Neerlandia. Jaargang 79
(1975)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 190]
| |||||||||
Hoofdstuk IV
|
- | een samenhorigheidsgevoel; |
- | gemeenschappelijke instellingen en structuren; |
- | een groot aantal diep in het maatschappelijk leven ingrijpende praktijken. De term ‘maatschappelijk’ zou hier allicht vervangen kunnen worden door ‘cultuur’. |
De motivering voor een integratie is in het culturele domein wel verschillend. Voor Deutsch betekent integratie een middel om de internationale vrede uit te bouwen, terwijl een culturele integratie maar kan plaats vinden wanneer een bestendige vrede reeds bestaat tussen twee of meer volkeren.
In de politieke praktijk spreekt men doorgaans van ‘internationaal cultuurbeleid, culturele samenwerking en culturele uitwisseling’. Uit ons onderzoek bleek dat ‘officiële kringen’ meestal een beperkende omschrijving van ‘integratie’ aanvaarden. Dit komt ons als zeer logisch voor omdat zij tenslotte de verantwoordelijkheid dragen voor de officiële uitvoering ervan en deze eventueel kan leiden tot een bevoegdheidsoverdracht aan supranationale organen in het geval nieuwe gemeenschappelijke organen een beslissingsrecht zouden krijgen. Zo er slechts sprake is van adviesrecht kunnen de nieuwe instellingen een soms ongewenste drukkingsgroep worden.
Een typische illustratie is de uitspraak van Minister Van Elslande in verband met de Nederlands-Vlaamse integratie: ‘...van integratie kan beslist niet gesproken worden, en persoonlijk acht ik de term integratie verkeerd. Ik ben wel voorstander van equivalentie, d.i. het afstemmen van structuren langs beide zijden van de grens op elkaar. Maar integratie als het in elkaar opgaan, de versmelting in één enkele structuur, wijs ik af. Vooreerst omdat zij in de praktijk niet mogelijk is of zal zijn: men denke maar aan de onderwijsvernieuwing, waar Nederland de “mammoetwet” ontwierp zonder ons te raadplegen. Maar vooral wijs ik de integratie af om principiële redenen: de culturele samenwerking moet tot doel hebben een volledig vrij verkeer zonder grenzen te scheppen tussen twee landen. Dat houdt bv. in dat in alle faculteiten van het Nederlandse taalgebied hoogleraren uit Vlaanderen of Nederland kunnen doceren. Daarvoor is echter niet vereist dat de universiteiten in Noord en Zuid in één structuur zouden worden ondergebracht. Dergelijke integratie kan slechts het gevolg zijn van een feitelijke toestand; niet van een principiële eis. Culturele integratie postuleert geen integratie van structuren. Zoals de integratie van structuren niet automatisch culturele integratie meebrengt’Ga naar eind(94).
Bij drukkingsgroepen treffen we uiteraard een verderreikend integratiebegrip aan: zo pleit een redactioneel artikel van Neerlandia als volgt: ‘...de problemen van de verdeelde Nederlanden kunnen slechts in beperkte mate worden opgelost door overleg, uitwisseling en samenwerking. Het afdoende antwoord op de grote problemen is integratie. Die is slechts mogelijk door overdracht van een stuk staatsbevoegdheid zowel aan kleinere (gewestelijke) als aan grotere eenheden. Binnen het raam van Benelux en van de Europese gemeenschap moet dit mogelijk zijn’Ga naar eind(95).
Alhoewel een culturele integratie uitsluitend culturele doeleinden beoogt, maakt zij soms ook deel uit van een politieke integratie of kan zij deze onrechtstreeks bevorderen.
K.W. Deutsch wijst op het belang van een culturele eenheid voor een politieke integratie. Hij rangschikt ‘etnische en linguïstische assimilatie’ onder de reeks voorwaarden die, alhoewel niet essentieel, toch een positieve stap betekenen in de richting van politieke fusies en confederaties. Hij omschrijft deze assimilatie als volgt: ‘It implies a sense of kinship based on some expectations of intermarriage among families; common patterns of culture; and effective mutual habits of social communications, including a common language’Ga naar eind(96). Voor een groot deel lijkt deze definitie overeen te stemmen met de sfeer die door een culturele integratie nagestreefd wordt.
