volgens jaarlijks wordt voortgezet en om de vijf jaar door een cumulatieve uitgave zal worden vervangen. Voordien staan de verzamelde gegevens ter beschikking van ieder die ze in hun geheel of gedeeltelijk wenst te publiceren, van welke mogelijkheid het tijdschrift Ons Erfdeel reeds gebruik maakt. Deze bibliografie heeft alleen betrekking op boekuitgaven. De beschrijving der vertalingen die in tijdschriften zijn gepubliceerd is in voorbereiding. Ook zal er naar gestreefd worden het hiaat op te vullen tussen de Bibliografia Neerlandica, samengesteld door A.M.P. Mollema en P.M. Morel (Den Haag, 1962), die tot 1958 loopt en de eerste jaarlijkse bibliografie over 1968.
c. De kritisch-analytische bibliografie der bijdragen aan letterkundige en taalkundige tijdschriften en aan essaybundels.
Aan dit projekt bestaat bij allen die zich met de studie der Nederlandse letteren bezighouden, een grote behoefte (zie b.v.A.L. Sötemann, Bibliografie en Neerlandistiek, De Nieuwe Taalgids, jrg. 62, nr. 1, Groningen, 1969, blz. 41-46). De Werkgroep streeft er naar dat deze werkzaamheden aan een of twee afzonderlijke bureaus, die eventueel in de beide letterkundige musea kunnen worden ondergebracht, worden opgedragen, en wel op zodanige wijze dat hierbij de continuïteit èn de professionele aanpak gegarandeerd zijn. Op korte termijn zal een programma zowel voor een van 1970 af lopende als voor een retrospectieve bibliografie worden opgesteld. Intussen wordt reeds intensief aan een lopende bibliografie van tijdschriften gewerkt door de Afdeling Moderne Nederlandse Letterkunde van de Universiteit te Leiden (zie: Ronald Spoor en Pim de Vroomen, Dokumentatie moderne Nederlandse letterkunde, een proefneming, De Nieuwe Taalgids, jrg. 62, nr. 4, Groningen, 1969, blz. 291-293).
Deze - en eventueel ook elders ter hand genomen - activiteiten betekenen een grote steun voor een op te richten bibliografisch bureau, dat de werkzaamheden kan aanvullen en de organisatie op zich kan nemen van een ‘landelijke werkverdeling ten aanzien van het materiaal dat zich hoger en hoger opstapelt’, zoals Spoor en De Vroomen in genoemd artikel schrijven.
d. Ten slotte besteedt de Werkgroep nog aandacht aan enkele kleinere projekten die door een van de vertegenwoordigde instanties of door eigen subcommissies ten uitvoer zijn of zullen worden gebracht. Hiertoe behoren o.m. een Gids voor de studie der Nederlandse taal- en letterkunde (binnenkort verschijnt reeds een Gids voor de studie der Nederlandse letterkunde, samengesteld door het Instituut voor Neerlandistiek te Amsterdam), een Literatuurlijst voor de docenten Nederlands aan buitenlandse universiteiten en een Centrale inventarisatie van schrijverscorrespondenties.
Het hoofddoel van deze korte uiteenzetting is zoveel mogelijk bekendheid te geven aan de activiteiten van de overkoepelende Werkgroep voor de Documentatie der Nederlandse Letteren, teneinde met ieder in contact te komen die ook binnen het terrein van deze documentatie werkzaam is. De Werkgroep, waarvan het secretariaat is gevestigd in het Letterkundig Museum, Juffrouw Idastraat 11, Den Haag en in het A.M.V.C., Minderbroedersstraat 22, Antwerpen, is zeer erkentelijk voor mededelingen, hetzij over gekoesterde wensen op het gebied van de documentatie der Nederlandse letteren, hetzij over activiteiten op dit terrein die haar nog niet bekend zijn. Op deze wijze hoopt de Werkgroep te voorkomen dat er dubbel werk verricht wordt en te bereiken dat een ontstellende achterstand zo efficiënt mogelijk wordt weggewerkt.