| |
| |
| |
Publikaties
Boeken
Arthur de Bruyne: Lodewijk Dosfel, 1881-1925. Kultuurflamingant, aktivist, nationalist. Wilrijk, Oranjeuitgaven, 1967. 513 blz. Met afbeeldingen. 350 Bfrs. (Bibliotheca Belgica, 1).
Arthur de Bruyne heeft eindelijk zijn biografie van Lodewijk Dosfel, waarvan het manuscript al jarenlang gereed lag, gepubliceerd. Dosfel is in de kringen van katholieke Vlaamsgezinden en met name van Vlaamse nationalisten nog steeds een begrip. Weinig Noordnederlanders zullen zelfs maar zijn naam kennen. Zijn rol in de Vlaamse beweging en met name in het Vlaams nationalisme is een bijzonder belangrijke geweest. Hij behoorde niet tot de politieke corifeeën die aan de weg timmerden, maar hij heeft een invloed uitgeoefend op katholieke Vlaamsgezinde jongeren vóór de eerste wereldoorlog, tijdens de tweede wereldoorlog en vooral ook na 1918 tot aan zijn vroegtijdige dood in 1925, die van een uitzonderlijk grote betekenis geweest is.
Dosfel groeide op in de katholieke Vlaamse studentenbeweging, die actief was aan de katholieke colleges en aan de universiteit te Leuven, waar hij op bijzonder jeugdige leeftijd het doctoraal in de rechten behaalde. Met van Cauwelaert, de bekende katholieke staatsman, was hij de grote leidsman van de katholieke Vlaamsgezinde jongeren vóór de eerste wereldoorlog. Ook in de meer algemeen Vlaamse beweging voor 1914 speelde hij een belangrijke rol. Zo heeft hij een beduidend aandeel gehad in de formulering van de eis tot de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Het was op zijn voorstel dat een vrij radicale methode van vernederlandsing, nl. de trapsgewijze invoering per studiejaar van het Nederlands als collegetaal, aangenomen werd. De katholieke Vlaamsgezinden hadden zich te verweren tegen de opvattingen van de hogere geestelijkheid, in de eerste plaats kardinaal Mercier, die zich scherp verzette tegen de vernederlandsing van het openbare leven in Vlaanderen, en met name tegen de vernederlandsing van het hoger onderwijs. Het was vóór 1914, dat de katholieke Vlaamsgezinden onder leiding van Van Cauwelaert poogden de Vlaamse eisen in de katholieke partij in Vlaanderen ingang te doen vinden. Dosfel stond hierbij vooraan.
In de eerste wereldoorlog kwam er in de Vlaamse beweging een scherpe breuk tussen aktivisten, die, zo het moest, met behulp van de Duitse bezetter het Vlaamse programma wilden verwezenlijken, en
| |
| |
passivisten, die tijdens de oorlog niet aan Vlaamse actie wensten te doen. Het allereerste grote twistpunt in de Vlaamse gelederen was de vraag, of men de door de Duitsers aangeboden vernederlandsing van de Gentse universiteit moest aanvaarden ofwel van de hand wijzen. Veel Vlaamsgezinden heeft dit een grote gewetensstrijd gekost. Van hen was Dosfel wel het meest kenmerkende voorbeeld. Na een diep gewetensonderzoek en na een eindeloos dubben aanvaardde hij het aanbod om hoogleraar te worden aan de vernederlandste Gentse universiteit. Zijn aktivisme bleef beperkt tot dit hoogleraarschap.
Een verantwoording van het aktivisme legde hij af in zijn Katholiek Aktivistisch Verweerschrift. In dit geschrift hield hij zich vooral bezig met politieke en staatsrechtelijke problemen, maar het was toch in wezen de getuigenis van een man, die zich gewetensvol afvroeg wat zijn Vlaamse plicht was.
Na de oorlog bleef Dosfel in het land. Hij werd in hechtenis genomen en moest voor de krijgsraad verschijnen. Deze veroordeelde hem tot 10 jaar gevangenisstraf. Hoewel hij vrij spoedig werd vrijgelaten, wekte zijn veroordeling een grote verontwaardiging in katholieke Vlaamse kringen. Zijn openbare rol was nu uitgespeeld, maar sterker nog dan voorheen was hij de geestelijke leidsman van de katholieke Vlaamsgezinde jeugd. Kenmerkend voor zijn persoonlijkheid was zijn positiekiezen tussen het opkomende Vlaams-nationalisme, dat zich manifesteerde in de frontpartij, en de Vlaamse beweging binnen de katholieke partij. Aanvankelijk steunde hij de frontpartij, maar als streng gelovig katholiek was hij van oordeel dat katholieke belangen de voorrang moesten hebben op Vlaams-nationale belangen en hij trok hieruit al spoedig de conclusie dat de Vlaamsgezinde katholieken de katholieke partij dienden te ondersteunen.
