heeft de vergadering er begrip voor, dat andere deelterreinen van de culturele integratie, onder meer vormings- en ontwikkelingswerk, grens-, jeugd- en schoolcontacten, in het ontwerp niet konden worden bestreken. Hierbij dient niettemin te worden opgemerkt, dat met name een aantal organisaties op het terrein van het volksontwikkelingswerk deze beperking betreurt. |
De conclusies werden korte tijd nadien toegezonden aan: de Nederlandse minister van O. en W. en van C.R.M., de Belgische ministers van Nederlandse Cultuur en Nationale Opvoeding, de Cultuurraad van de Nederlandse Cultuurgemeenschap, de vaste Commissie van O. en W. en van C.R.M. en van de Eerste en Tweede Kamer in Nederland, alsmede aan de pers.
| |
| |
| |
Voor het colloquium waren uitgenodigd:
Prof. dr. J. Aerts, Hoogleraar Universiteit Leuven. |
M.C.M. Aerts, Secretaris Stichting Literaire Dagen, Eindhoven. |
Mr. O. Akkerman, Hoofd afd. Volksontwikkeling, Ministerie van CRM, Rijswijk. |
J.H.G. Bascour, Voorzitter Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, Brussel. |
P. Baudouin, Directeur Culturele Dienst, Provincie Antwerpen. |
J. Beke, Lid dag. bestuur Interprovinciale Cultuurraad voor Vlaanderen, Antwerpen. |
Dr. W.H. van den Berge*, Lid van de Raad van State, oud-algemeen voorzitter van het ANV. |
Dr. G. Bongers, Hoofdconservator Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum. |
L. Bosselaers, Centrale voor Socialistisch Cultuurbeleid, Brussel. |
Drs. H.J. Brinkman*, Lid van het bestuur Vrije Universiteit te Amsterdam. |
M. van der Bruggen, Adj. kabinetschef Ministerie van Nationale Opvoeding, Brussel. |
Prof. dr. H. Brugmans, Oud-rector van het Europa College te Brugge. |
W. Bultereys, Lid dag. bestuur Interprovinciale Cultuurraad voor Vlaanderen, Antwerpen. |
J. Boey*, Stafmedew. Bond v. Vormings- en Ontwikkelingsorganizaties, Leuven. |
Lic. M. Cantrijn*, Adj.-directeur Interprov. Cultuurraad voor Vlaanderen, Antwerpen, secr. ANV. |
R. Carmen*, Secretaris Centravoc - Centrum voor Arbeidersvorming en Cultuurbeleid, Brussel. |
D.H. Coens*, Secretaris Cultuurraad voor de Ned. Cultuurgemeenschap, Brussel. |
M.P.A. Coppieters*, Derde ondervoorz. Cultuurraad voor de Ned. Cultuuugemeenschap, Brussel. |
Dr. S.W. Couwenberg*, Voorzitter Commissie ‘Internationaal Cultureel Beleid’ van het Centrum voor Staatkundige Vorming, Rotterdam. |
J.E.H.A. Daems, Lid van de Cultuurraad voor de Nederl. Cultuurgemeenschap, Brussel. |
J.G. Daems, Lid van de Cultuurraad voor de Nederl. Cultuurgemeenschap, Brussel. |
J. Das*, Directeur Centrum voor Sociaal-Kultureel Werk CSKW, Heverlee. |
Prof. dr. W. Debrock, Voorzitter Raad van Beheer Vrije Univ. van Brussel en voorzitter Belgische delegatie naar de Gemengde Comm. ter uitvoering v.h. Belg.-Ned. Cult. Verdrag. |
Lic. J. Dedeurwaerder*, Functionaris bij de Cultuurraad voor de Nederl. Cultuurgemeenschap, Brussel. |
Dr. L. Delanghe, Voorzitter Hoge Raad voor de Volksontwikkeling, Brussel. |
