een Vlaams-Waalse krachtmeting vermoedt. Zo iets is helaas onvermijdelijk wanneer men een probleem niet tijdig en afdoend weet op te vangen. Dat de revolutie haar eigen kinderen kweekt kan men in dit verband weer eens duidelijk vaststellen.
In Limburg zijn de mijnwerkers begin januari in staking gegaan. Zij eisen een loonsverhoging van 15%. De twee grote vakbonden die sinds het Zwartbergdrama een bijzonder kwalijke faam genoten in Limburg hadden eerder een meer bescheiden overeenkomst met de mijndirectie afgesloten die echter prompt door de arbeiders afgewezen wordt. De wilde staking die hieruit resulteert verrast iedereen door haar omvang en haar hardnekkigheid. Van meetafaan keren de mijnwerkers zich tegen de vakbonden. Drie dagen na het uitbreken van de staking richtten de stakers een permanent stakingscomité op dat in plaats van de vakbonden treedt. Tot hiertoe een louter sociaal probleem, maar dat is in België klaarblijkelijk niet meer mogelijk. Terecht of ten onrechte wordt verkondigd dat de Limburgse steenkolen heel wat onder de marktprijs verkocht worden. De Luikse staalnijverheid heeft goedkope cokes nodig om de concurrentie te kunnen volhouden. De Limburgse arbeiders worden dus bestolen om het Waalse kapitalisme in stand te houden. Wanneer men zich nu bovendien kan steunen op de voorzitter van het Limburgse mijncomité die een paar maanden geleden, bevestigde dat zijn Limburgse mijnen opnieuw rendabel gemaakt kunnen worden als men maar toelating krijgt om de steenkolenprijs te verhogen en wanneer men zich anderzijds herinnert hoe de heer Houthuys, voorzitter van de christen vakbond, niet zo lang geleden het land rondreisde om overal de lof van het Belgisch unitarisme te zingen is de ring compleet. De vakbonden staan in dienst van het Belgisch unitarisme dat de Limburgse arbeiders besteelt om de Waalse staalnijverheid te redden. En zodra deze redenering ingang vindt is een nieuw gemeenschapsprobleem geboren. Ik heb de zaken bewust gesimplificeerd om mijn betoog niet langer te maken dan strikt noodzakelijk en ik herhaal hierbij nog maar eens dat het Limburgse conflict niet in de eerste plaats een gemeenschapsprobleem is, maar in de huidige Belgische constellatie moest het
dit wel worden. En laten wij toch ook niet vergeten dat het helaas maar al te juist is dat Limburg het grootste percentage jeugd telt van het ganse land en dat deze provincie, die met dezelfde problemen worstelt als de Borinage en andere Waalse mijngebieden, slechts een paar druppels kreeg van de miljardenregen die de Belgische regering sinds meer dan tien jaar zo mild over Wallonië laat neerkomen. Is het te verwonderen dat de Limburgers nu zelf de vergelijking maken en er de passende besluiten uit hebben getrokken?
En dan is er het havenbeleid. Nog veel minder dan voor het sociale conflict in Limburg zijn wij hier in staat de werkelijke toedracht der gebeurtenissen te achterhalen. De verdeling van de havenkredieten was sinds geruime tijd een reden tot onenigheid tussen de drie Vlaamse havens Antwerpen, Gent, Zeebrugge. Maar een gemeenschapsprobleem? Dat is het gelukkig nooit geworden.
In januari kwam het probleem plots helemaal anders te liggen. De Waalse Economische Raad eiste voor zichzelf het recht op medezeggingschap te krijgen inzake de gelden die door de regering aan de Vlaamse havens toegekend worden. Meteen werd het duidelijk dat de Waalse Economische Raad vooral tegen uitbreiding van de haven van Zeebrugge gekant was. Antwerpen was voldoende, zo heette het, en de grotere schepen die Antwerpen toch niet kunnen aandoen zouden beter in Duinkerke kunnen aanleggen dan in Zeebrugge (of Rotterdam). Omdat met deze eis de ganse havenpolitiek van minister De Saeger in het gedrang kwam dreigde de minister met ontslag. Men zal zich herinneren hoe het conflict door premier Eyskens bijgelegd werd, maar de beroering blijft voortduren.
Wat is de achtergrond van dit alles? Sta me toe alleen een paar bedenkingen te maken die ik graag voor eigen rekening neem. Wat er achter de schermen nu feitelijk gebeurd is heb ik noch uit de krant, noch uit andere berichtgeving kunnen opmaken, zodat ik mijn betoog van het nodig aantal vraagtekens voorzie.
Het is volgens uw verslaggever helemaal niet ondenkbaar dat grote financiële groepen (lees Franse olieconcerns, sterk vervlochten met het ganse Franse politieke beleid, samen met Duitse connecties) welbewust de Waalse en Brusselse francofilie als politieke troef hanteren in een economische machtsstrijd. Als buitenstaander vindt uw verslaggever het b.v. bevreemdend dat Frankrijk de aansluiting van de E 3 (Eindhoven-Turnhout-Antwerpen-Gent-Kortrijk) op het Franse autowegennet voor lange tijd onmogelijk wil maken. De Route de Wallonie krijgt echter onmiddellijke aansluiting met Duinkerke via een onmiddellijk aan te leggen stuk Franse autosnelweg. Ik vind het bevreemdend dat de Waalse Economische Raad zich hardnekkig verzet tegen de uitbouw van Zeebrugge en dat niet alleen het F.D.F. maar ook andere Waalse parlementsleden openlijk een oriëntering van de aanvoer via Duinkerke verdedigen. Een toeval is dit bepaald niet.