Neerlandia. Jaargang 73
(1969)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 114]
| |
Geslaagde toernee OmroepdubbelkwartetHet Omroepdubbelkwartet, een formatie uit het Groot Omroepkoor van de N.R.U., heeft een alleszins geslaagde toernee langs 11 Belgische steden en dorpen gemaakt. Deze concertreis vond plaats onder auspiciën van de stichting Nederlands-Belgisch Cultureel Accoord. In de periode van 20 t.m. 31 januari heeft het ensemble in deze steden en dorpen voor de stichting Jeugd en Muziek een programma uitgevoerd van a capellawerken (liederen zonder begeleiding) vanaf de middeleeuwen tot het moderne genre in verschillende talen. Dat de concertreis een enthousiaste ontvangst kreeg moge blijken uit de goed gevulde zalen en de uitbundige perskritieken die eraan werden gewijd. Het Omroepdubbelkwartet trad op in de volgende plaatsen: het stadhuis van Charleroi, ‘Ons Huis’ in Torhout, het koninklijk Atheneum in Keerbergen, ‘Familia’ in Ronse, conservatorium in Verviers, stadhuis van Oudenaerde, stadsschouwburg van leper, Montfortaans seminarie in Rotselaar, stadsschouwburg in Kortrijk en Magdalenakerk in Brussel. Voorts werd in de studio te Brussel nog een opname gemaakt voor de Belgische Radio en Televisie. | |
Het Instituut voor Nederlandse LexicologieIn het februarinummer van Neerlandia-1969 is in de Kroniek Noord-Zuid mededeling gedaan van de installatie door minister dr. M.A.M. Klompé van het bestuur van de ‘Stichting Instituut voor Nederlandse Lexicologie’, dat ten doel heeft de studie van de Nederlandse woordenschat te bevorderen. Bij die gelegenheid hield o.a. de Belgische minister Van Mechelen, minister van Nederlandse Cultuur, een rede, waarin hij o.a. opmerkte het te zullen toejuichen als het nieuwe instituut verder zou gaan dan het opstellen van een woordenboek. Aan de samenstelling van het Woordenboek der Nederlandse Taal, dat in 1864 op stapel werd gezet, werkt o.a. sedert twee en dertig jaren mee de Vlaming dr. F. de Tollenaere, die nu ook bij het Instituut, waar mechanisatie wordt toegepast, werkzaam blijft. België betaalt een-derde van de zeer hoge kosten der apparatuur (computers e.d.g.). Tot nu toe deden de Leidse assistenten, werkzaam bij het samenstellen van het Woordenboek der Nederlandse Taal, het lexicologische werk met de hand, d.w.z.: dat zij uit handschriften een bepaald | |
[pagina 115]
| |
woord op kaart brachten mèt een citaat waarin dat woord voorkomt. Dat monnikenwerk wordt verleden tijd. En gelukkig maar, zegt dr. de Tollenaere, want aan mensen met hersens moet je zulk werk niet laten doen. Wel moet het instituut over goed personeel beschikken en dat heeft nog al wat voeten in de aarde. Er worden nl. aan dat personeel hoge eisen gesteld: geen redacteur zonder doctorsdiploma; maar de salarissen liggen beneden die van wetenschappelijk ambtenaar. Voor de assistenten moet geselecteerd worden uit candidaten met M.O.-diploma. Dr. de Tollenaere meent dat de ommekeer die de automatisering in de lexicologie teweegbrengt is te vergelijken met de ‘revolutie’, die veroorzaakt werd door de uitvinding van de boekdrukkunst. Het zal dan zó gaan, als de computer, de moderne techniek dus, in dienst van de taal wordt gesteld: de teksten van de oude oorkonden zullen straks typistes ponsen, vervolgens worden die geponste teksten op magnetische banden overgebracht. Alsdan zal het ingewikkelde ‘brein’ snel en feilloos de opdrachten van mensen kunnen uitvoeren.