Tegelijkertijd verdedigde hij echter het Vlaams-nationalisme, in de vorm van een federalisme, in de schoot van de partij. Heen en weer geslingerd tussen zijn diepkatholieke overtuiging en zijn Vlaamsnationalisme kwam hij hierbij soms tot de meest wonderlijke constructies. Zijn gewetensconflict was dat van vele Vlaamse katholieken en het is daardoor en door zijn integriteit, dat zijn beschouwingen een grote invloed hadden.
Het is goed, dat dit boek van de Bruyne nu eindelijk verschenen is. Wil men er begrip van hebben wat het Vlaams-nationalisme in de jaren twintig geweest is, dan is kennis van de figuur van Dosfel onontbeerlijk. Een niet-katholiek zal Dosfel's probleemstellingen vaak moeilijk begrijpen of aanvoelen, maar ook hij moet, als hij zich verdiept in de persoon van Dosfel, gegrepen worden door de volstrekte onbaatzuchtigheid en intellectuele eerlijkheid van de man.
De Bruyne heeft tal van publikaties over de geschiedenis van de Vlaamse beweging op zijn naam. Zijn biografie van Joris van Severen (1961) werd een aantal jaren geleden door mij in dit blad besproken en geprezen. Dit boek over Dosfel is het beste, dat ik ooit van de Bruyne gelezen heb. Zijn biografische methode is de feiten voor zichzelf te laten spreken, zo weinig mogelijk oordelen te vellen en vrijwel geen interpretatie van de vermelde feiten te geven. De Bruyne schrijft in een nuchter constaterende stijl. De overvloed aan feiten en aanhalingen uit brieven en geschriften zijn tot een goed lopend verhaal gecomponeerd. De uitgeverij Oranje heeft het boek uiterlijk goed verzorgd.
W.
| |
Fons Erens: Regionale federalisatie. Nieuwe strukturen in Benelux en Europa. Met een woord vooraf door prof. dr. H. Brugmans.
Assen, Van Gorcum en Comp. N.V.. - Antwerpen, Standaard Wetenschappelijke Uitgeverij, 1967. 352 blz., f 12,50.
Als Limburgs Nederlander, afkomstig dus uit het gewest dat ligt op het snijpunt van drie taalgemeenschappen, heeft Fons Erens dit boek geschreven. De auteur is afkomstig uit het volkshogeschoolwerk. Beide achtergronden hebben iets te maken met dit boek. Als Limburger kan de schrijver zich nooit gelukkig gevoeld hebben met een Nederlands staatsnationalisme, als man uit de praktijk van het volkshogeschoolwerk is hij vooral begaan met de culturele werking in de kleinere gemeenschap, met een cultuurbeleid, dat ten nauwste aansluit op de behoeften van de mensen in de kleinere regionale gemeenschappen.
Dit boek is een doorlopend, op een uitgebreide literatuur en op een grote kennis van politieke, sociale, culturele en economische verschijnselen gebaseerd pleidooi voor federalisme. Onder federalisme wordt in Nederland doorgaans alleen de vorming van bovennationale structuren verstaan, structuren in Europees- en Beneluxverband. Dit zijn dus structuren aan de top van het politieke en economische leven. Federalisme betekent echter ook een leg- | |
| |
gen van verantwoordelijkheden bij lagere organen, het niet centraal doen wat decentraal kan geschieden. De component van het Europese federalisme aan de top, van de supranationale organen, is de regionalisatie aan de basis. Deze regionalisatie behoeft niet alleen plaats te vinden binnen de grenzen van één staat, ze kan ook, en dit dankzij de federalisering aan de top en de uitholling van de nationale staatssouvereiniteit, de staatsgrenzen overschrijden. Juist in het kader van een Europese federatie is het mogelijk de natuurlijke regio's, die doorsneden worden door de staatsgrenzen, te integreren. Het is het probleem bij uitstek, waarvoor de Nederlandse taalgemeenschap, doorsneden door een staatsgrens, gesteld wordt. De schrijver houdt zich dan ook uitvoerig bezig met de herwaardering van de natuurlijke regio's in het Beneluxgebied en met name in het Nederlandse taalgebied, maar hij behandelt het probleem van regionale federalisatie ook in een wijder, Europees verband.
