C. Het eindredacteurschap te splitsen in:
- | redactioneel eindredacteur
(dr. A.W. Willemsen;
benaming: eindredacteur) |
| |
- | technisch eindredacteur
(mr. Ph. Houben;
benaming: redactiesecretaris). |
In het algemeen zal ‘Neerlandia’, werkend op het gebied van de Noord-Zuid betrekkingen, zoveel mogelijk dokumentatie hierover dienen te verschaffen. Aangezien dit het belangrijkste, maar tevens moeilijkste deel van ‘Neerlandia’ nieuwe stijl zal zijn, vraagt de heer Willemsen de vergadering enig geduld te willen betrachten alvorens een en ander goed functioneert.
Betreffende deze voorstellen merkt de heer Kutsch Lojenga op, dat het hier gaat om principiële punten, waarover de leden van het hoofdbestuur onvoorbereid dienen te beslissen. Verder vraagt hij zich af of het niet mogelijk is om naast handhaving van ‘Neerlandia’, zoals het thans verschijnt een blad uit te geven volgens voorgestelde opzet. De voorzitter geeft ten antwoord alle begrip te hebben voor het onvoorbereid nemen van beslissingen in deze door de hoofdbestuursleden, maar de opeenvolging van vele factoren die tot deze nieuwe opzet van ‘Neerlandia’ hebben geleid, heeft geen tijd gelaten de hoofdbestuursleden vooraf schriftelijk in te lichten. De heer Willemsen licht zijn standpunt ten aanzien van de tweede vraag van de heer Kutsch Lojenga toe, dat er op het ogenblik geen ruimte en geld is voor nog eens een blad. In de praktijk zou dat neerkomen op het bestaan van twee slechte bladen. In de Noord-Zuid optiek is er slechts plaats voor één maandblad naast ‘Ons Erfdeel’, dat driemaandelijks verschijnt. In deze Noord-Zuid gedachte kan ‘Neerlandia’ niet gehandhaafd blijven, zoals het thans verschijnt, omdat het als ‘verenigingsblad’, dat de Noord-Zuid-integratie behartigt, als overkoepelend orgaan geen ingang zal vinden bij alle verenigingen en instanties, die zich met deze betrekkingen bezig houden.
De heer Kutsch Lojenga stelt, dat nu het A.N.V. in principe een Nederlands- Belgische vereniging aan het worden is, de andere taken van het A.N.V. straks weer verder opgenomen zullen moeten worden.
Op een vraag van de heer De Wit over het losmaken van ‘Neerlandia’ van het lidmaatschap van het A.N.V. geeft de heer Van Nes een korte toelichting op de exploitatie van ‘Neerlandia’, stellende dat deze niet geheel gedekt wordt door de contributie. Vandaar dat een ‘Neerlandia-abonnement’ voor niet-leden duurder zal worden (f 12,50 per jaar), dan voor leden f 10, - per jaar) inclusief contributie.
De heer Korthuys stelt, aansluitend op wat de heer Kutsch Lojenga heeft gezegd, bevreesd ervoor te zijn, dat er te veel nadruk op de Noord-Zuid betrekking wordt gelegd, in verhouding tot de problemen en diverse activiteiten, die in het buitenland op het culturele vlak worden ontwikkeld. Verder vraagt hij zich af of het de bedoeling is aan genoemde verenigingen en organisaties gratis één pagina in ‘Neerlandia’ ter beschikking te stellen en of er geen waarborgen geschapen moeten worden, dat de meerderheid van de redactie uit A.N.V.-leden bestaat.
De heer Van den Berge wil in antwoord op het laatste punt van de heer Korthuys het lidmaatschap van het A.N.V. van de redactieleden niet imperatief stellen, wèl dat van de eindredacteur. De heer Willemsen is van mening, dat dit als vereiste niet op papier behoeft gezet te worden, daar immers het hoofdbestuur de redactieleden benoemt. Het doen betalen van verenigingen/organisaties voor plaatsing van hun verenigingsnieuws in ‘Neerlandia’ lijkt de heer Willemsen geen haalbare kaart. Vooral in het begin zal men t.a.v. deze verenigingen/organisaties geen voorwaarden moeten scheppen. Indien b.v. de Stichting enige gestalte krijgt en de behoefte aan publikatie van een en ander groter wordt, zal de Stichting op den duur zeker medefinancieren, aldus de heer Willemsen.
De heer Van Nes vindt dat er getracht moet worden een financiële regeling te treffen, maar dat het project hierop niet mag afspringen.