Bijvoorbeeld: alfabetische rangschikking wordt mogelijk, doordat de teksten in de computer ‘vertaald’ worden in cijferschrift. En de machine ‘weet’, dat lager vóór hoger moet. Deze mechanische rangschikking omvat duizenden woorden met vermelding van de paginacijfers, waar ze te vinden zijn. Of, nog verdergaand, vermelding van elk woord samen met de zin of alinea waarin het staat. Zo zal men zich in betrekkelijk korte tijd op de hoogte kunnen stellen van àlle plaatsen, waar een bepaald woord gebruikt wordt en van alle zinsverbanden waarin het voorkomt. Wat vroeger slechts na jaren moeizaam speurwerk voor een zeer klein deel bereikt kon worden, kan nu in een tijd die te overzien is, maar dan ook volledig en met slechts een minimale kans op fouten, verwezenlijkt worden. Dr. de Tollenaere ziet onbegrensde mogelijkheden in de nieuwe apparatuur.
O.a. samenstelling van een woordenboek van het vroegere middelnederlands, aansluitend op een bestaand standaardwerk (Verwijs en Verdam), dat ongeveer de periode 1300 tot 1600 beslaat. 'n Ander plan van dr. de Tollenaere is: de uitgave als fascimile van enkele zestiendeeeuwse woordenboeken, zoals er - na de uitvinding van de boekdrukkunst - zoveel verschenen zijn. Vele van die woordenboeken hebben het bezwaar dat ze wel systematisch, doch niet alfabetisch zijn samengesteld. Maar, dank zij de computer, kan men nu een register samenstellen, waardoor de woordenboeken volledig toegankelijk worden. Dr. de Tollenaere heeft nog meer pijlen op zijn boog. Hij ziet vele nieuwe mogelijkheden om de taal van Vondel en Hooft te kennen. Men zal daarmee zó ver kunnen gaan, dat op elk moment desgewenst volledig antwoord kan worden gegeven op een vraag als b.v.: hoe vaak heeft Vondel een bepaald woord gebruikt, of hoe zijn in de jaren tussen 1600 en 1630 in geschreven prozateksten de namen van kleuren gebruikt? Eén voorbeeld nog door dr. de Tollenaere genoemd om aan te tonen welke mogelijkheden er worden geopend door de moderne techniek in de lexicologie. In Italië is een hoogleraar bezig aan een electronische verwerking van de in totaal dertien miljoen woorden tellende werken van Thomas Aquino. Volgens de oude methode zouden met dit werk vijftig geleerden gedurende veertig jaren de handen vol hebben gehad. Deze mammoettaak moet de computer in enkele dagen af kunnen maken, máár voor automatisering van deze arbeid t.a.v. teksten dient nog een voorbehoud te worden gemaakt. Teksten moeten eerst door zeer deskundige handen en hersens voorbewerkt worden. En het intikken van de teksten op de ponsbanden blijft voorshands nog mensenwerk. Bij wijze van proef heeft dr. de Tollenaere reeds een paar electronische indices op zestieneeuwse Nederlandse woordenboeken gemaakt en ook is de tekst van het bekende verhaal van ‘Karel ende Elegast’ op ponskaarten gezet en verwerktGa naar voetnoot*. | |
De gouden delta Havencongres te DelftOp het door de studievereniging van studenten aan de afdeling der Weg- en Waterbouwkunde van de Technische Hogeschool te Delft, ter gelegenheid van haar 15de lustrum, georganiseerde Congres ‘Havens in de Delta’ (dinsdag 18 maart gehouden), voerden, na de opening | |
[pagina 116]
| |
door de minister van Verkeer en Waterstaat drs. J.A. Bakker, de commissaris van de Koningin in Zeeland, mr. J. van Aartsen, de burgemeester van Rotterdam, W. Thomassen, en de schepen van de Antwerpse haven, mr. L. Delwaide, het woord.
Mr. van Aartsen bepleitte de oprichting van een bureau voor gezamenlijke informatie en coördinatie van de acquisitie voor de haven- en industriegebieden, waartoe ieder die vestigingsplannen heeft zich wenden kan. Belgische havensteden zouden moeten komen tot een Overlegorgaan, zoals Nederland dat kent in zijn ‘Zeehavenontwikkeling Zuid-West Nederland’. Dan zou het veel gemakkelijker worden om contacten tussen die beide overlegorganen te bevorderen over de mogelijke havenontwikkeling in het Deltagebied. Zo min als Rotterdam en Zeeland los van elkaar kunnen opereren, zo min zullen het Nederlandse en Belgische deel van de Delta dit kunnen blijven doen. Er is al een enkel vaag teken, dat we op de goede weg zijn, nl. het overleg over een rechtstreekse verbinding van de Antwerpse linkeroever met de Wester-Schelde over Nederlandse grond, het zgn. Baalhoekkanaal. Voor Zeeland is van belang of in de toekomst ook het land van Saeftinge tot haven- en industriegebied zal worden bestemd.