In een zeventiental hoofdstukken behandelt hij problemen als dat van de grenzen, het vaderland - van het kleinste vaderland, dat dus regio is over de natie tot het Europese vaderland -, problemen van de souvereine staat en van nationalisme en federalisme, van centralisme; hij gaat wat dieper in op de problemen in België en behandelt vervolgens in het tweede deel van zijn boek een groot aantal problemen die met het regionalisme samenhangen, zoals de economische regiostructuren, wat hij noemt de federale regionalisatie en de verhouding tussen cultuur en regio.
Een federering naar de gewesten toe zou naar zijn mening in het Beneluxgebied vijf grote regio's doen ontstaan. Hij noemt de basis-regio's, die weer samengevoegd kunnen worden tot zogenaamde macroregio's, waarvoor in Europees verband ook meermalen een pleidooi gevoerd is. Deze macro-regio's zouden een gemiddeld inwonertal van 3 tot 7 miljoen moeten tellen. De basis-regio's in de Benelux, die ieder door eigen typerende karakteristieken ofwel door een eigen historisch verleden of een sociaal economische situatie als een zekere eenheid kunnen gelden zijn z.i. de volgende: 1e. Friesland, in de begrenzing van de huidige provincie; 2e. Holland, omvattende de huidige provincies Noord- en Zuid-Holland, de Zeeuwse eilanden en Utrecht; 3e. Vlaanderen met Oost- en West-Vlaanderen en Nederlands Zeeuws-Vlaanderen; 4e. Limburg, bestaande uit de Belgische en Nederlandse provincies Limburg; 5e. Luik. Voorts zouden een aantal gebieden, die een minder uitgesproken eigen karakter hebben, ook een basis-regio kunnen vormen. Zo denkt de schrijver aan de vorming van een groot-Brabant. Wat de provincies Namen en Luxemburg betreft, zou een regionalisatie over de Belgisch-Franse grens plaats moeten vinden. In de Benelux zouden op basis van de basisregio's vier macro-regio's te onderkennen zijn: 1e. het Noorden en Oosten van Nederland benoorden de rivieren, 2e. Holland, Zeeland en Utrecht, 3e. het zogenaamde Benelux middengebied, omvattende de Vlaanderens, het Nederlandstalige gedeelte van Brabant, Noord-Brabant en de beide Limburgen en tenslotte het Waalse gebied met Luxemburg.
Schrijver verdedigt dit met een overvloed aan aanhalingen en verwijzingen naar andere literatuur. Het is in het bestek van deze korte boekbespreking onmogelijk alle aspecten, die hij in zijn werk behandelt zelfs maar aan te stippen. Volstaan moge worden met te zeggen, dat een ieder die bekommerd is - en dat geldt naar wij hopen voor de lezers van dit blad - met de structurele problemen waarvoor de Beneluxgemeenschap en met name de Nederlandse taalgemeenschap zich gesteld zien, dit boek zal moeten lezen. Wij hebben er slechts één bezwaar tegen en wel het volgende: de schrijver haalt soms teveel overhoop en probeert teveel meningen van anderen in zijn betoog onder te brengen. Het werk heeft daardoor iets encyclopedisch, maar de strakke lijn gaat er wel eens door verloren. Dit neemt echter niets weg van mijn grote waardering voor dit boek.
W.
| |
Prof. dr. Aloïs Gerlo: De Vlaamse beweging op nieuwe banen. Verzamelde opstellen. Antwerpen, Uitgeverij Ontwikkeling, 1966.
Voor Nederland: Amsterdam, Uitgeverij Bekking. (Studiereeks T.U.B. nr. 1). 163 blz..