J. Deleu, Afgevaardigde-beheerder Stichting ‘Ons Erfdeel’ v.z.w. en hoofdredacteur van ‘Ons Erfdeel’, Rekkem. |
Mw. A.G.L.F. Devos, Vierde ondervoorz. Cultuurraad voor de Nederl. Cultuurgemeenschap, Brussel. |
Drs. M.J.A.R. Dittrich, Burgemeester van Meerlo-Wanssum. |
Mr. H. Chr. C. Dobbelstein*, Directeur Culturele Raad Limburg, Maastricht. |
W.P.M. van Dongen*, Leraar Nederlands, Rotterdam. |
J.P.A. van Elewijck, Secretaris Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, Brussel. |
M. Faassen, Directeur Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten, Den Haag. |
Prof. dr. H. Fayat, Hoogleraar te Brussel. |
Mr. J. Fleerackers*, Kabinetschef van de Minister van Nederlandse Cultuur, Brussel; lid van het hoofdbestuur van het ANV. |
F. Florquin, Stichting Lodewijk de Raet, Brussel. |
Mr. T. Frenken*, Directeur Culturele Raad Noord-Brabant, 's-Hertogenbosch. |
Mw. M.H.M.F. Gardeniers-Berendsen, Lid van de Tweede Kamer, Leiden |
Dr. Mark Galle, Neerlandicus, Brussel. |
Prof. dr. G. Geerts*, Neerlandicus, Kessel-Lo. |
Prof. dr. A. Gerlo, Voorzitter Aug. Vermeylenfonds, Brussel. |
Cas Goosens, Hoofd secretariaat van de directeur-generaal van de BRT, Brussel. |
J. de Graeve, Redacteur van Neerlandia. |
G. Groothoff*, Directeur van het ANV, Den Haag. |
Mw. H.R. Guinée-Nienhuis, Stichting Limburgse Vrouwenraad, Geleen. |
G. Gyselen*, Directeur Culturele Dienst Provinciaal Gouvernement v. W.-Vlaanderen, Brugge. |
Dr. E. Haas*, Oud-hoofddirecteur Onderzoekbeleid Min. van Onderw. en Wetenschappen, Den Haag. |
Prof. dr. C. Heyman, Voorzitter Davidsfonds, Herent. |
Drs. A.G.U. Hildebrandt*, Werkgroep West Zeeuws Vlaanderen, Aerdenburg. |
T. Hermans, Voorzitter Hoge Raad voor Nederlandstalige Filmcultuur, Hingene. |
W.H. Hofman*, Adj. directeur Zeeuwse Culturele Raad, Middelburg. |
B. van Hoorick, Oud-secretaris Cultuurraad voor de Ned. Cultuurgemeenschap, Brussel. |
J. van Hoorn*, Administrateur ANV, Den Haag. |
Drs. J.M. van der Horst*, Secretaris werkgroep ad hoc inzake oprichting Blg.-Ned. orgaan van samenwerking en advies op het gebied v.d. Ned. taal en letterkunde, Den Haag. |
Mr. R. Hotke, Directeur-generaal Culturele Zaken, Ministerie van CRM, Rijswijk. |
Dr. P. Huys, Kultureel adviseur Dienst voor Kulturele Aangelegenheden prov. O.-Vlaanderen, Gent. |
Dr. E. van Itterbeek, Hoofdredactie ‘Kultuurleven’, Kessel-Lo. |
J.K.L. Janssens, Alg. Kath. Vlaamse Hogeschooluitbreiding, Mortsel. |
W.A. Jorissen, Lid van de Cultuurraad voor de Ned. Cultuurgemeenschap, Brussel. |
Mr. E.C.M. Jurgens, Voorzitter van de N.O.S. |
Mw. H. Keiren-Hermans*, Culturele Raad Limburg, Heerlen. |
J. Kerremans*, Directeur Willemsfonds, Gent. |
Mr. A.F.C.L. Kievits*, Burgemeester van Zundert, voorzitter van Benego. |
C.F. Kleisterlee jr., Lid van de Tweede Kamer, Rotterdam. |
J.J. Klijn, Alg. secretaris Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Amsterdam. |