Voor de heer Delwaide is het geen vraag meer of de ‘Gouden Delta’, zowel geografisch als economisch, een eenheid vormt, die nog beter tot haar recht zal komen, wanneer het Schelde-Rijnkanaal de verticale verbinding zal vormen tussen de horizontale Delta-armen. In Nederland moet meer begrip komen voor het feit dat ook de Belgische havens tot dat gebied behoren. Spreker constateerde een toenemende samenwerking tussen Noord en Zuid. Hij noemde de pijpleiding Rotterdam-Antwerpen, waardoor olie voor de raffinaderijen in Antwerpen zal worden aangevoerd uit Nederland. Ammoniak wordt reeds vanuit Rotterdam aangevoerd, terwijl een ethyleenleiding Terneuzen met de Scheldestad verbindt.
Wie de enorme potentieel van de zeehavens: Le Havre, Marseille en Duinkerken en ook langs Elbe en Weser kent, zal zonder meer stáán op de bevordering van een goede verstandhouding en samenwerking in het Deltagebied. Een bericht in een Nederlands blad, dat Antwerpen de ontwikkeling van de Haven Rotterdam vreesde, wees hij af als een sprookje door de Nederlandse pers uitgedacht. De Rotterdamse burgemeester Thomassen ziet een Gouden Delta als één reusachtig haven- en industriegebied, zich uitstrekkend van Rotterdam tot Antwerpen, Gent en misschien Zeebrugge. Hij schetste de in de nabije toekomst noodzakelijk uitbreidingen voor Nederland, dat nog minstens 51.000 ha haven- en industrieterrein zal moeten vinden, waarvan 34.000 ha in Zuid-West Nederland. In de namiddag van de congresdag werd onder leiding van ir. S.A. Posthumus een zeer levendige forumdiscussie gehouden, waaraan, naast de drie reeds genoemde sprekers ook deelnamen drs. M.C. Verburg, directeur van E.T.I.-Zeeland, drs. J.W. Kurstjens, adj. directeur van E.T.I.-Noord-Brabant, ir. J. de Ranitz, planoloog te Rotterdam en de Gentse hoogleraar, prof. M. Anselin. | |
Gouverneur Kinsbergen bezocht ZeelandGouverneur Kinsbergen mèt de leden van de Bestendige deputatie en de griffier van de provincie, de heer Picavet, brachten woensdag 2 april een bezoek aan Zeeland, op uitnodiging van de Gedeputeerde Staten. De Commissaris der Koningin, mr. J. van Aartsen, schetste de recente ontwikkelingen in Zeeland op het gebied van de zeehaven en industriële ontwikkeling en de recreatie. Hij stond stil bij de uitvoering van de Deltawerken en de verbindingen der Scheldeoevers door een brug of een tunnel. Bij de aanstaande besprekingen over het Baalhoekproject, waarvoor de leden van de Nederlandse delegatie reeds zijn aangewezen, acht mr. Van Aartsen het niet onmogelijk, dat ook over een eventuele industriële bestemming van het Land van Saaftinge zal worden gesproken. Wèlke plannen zullen worden gerealiseerd, in alle gevallen acht hij het noodzakelijk, dat België en Nederland de handen ineenslaan voor de verdere ontwikkeling van het unieke Deltagebied met zijn veelsoortige mogelijkheden. | |
Zuidnederlandse ontmoetingenDe ‘Gazet van Antwerpen’ van 10 maart geeft een uitvoerig verslag van de Zuidnederlandse ontmoetingen met de vele manifestaties in het bijzonder in Antwerpen. Zie hiervoor ook ‘Neerlandia’, febr.-nr., blz. 50. | |
[pagina 117]
| |