Gerlo heeft in dit boekje twintig opstellen over de Vlaamse beweging verzameld, die door hem gepubliceerd werden tussen de jaren 1945 en 1965. De meeste van deze geschriften zijn typisch journalistieke arbeid. Opzienbarende denkbeelden en diepgaande ontledingen van problemen treft men er niet in aan, maar ze geven een bijzonder goed beeld, van wat een non-conformistische, politiek linkse flamingant over de diverse aspecten van de Vlaamse beweging denkt. Vlak na de
| |
| |
oorlog maakte Gerlo deel uit van de Communistische Partij, thans is hij lid van de Belgische Socialistische Partij. Daarbij is hij vurig flamingant. Op dit ogenblik is hij voorzitter van het socialistische Vlaamsgezinde genootschap het Vermeylenfonds. Als Vlaamsgezinde is hij voorstander van federalisme, dat onder vrijzinnige Vlaamsgezinden maar betrekkelijk weinig aanhang vindt. In deze zijn zijn opvattingen in de twintig jaren, die de verzamelde opstellen in dit boekje bestrijken, niet veranderd. Veel aandacht besteedt hij ook aan de economische aspecten van het Vlaamse vraagstuk.
Voor een eerste kennismaking door Noordnederlanders van het Vlaamse vraagstuk kunnen wij dit boekje aanbevelen.
| |
A.O-Reeks Boekje 1204: Camille Huysmans, door drs. Frans Smekens. 1967.
Voor wie het mocht zijn vergeten hierbij de opmerking dat de Actuele Onderwerpen Reeks een uitgave is van de IVIO (Koninginneweg 62 te Amsterdam).
De pas als Belgisch redacteur aan AO verbonden drs. F. Smekens, laatstelijk conservator van de Oudheidkundige Musea der stad Antwerpen, heeft kans gezien in zestien bladzijden op voortreffelijke wijze het licht te doen vallen op Camille Huysmans als mens, als politicus, als staatsman, geleerde, beschermer van de kunst, schrijver, journalist, grote figuur op het internationale vlak.
De figuur van Huysmans wordt grootser naardat de auteur van de monografie ons de Man Camille Huysmans stap voor stap dichterbij brengt.
Van de drukkerij/uitgeverij Lannoo, Tielt/Den Haag, ontvingen wij met dank het geschenkboekje ‘Denkend aan Nederland’, geschreven door Gaston Durnez, een Zuid-Nederlander, die op geestige wijze in een vijftal kronieken over enkele mensen en dingen uit Noord-Nederland zijn scherpe opmerkingsgave weergeeft; elk stukje is geïllustreerd met enige cartoons.
| |
Tijdschriften
‘Volksopvoeding’, Nederlands-Belgisch tijdschrift, 17e jg., 1968, nr. 2.
Wij verwijzen in het bijzonder naar het artikel van W. de la Court: ‘Bibliotheekwerk en volksontwikkelingswerk’ en een uiteenzetting van dr. K.H. Roesingh over het Cower-rapport, dat ex-minister mr. Vrolijk in 1965 openbaarmaakte en dat zich o.a. intensief bezighoudt met buitenschoolse jeugdvorming.
| |
Uit de verenigingen
Davidsfonds
Onder de kop ‘Davidsfonds hield waardig jaarkongres’ schrijft de ‘Gazet van Antwerpen’ over deze bijeenkomst in de Albert I-zaal van het Kongressenpaleis in Brussel. ‘In 1967 heeft zich in de Vlaamse ontvoogdingsstrijd duidelijk een stroomversnelling voorgedaan. Het DF heeft die stroomversnelling helpen verwekken, wellicht gematigd, maar toch radikaal, niet alleen in spektakulaire manifestaties, maar ook door vele vergaderingen, studie-weekeinden en manifestaties. Die problemen zijn nog lang niet opgelost. Wel worden ze niet langer “des faux problèmes” genoemd, en beseft men dat ze nu dringend een oplossing moeten krijgen. Maar de strijd is nog niet gestreden. Het radikalisme mag niet op zak worden gestoken, en waar er nog altijd strijd moet worden gevoerd, zal het Davidsfonds niet deserteren’, aldus Clem De Ridder, sekretarisgeneraal van het Davidsfonds in het verslag van de ‘Gazet van Antwerpen’.
Ook uit een forumgesprek, vervolgt de verslaggever, bleek dat de Vlamingen nog lang niet aan de voltooiing van hun wensen toe zijn. Mr. Beuselinck, algemeen voorzitter, meende op grond van een analyse van de recente verkiezingen, ‘dat zich thans ernstige struktuurhervormingen voordoen’ en dat men niet langer gediend is ‘met de vroegere behoedende, afremmende of stimulerende maatregelen.’
Manu Ruys van ‘De Standaard’, Emiel Van Cauwelaert van ‘Het Volk’ en Karel de Witte van de ‘Gazet van Antwerpen’ gingen een debat aan onder het motto ‘Nieuw België, nieuwe strukturen’. |
|