P. Knaepkens*, Voorzitter ANV-werkgroep Basisonderwijs; onderwijzer te Merksem. |
H.W.H. Koch, Directeur Zeeuwse Culturele Raad, Middelburg. |
H.J. Kompen*, Algemeen secretaris Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren. |
Drs. L.J.M. van de Laar*, Burgemeester van Bergen op Zoom, voorz. Ned. delegatie naar de Gemengde Comm. ter uitvoering van het Belg.-Ned. Cultureel Verdrag. |
| |
| |
J. de Laet, Hoofd Algemene Zaken BRT, Ned. Uitzendingen, Brussel. |
Mw. Langewendel, Ned. Inst. voor Volksontw. en Natuurvriendenwerk (Nivon); Nivon Jongerenwerk, Amsterdam. |
H.F. Leuvenink*, Contactcentrum Noord-Zuid, Landelijke Comm. voor het V.U. Jongerenwerk, Den Haag. |
H.A.A. Leyendekker, Afd. Volksontwikkeling Ministerie van CRM, Rijswijk. |
L.P.O.I.J. Lindemans, Secretaris Cultuurraad voor de Nederl. Cultuurgemeenschap, Brussel. |
Mr. G.J. de Lint*, Den Haag. |
Drs. M.J.J. van Loosdrecht*, Ambassaderaad voor Culturele Zaken v.d. Nederlandse Ambassade te Brussel. |
V. Lories*, Permanent vertegenwoordiger van de BRT in Nederland, Hilversum. |
P. Matthys, Ondervoorzitter Interprovinciale Cultuurraad voor Vlaanderen, Antwerpen. |
W.H.P. Meerkamp van Embden*, Stichting Cultuurspreiding Zeeland, Middelburg. |
A.A. de Meerleer, Griffier van de Cultuurraad voor de Ned. Cultuurgemeenschap, Brussel. |
Mw. B.J.J. Meerman-Zijlmans, Zeeuwse Vrouwenraad, Vlissingen. C.A.M. Middelhoff*, Chef Nederlandse afdeling Wereldomroep, Hilversum. |
T. Mouling, Directeur Coördinatiecentrum voor Liberaal, Socio-cultureel Beleid, Brussel. |
Dr. P. de Mûelenaere, Raad voor Cult. Zaken van de Belgische Ambassade, Den Haag. |
P. Mulder, Voorzitter werkgroep ANV ‘Hoger niet-universitair onderwijs’, Ekeren. |
H. Nackaerts, Voorzitter Centrum voor Sociaal Cultureel Vormingswerk, Leuven. |
Drs. D. de Neve*, Docent aan de Tolkenschool in Brussel. |
Dr. J. Nijssen, Voorzitter Alg. Cultureel Com. Voerstreek. |
Mr. L.B. van Ommen, Hoofd Directie Jeugdzaken, Volksontwikkeling en Sport, Min. v. CRM, Rijswijk. |
H. Ongena, Bond v. Vormings- en Ontwikkelingsorganisaties, Antwerpen. |
Drs. Y.J.D. Peeters, Algemeen secretaris Karel Brulsfonds, docent te Brussel. |
Mw. M.J. Pinckaers-Boosten, Stichting Limburgse Vrouwenraad, Heerlen. |
Dr. jur. G.R. Piryns*, Plv. voorzitter ANV, O.-L.-Vrouw-Waver. |
J. Polak, Inst. Emile Vandervelde, Antwerpen. |
Mw. H. Remeijn-de Budts, Zeeuwse Vrouwenraad, Oostburg. |
Mr. R. Renard, Voorzitter Raad van Beheer Stichting ‘Ons Erfdeel’, Rekkem. |
J.J. de Reij*, Hoofd bureau culturele zaken Prov. Griffie Zeeland, Middelburg. |
Mw. T. Roels, Stichting Lod. de Raet, Brussel. |
L. Romhaut, Tweede ondervoorzitter Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap, Brussel. |
Mw. I.D.A. Roozendaal-van Dijk*, Noordbrabantse Vrouwenraad, Vught. |
Dr. L. Roppe, Gouverneur van Limburg, Hasselt. |
G. de Rouck, Aug. Vermeylenfonds, Ronse. |
Drs. L.A.C.A.M. v. Rijckevorsel*, Penningmeester van het ANV, Den Haag. |