Concerten, toneelopvoeringen, kleinkunst en film, bezoeken aan Plantin-Moretusmuseum, toespraak van dr. Vredegoor uit Eindhoven, die alle aanwezigen uitnodigde vooral aanwezig te zijn op 20 september 1970 te Eindhoven, waar dan de 25ste verjaardag van de bevrijding van Nederland en de inwijding van het nieuwe stadhuis zal worden gevierd. De algemene indruk was volgens ‘de Gazet’, dat men op de goede weg is en dat Zuid-Nederland en Vlaanderen bij elkaar behoren. Maar hoe moeten we dan verstaan dat dezelfde ‘Gazet’ in zijn rubriek ‘Men schrijft niet alles, maar’ het vogende minder opgewekte geluid laat horen: ‘... hoe komt het dat de recente “Zuidnederlandse Ontmoetingen” te Antwerpen niet zijn geworden wat ze hadden moeten (en kunnen) zijn? De Nederlanders, die zich hadden ingespannen om er een levendig en feestelijk evenement van te maken, zijn nogal ontnuchterd weggegaan. Voor de eerste maal dat de ontmoetingen op Belgisch grondgebied plaatsvonden hadden zij tenminste op een vriendelijker ontvangst gerekend. Te Eindhoven, waar de vorige ontmoetingen werden gehouden, werden de Vlamingen in elk geval gastvrijer onthaald en was de sfeer heel wat prettiger. De tentoonstelling van jonge kunst uit Noord-Brabant, in de Antwerpse akademie gehouden, werd wel niet regelrecht gesaboteerd, maar het scheelde toch niet veel. De kunstenaars kregen duidelijk het gevoel dat zij niet welkom waren en dat hun werk hoogstens werd getolereerd. Van enigerlei waardering was geen sprake. Nochtans ging het om een interessant groepje, waarbij een paar reeds internationaal erkende figuren. Een voorstel van de Nederlanders, om in het kader van hun expositie een publiek forumgesprek te houden, werd als “niet opportuun” van de hand gewezen. Ook tegen het vertonen van een aantal experimentele korte films hadden de Antwerpse gastheren bezwaren. Vonden zij kunst uit de provincie Noord-Brabant misschien niet provincialistisch genoeg voor de Metropool der Kunsten?’ Een opmerkelijk voorbeeld van zwart-witreportage in eenzèlfde blad over eenzèlfde manifestatie! | |
‘Caryatide’, een schakel tussen Noord en ZuidVoor de laatste maal in het seizoen brengt het Vlaams cultureel centrum ‘Caryatide’ in Brussel het werk van een Nederlandse en een Vlaamse kunstenaar, Will Vaes uit Breda en Etienne Bauwens uit Aalst (Vlaanderen). Will Vaes, groot naaldkunstenares, bracht ook tekeningen, werk in krijt en olieverfschilderijen. Etienne Bauwens brengt met zijn schilderijen de Vlaamse mens uit, toont op zijn doeken al zijn eigenschappen, zijn gewoonten, zijn kleine deugden. Een zeer bijzondere tentoonstelling, waar twee kunstenaars aan weerszijden van de grens naast en tegenover elkaar werden gesteld. | |
Afscheid van Telegraaf-correspondent Jan Heyn van BrusselDe bekende Brusselse correspondent van ‘De Telegraaf’, de heer Jan Heyn, onlangs als zodanig nog onderscheiden, nam in het hoofdstedelijk Pershuis afscheid van Brussel en België. Na dertien jaar Brussel heeft hij nu een leidende functie aangenomen bij Het Beste - Readers Digest, aldus ‘De Standaard’ van 20 maart.
De ministers Lefèvre en Fayat, vele vrienden uit de voorlichtings- en zakenwereld en uit de steeds groter wordende Nederlandse kolonie van Europees Brussel kwamen hem de hand schudden. Nogeens verwijzende naar zijn prachtig boekje ‘Wandelingen door Brussel’ staan we even stil bij zijn afscheidsrede, waarin hij zijn eindindrukken nog eens trachtte vast te leggen.