Vragen over de plaats van Zuid-Afrika in ‘Neerlandia’ in dit nieuwe verband zullen eerst nadat de heer Brinkman een korte uiteenzetting heeft gegeven over het A.N.V. en Zuid-Afrika, besproken kunnen worden, aldus de voorzitter.
Hij verzoekt de heer Brinkman deze uiteenzetting te willen geven.
De heer Brinkman stelt (in het kort weergegeven) de volgende punten:
Het A.N.V. behartigt de belangen van de Nederlandse cultuur door
a. | de integratie van de Nederlandse cultuurgemeenschap in Europa te bevorren en |
| |
b. | bij te dragen tot de ontwikkeling en vertegenwoordiging van de Nederlandse cultuur in de wereld. Zuid-Afrika speelt een rol in verband met b.. |
Bij het behartigen van de belangen van de Nederlandse cultuur in de wereld zijn er enkele speciale aanknopingspunten ook voor de activiteiten van het A.N.V.. Te denken valt aan de Nederlandse en Vlaamse kolonies in het buitenland o.a. in Zuid-Afrika; aan de Nederlandse en Vlaamse emigranten, o.a. in Zuid-Afrika; aan een aantal landen waar historische en/of actuele relaties met het Nederlandse cultuurgebied bestaan, waaronder Indonesië, Suriname, Nederlandse Antillen, Duitse (Noordrijnland en Westfalen) en Franse (Frans-Vlaanderen) grensgebieden en Zuid-Afrika.
Het aanknopingspunt met het Nederlandse cultuurgebied in Zuid-Afrika, betreft niet geheel Zuid-Afrika maar een groep van Zuid-Afrikaners. De Afrikaner in Zuid-Afrika is niet lid van de Nederlandse cultuurgemeenschap, maar van de Zuidafrikaanse gemeenschap. De Zuid-Afrikaners streven ernaar zich te handhaven als een eigen groep en een zekere culturele (taal-)zelfstandigheid te behouden o.a. tegenover Engeland en het Engels. Dit geeft slechts een beperkt aanknopingspunt voor relaties met de Nederlandse cultuur.
De taken van het A.N.V.t.o.v. Zuid-Afrika worden theoretisch bepaald door zijn doelstelling en door de vermelde relaties en aanknopingspunten.
Praktisch gezien wordt, wat Nederland betreft, ook op dit gebied, veel gedaan door de Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging, die goed werk doet, en daartoe ook beter is toegerust dan het A.N.V.. Veel van het werk zal dus overgelaten moeten worden aan de N.Z.A.V..
Gaat men te werk met Zuid-Afrika, dan kan men niet om de ‘apartheidspolitiek’ heen. Deze politiek drukt een stempel op de verhoudingen. Als die druk nu zo gaat werken, dat hij dreigt de culturele betrekkingen af te breken, dàn is het een taak van het A.N.V. hiervoor op te komen. Maar als een organisatie zich moet opwerpen als een drukgroep, moet dit overgelaten worden aan de Nederlands Zuidafrikaanse Werkgemeenschap. Verder geeft het begrip stamverwantschap geen houvast meer. In Zuid-Afrika ligt het net zo. Wij dienen niet de gedachte in de hand te werken, dat het A.N.V. een vereniging is voor Nederland en Zuid-Afrika. Wij hebben geen taak wat betreft de Zuidafrikaanse politiek. Zij die in Nederland en Vlaanderen denken, dat Zuid-Afrika te kort gedaan wordt, moeten niet terecht kunnen bij het A.N.V., aldus de heer Brinkman.
‘Neerlandia’ zal politieke ontwikkelingen in Zuid-Afrika moeten negeren en alleen cultureel nieuws over Zuid-Afrika moeten opnemen onder de rubriek ‘cul turele betrekkingen met andere landen’.
Naar aanleiding van deze uiteenzetting door de heer Brinkman, merkt de heer Beernink op, dat het A.N.V. beschouwd wordt als een minimalistische vereniging en juist in dat minimalisme de kracht ligt van het A.N.V.. Spreker is van mening dat het A.N.V. behoort tot de meest gematigde en vriendelijke verenigingen, zodat druk van ‘apartheid’ voor het A.N.V. althans geen druk betekent. Het loslaten door het A.N.V. van de A-bark is een naar zijn mening niet noodzakelijke tegemoetkoming aan de huidige Zuidafrikaanse ontwikkelingen.