L. Schevenhels, Bestuursdirecteur Intern. Cult. Betrekkingen Ministerie van Nat. Opv. en Nederl. Cultuur, Brussel. |
W. Seeuws, Centrale voor Socialistisch Cultuurbeleid, Brussel. |
A. Selleslach, Bond v. Vormings- en Ontwikkelingsorganisaties, Leuven. |
Drs. F.W.H.J. Slijpen, Lid van het hoofdbestuur v.h. ANV, Amsterdam. |
Mr. E. Smets, Voorzitter Interprov. Cultuurraad voor Vlaanderen, Tongeren. |
Prof. dr. Garmt Stuiveling, Alg. voorzitter Algemene Conferentie der Nederlandse Letteren, Hilversum. |
Mr. H. Suykerbuyck*, Burgemeester van Essen, stichter van Benego, senator. |
J. Sweron, Rijkscultureel Centrum ‘Het Veltmanshuis’, Sint-Martens-Voeren. |
Drs. A.R.A. Theunissen*, Oud-directeur generaal Financiën van de Europese Gemeenschappen, Gouda. |
Dr. J. Theuwissen*, Directeur Interprov. Cultuurraad voor Vlaanderen, lid hoofdbestuur ANV, Antw. |
S.G. Timmers Verhoeven, Centrale Afd. Intern. Betrekkingen, Ministerie v. CRM, Rijswijk |
J. Torfs, Voorzitter Hoge Raad voor de Openbare Bibliotheken, Mechelen. |
A. Valvekens, Secretaris generaal Davidsfonds, Leuven. |
L. Vanackere, Eerste ondervoorzitter Cultuurraad voor de Ned. Cultuurgem., lid hoofdbest. ANV. |
Prof. dr. A. Vandenbunder, Universitaire Inst. Antwerpen en Rijksinst. voor Toneel- en Cultuurspreiding, Deurne. |
Dr. J.A. Veering, Lector in de toegepaste taalkunde aan de Technische Hogeschool te Delft. |
Prof. dr. A. Verhulst, Voorzitter van het Willemsfonds, Gent. |
A. Verthé, Secretaris generaal v.z.w. België in de Wereld, lid hoofdbest. ANV, Brussel. |
J.W. Volleberg*, Culturele Raad Limburg, lid hoofdbestuur ANV, Maastricht. |
Dr. H.W.J.A. Vredegoor*, Directeur Stichting Zuid-Nederl. Ontmoetingen, lid hoofdbestuur ANV, Eindhoven. |
Dr. J. de Vries, Directeur-secretaris Nederlands Centrum voor Volksontwikkeling, Amersfoort. |
Prof. dr. M. de Vroede, Hoogleraar aan de Universiteit te Leuven, lid van het hoofdbestuur van het ANV. |
H.A.J.M. Vrijhoef, Directoraat-generaal voor het onderwijs, Ministerie van Onderw. en Wetenschappen, Den Haag. |
Dr. H.J.G. Waltmans, Lid van de Tweede Kamer, Oosterhout. |
Ch. de Weze, Volksuniversiteit Maurits Sabbe, Antwerpen. |
E. Wieme, Voorzitter ANV werkgroep Taal, Gent. |
Dr. A.W. Willemsen*, Onderbibliothecaris Koninklijke Bibliotheek te Den Haag, lid van het hoofdbestuur van het ANV. |
J. de Wit*, Directeur Stichting Bevordering van de Vertaling van Nederlands Letterkundig Werk, Amsterdam. |
J. Wouters*, Cultureel Contactambtenaar van Nederlands- en Belgisch-Limburg, prov. Griffie, Maastricht. |
J. Wuestenenk, Culturele Raad Zeeland, Middelburg. |
Mw. C.C. van Zanten-Leysen, Lid Prov. Staten van Zeeland, lid van het bestuur van de Zeeuwse Cult. Raad, Vlissingen. |
Mw. mr. E. Talsma*, Centrale Directie Intern. Betrekkingen, Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Den Haag. |
Drs. P.A. Wassink*, Centrale Directie Intern. Betrekkingen, Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, Den Haag. |
|
|