‘Ongemotiveerd onwelwillend’ noemt hij sommige beoordelingen door Belgen van het complex-Nederland, hetgeen iets anders is dan kritisch. ‘Taaie dooddoeners’ ook noemt hij de vaste critiek uit het Noorden op dit vaderland en omgekeerd. ‘België is een land met een krimineel slecht wegennet en autorijden moeten ze daar nog leren (aldus vele “Hollanders”), de huizen zijn er lelijk en zonder systeem neergezet. Nederland is in datzelfde diepgevroren denkpatroon vastgelegd: de gordijnen moeten er openblijven anders weten de buren niet wat je uitvoert; ze (de “Hollanders” weer) spelen constant schoolmeester, ze eten zelf margarine om hun boter duur aan het buitenland te kunnen verkopen, ze proberen altijd voor een dubbeltje - of laat ik zeggen nog geen anderhalve frank tegen de dagkoers voor pasmunt - op de eerste rij te zitten, enzovoort.’
Als journalist kun je in je eigen krant - aldus de spreker - wel een paar keer, maar niet elke dag herhalen ‘dat de ach- | |
[pagina 118]
| |
terstand in wegenbouw op het ogenblik in ijltempo wordt ingehaald, dat Brussel het verkeersprobleem dermate stoutmoedig heeft aangepakt, dat Amsterdam het schaamrood naar de kaken zou behoren te stijgen; dat er in België veel meer riante huizen worden gebouwd dan in Nederland omdat de voorschriften er gewoon soepeler worden gehanteerd en een zekere luxe niet als halsmisdaad wordt beschouwd.’ Zijn werkterrein van vele jaren overschouwend, constateert Jan Heyn een duidelijke vooruitgang (in en buiten Brussel) van Nederlandse taal en cultuur, ook al blijft nog veel te wensen en hopen over. De stijl van sommige dagbladverslagen bevat minder en minder prozaverrassingen als ‘de familieleden achtervolgden het lijk’ of ‘toen de goeverneur verscheen waren alle dames in verwachting, toen hij de zaal betrad om het bal te openen.’ Het snel toegenomen radio- en televisiecontact tussen Zuid en Noord heeft aanzienlijk bijgedragen tot verbetering van taalniveau en taalbegrip. De spreker gaf overigens zijn Vlaamse vrienden gelijk die erover klagen ‘dat sommige Nederlandse TV-omroepsters en ook talrijke andere lieden uit het Noorden dikwijls spreken alsof ze een vreemd voorwerp in de mond hebben.’ Een eigen klacht? ‘Brussel is bepaald géén gemakkelijke opdracht voor een buitenlandse correspondent. Het is echt geen stad die ons met open armen ontvangt. De contacten met de politie, het bestuursapparaat en zelfs met het befaamde initiatiefkomitee zijn moeizaam, misschien ook als gevolg van de versnippering der agglomeraties. Van bepaalde ingrijpende plannen, initiatieven of manifestaties horen we in de regel door een toeval; er is geen duidelijke informatiepolitiek. Daaruit kan men alleen maar concluderen dat Brussel zich nog onvoldoende heeft ingeleefd in zijn nieuwe rol van Europees middelpunt, al zijn er sinds kort tekenen van een kentering waarneembaar onder leiding van de dynamische oud-premier Paul vanden Boeynants.’ | |
Prijzen Heidelandpoëzieprijsvraag uitgereiktOp 17 februari jl. reikte minister Van Mechelen tijdens een in een Brussels hotel gehouden receptie - na de algemene jaarvergadering van de V.V.L. - de prijzen van de Heidelandpoëzieprijsvraag uit aan de Vlaamse laureaten Marcel Coole en Hedwig Speliers en een Nederlandse prijswinnaar Berend Wineke. Kamervoorzitter Achille Van Acker en vice-gouverneur Cappuyns waren onder de aanwezigen. De V.V.L. (Ver. van Vlaamse Letterkundigen) en de Ver. van Ned. Letterkundigen zullen in het voorjaar de candidatuur van Gerard Walschap en Simon Vestdijk voordragen voor de literaire Nobelprijs. Prof. Garmt Stuiveling bracht op deze plechtigheid, als voorzitter van de Ver. van Ned. Letterkundigen, de groeten van het Noorden over. | |