In het raam van de Europese éénwording komt dezelfde problematiek ter sprake. Op de conferentie ‘Christians and the European Community’, gehouden
te Roehampton, Londen, van 16 tot 20 april 1974, werden de culturele aspecten van de Europese integratie besproken. Sommigen beschouwden een culturele integratie - het tot stand brengen van een gemeenschappelijke Europese cultuur, met een eigen politiek beleid en politieke instellingen, tesamen met een harmonisatie tussen de cultuurgebieden - als een noodzakelijke voorwaarde voor de politieke integratie. Gedeeltelijk verloopt dit proces spontaan: ‘The convergence of cultures in a united Europe will depend in large part, insofar as the realities of a possible communal culture are concerned, on the structure of European society in the future. It is possible to believe, as I do, that the developed societies in Europe are now experiencing a phenomenon of trans-class unification that has no historical precedent of equal importance’Ga naar eind(97). De auteur, de heer J. Rovan, juicht deze evolutie toe, maar stelt uitdrukkelijk dat ook een doelbewuste politiek van culturele integratie een essentiële vereiste is voor het slagen van de politieke éénwording: ‘The forces involved in a creation of a European state are, then, committed to the means and the ends of a European cultural policy which is both the outcome of political unification (without which there would be no institutions for a common cultural policy), and an absolute prerequisite for it’Ga naar eind(98).
In concreto zou dit leiden naar initiatieven zoals:
- | algemene verspreiding van een gemeenschappelijke tweede taal, in casu het Engels; |
- | harmonisering van titels en diploma's, zodat culturele beroepen vrij kunnen uitgeoefend worden over het gehele gebied; |
- | eenvormigheid van wetten en bepalingen inzake beroepsopleiding en volwassenenvorming; |
- | eenvormigheid en uitbreiding van wetten en bepalingen inzake vrije en pluralistische informatie. |
Deze opsomming is niet limitatief: ze stelt een basis-programma voor. Het verband tussen culturele en politieke integratie bleek tenslotte ook uit de vrees in Wallonië dat de Vlaams-Nederlandse integratie een eerste stap zou betekenen naar een politieke éénwording van de Benelux: ‘Bénélux a bien réussi sur le plan économique, qui était le sien et aurait du le rester; dès lors, il a, dans un excès de santé, tenté de déborder sur d'autres domaines... C'est l'aspiration du Bénélux à jouer un rôle en tant qu'entité politique sur la scène européenne qui constitue une de nos raisons de craindre la submersion finale de la Wallonie. C'est l'extension du Bénélux au domaine de la culture qui aggrave le déséquilibre numérique et l'infériorité des Wallons dans l'Etat Belge’Ga naar eind(99); en elders: ‘Par ailleurs, l'orientation linguistique en faveur du néerlandais est tellement flagrante, comme la portée politique qui en résulte, qu'un des membres de la Commission des Affaires Culturelles, inquiet, a posé au Ministre responsable la question...’Ga naar eind(100).
Besluit
In het verder verloop van onze verhandeling zullen we het criterium van K.W. Deutsch gebruiken. Welke de uiteindelijke bevoegdheid is van de gemeenschappelijke culturele instellingen en in welke graad de structuren gelijkgeschakeld worden zijn functies van politiek opportunisme en historische ontwikkeling.
- eind(92)
- Political Community and the North Atlantic Area, Princeton 1968, p. 5.
- eind(93)
- Zie bv. Barclay D. Johnson, ‘Durkheim's one Cause of Suicide’, in American Sociological Review, 30 (1965), p. 875-886 (‘A society, group, or social condition is said to be integrated to the degree that its members possess a “common conscience” of shared beliefs and sentiments, interact with one another and have a sense of devotion to common goals’).
- eind(94)
- Zie Lode Hancké, ‘Gesprek met Renaat Van Elslande’, in Neerlandia, 75 (1971), p. 227.
- eind(95)
- Neerlandia, 76 (1972), p. 1. Vgl. ook De Gemengde Technische Commissie ter uitvoering van het Belgisch-Nederlands Cultureel Akkoord, beleidsnota van 1962: zie verder in onze verhandeling, p. 199 e.v.
- eind(96)
- K.W. Deutsch, op. cit., p. 158.
- eind(97)
- Zie J. Rovan, ‘The Convergence of Cultures and a European Policy for Cultural Development’, in Christians and the European Community, voorbereidend werkdocument van de conferentie te Roehampton, Londen, 16-20 april 1974, p. 103.
- eind(98)
- Ibid.
- eind(99)
- Zie Le Comité exécutif du Grand Liège, ‘Actualité Bénélux’, in Le Bulletin du Grand Liège, 53, juni 1964, p. 3.
- eind(100)
- Zie G. Plateus, ‘Bénélux est-il limité au sud par les provinces wallones?’, in Le Bulletin du Grand Liège, 53, juni 1964, p. 19.