Het elfde congres van de Vlamingen in Wallonië, ingericht door ‘BAND’ trok dit jaar een groot aantal jongeren.
Onder de vele sprekers trok vooral de toespraak van de heer Viroux, een uitstekend Nederlandssprekende Waal (leraar en dichter) aller aandacht.
Hij vroeg de Vlaamse jeugd eigen karakter en aard in Wallonië niet te verliezen en stelde tegenover elkaar de Walen die opkomen voor hun gemeenschap en taal èn de Fransdolle Walen, die in feite slechts leven voor hun tweede vaderland: Frankrijk.
Nog een beroep werd op de jeugd gedaan om mee te werken aan de bestaande Waalse jeugd- en andere organisaties, zonder zich echter van eigen volkskarakter te verwijderen.
Een diepgaand onderzoek zal worden ingesteld naar het aantal Vlaamse gezinnen, die in Waalse streken verblijven.
Over de Duits-Nederlandse Cultuurbetrekkingen nà 1945 geeft ‘Niederländische Notizen’, het informatieblad van de Nederlandse ambassade in Bonn (1969, nr. 43), een uitvoerig overzicht, kennelijk in verband met het bezoek van president Heinemann aan Nederland, in de laatste week van november 1969.
In herinnering wordt gebracht het vele goede opbouwende werk verricht door ‘de Deutsch-Niederländische Arbeitsgemeinschaft’ in Düsseldorf, die al tot acties overging toen de grenzen nog bijna hermetisch gesloten waren. Nederlandse en Duitse regeringsinstanties gingen weldra ertoe over deze activiteiten te steunen.
Niet lang daarna vonden vooral in de grensgebieden leraren, professoren, architecten, musici en schrijvers en anderen elkaar, die inzagen dat de deur naar de buur niet voor altijd gesloten kon blijven.
Aanvankelijk trokken medewerkers van de Nederlandse ambassade, verbonden aan de culturele afdeling, door geheel West-Duitsland, en trachtten door voordrachten op scholen, volkshogescholen, universiteiten en andere instituten in steden en dorpen Nederland nader tot de Duitser te brengen.
Uit deze improviserende beginarbeid is een intensieve en doelgerichte cultuurarbeid gegroeid.
Gewag wordt gemaakt van vele o.a. in Hamburg, Stuttgart, München en Osnabrück nà 1958 gehouden ‘Nederlandse weken’. In andere plaatsen werden Nederlandse Cultuurdagen gehouden. De kroon op het werk was de in dit jaar in Berlijn gehouden Nederlandse week met tentoonstellingen, concerten, ballet en film.
In 1969 ging de ambassade over tot de zgn. ‘Ontmoetingen met Nederland’, o.a. in Saarbrücken, Ansbach, Oldenburg, Coburg, Tuttingen, Koblenz, Keulen, Viersen, Mühlheim-Ruhr en Bremerhaven.
Deze ontmoetingen zijn van langere adem, zijn gemakkelijker te organiseren en door het publiek prettiger te consumeren.
Nog werd gewezen op de Stadskunstgalerij in Bochum, het Rheinische Landesmuseum in Bonn en het Saarlandmuseum in Saarbrücken, waar in de loop van de laatste jaren een ganse rij van tentoonstellingen van werken van Nederlandse beeldende kunstenaars werden georganiseerd.
Sedert 1967 wordt grote aandacht geschonken aan de Duits-Nederlandse Jeugduitwisseling, waarvoor in 1966 reeds een sub-commissie werd ingesteld, die tweemaal per jaar bijeenkomt om richtlijnen voor de jeugduitwisseling vast te stellen. Men wil daarvoor, zowel in Nederland als in Duitsland, een eigen bureau inrichten. In de Werkgroep, die maandelijks bijeenkomt, zijn vertegenwoordigd: de Nederlandse ministeries voor C.R.M. en voor O. en W., het Duitse ministerie voor Jeugd, Gezin en Gezondheid, alsmede de Duitse gezant in Den Haag en de Nederlandse in Bonn. Flinke subsidies zijn voor dit doel door beide regeringen uitgetrokken.
Aan de organisatorische instellingen voor de uitvoering van de plannen wordt nog ijverig geknutseld.
Teleurstellend wordt geacht, dat de Nederlandse taal, zo uiterst gewichtig voor verdere toenadering, in Duitsland, ook niet in de grensgebieden, van de grond komt. Daartegenover wordt in Nederland aan alle middelbare scholen, gymnasia en universiteiten Duits gedoceerd en geëxamineerd. In deze richting ligt nog een groot terrein braak.
In nr. 42 van ‘Niederländische Notizen’ troffen we nog een verslag aan van een eind oktober in München gehouden bijeenkomst van het Werkcomité, dat zich bezighoudt met de verdere ontwikkeling van de Duits-Nederlandse Jeugduitwisseling. Zowel Nederland als de Bondsrepubliek hebben een groot bedrag uitgetrokken voor het financieren van de ontmoetingen tussen jonge aanstaande jeugdleiders uit alle lagen der maatschappij.
In de eerstvolgende jaren wordt een flinke toename verwacht van deze jeugduitwisselingen, zo uiterst belangrijk voor de bevordering van de goede geest tussen beide buurvolkeren.