Belgische ensembles voor Nederlandse jeugdIn het kader van de culturele uitwisseling tussen Nederland en België maakten het Alarius Ensemble en het vocaal Kwartet uit Brussel een tournee langs acht Nederlandse afdelingen van ‘Jeugd en Muziek’ en wel in Amsterdam, Eindhoven, Deventer, Haren, Hilversum, Hulst, Middelburg en Sneek. Voor de Belgische jeugd- en Muziekafdelingen trad het Nederlandse Omroepdubbelkwartet van de Ned. Radio Unie op, onder leiding van Antoon Krelage. | |
Zuid en Noord op de vuist tegen 't WoordDe nieuwste nieuwe spelling gaat van stapel lopen! Het zal nog wel enkele weken duren alvorens de Belgisch-Nederlandse Commissie voor de Spelling haar tweede rapport zal publiceren, zegt ‘De Telegraaf’. En ‘De Gazet van Antwerpen’ kondigt aan, dat de Nederlandse minister van Onderwijs en Wetenschappen, dr. Veringa en de Belgische minister van Nederlandse Kultuur, prof. Van Mechelen besloten tot gelijktijdige publikatie van voormeld tweede advies. Over dat tweede advies moet in elk geval in Nederland het parlement gehoord worden, omdat de nieuwe spelling bij de wet wordt ingevoerd, in tegenstelling met België, waar een K.B. volstaat. In het Nederlandse parlement zal ieder lid wel zijn zegje hebben, want over de ‘spelling’ kan immers iedere parlementariër meebabbelen. Voorts moet voor de spellingswet nog overleg worden gepleegd met de Nederlandse Antillen en Suriname. Het spellingsrapport moge dan nog in status nascendi verkeren, er zijn toch altijd journalisten, die er alles over vertellen kunnen. | |
[pagina 119]
| |
Volgens de onderwijsjournalist Ton Elias, zijn - aldus ‘De Telegraaf’ - de nieuwe voorstellen van de Spellingscommissie Pee - Wesselings zeer ingrijpend. Ingevolge opdracht van de beide regeringen heeft deze commissie in tweede instantie zich ook geworpen op de werkwoordsvormen met dit gevolg, dat wij in de toekomst gaan schrijven, in de verleden tijd: hete in plaats van heette, luste i.p.v. lustte, brand i.p.v. brandt. En het vliegtuig land i.p.v. landt; hij word i.p.v. wordt. Hartelijk, redelijk, zouden we gaan schrijven: hartelik, redelik. ‘De Telegraaf’ is tendeze geen meeloper en stelt al bij voorbaat, dat de commissie een hardnekkige voorkeur voor ernstige blunders aan de dag blijft leggen. Dat bij wijzigingen in de spelling grote terughoudendheid dient te worden betracht spreekt deze commissie niet aan. Hoofdzaak schijnt te zijn dat je het de kinderkens in de klas zo gemakkelijk mogelijk moet maken. Wel, schrijft ‘De Telegraaf’, als daar het kernpunt ligt, waarom dan ook maar niet die verschrikkelijke tafels van vermenigvuldiging afgeschaft en ook het aardrijkskunde-onderwijs met ellenlange namen van plaatsen, rivieren, meren enz. waar honderden kinderen schipbreuk lijden!
En als de commissie kiest voor: hij word, hoe staan de geleerde ontwerpers van de nieuwe spelling dan tegen hij ‘loop’?
De commissie, aldus ‘De Telegraaf’, toont geen begrip voor de grote waarheid dat ‘de geschreven taal een wezenlijk bestanddeel is van beschaving’.
‘De Gazet van Antwerpen’ van 4 april geeft, evenals ‘De Telegraaf’ een aankondiging van de aanstaande publikatie van het tweede advies van de Spellingscommissie en citeert vrijwel dezelfde opvallende woordverbrijzeling, maar voegt er nog aan toe de nieuwe woorden pous i.p.v. Paus en blouw, nouw, snouwen enz.. Aan woorden als een ‘klijn mijsje’ is de commissie nog niet toe, hoewel de commissie ten opzichte van lange ij of korte ei wel aandringt op één enkel teken. Het woord Eau de Cologne heeft het gewonnen van ‘odeklonje’ en dat hebben we, schrijft ‘De Gazet’ te danken aan Godfried Bomans.
Wij verwachten binnenkort wel nog andere reacties van de Vlaamse kranten en zien dan de vuist wel in de lucht gaan. |
|