Toespraak van Prof. Dr. K. Van Acker
Zie Mededelingen, jrg. 12, nr. 11/1967. (Slot)
Het verslag ‘Mac Leod’ van de eerste Hogeschool-Kommissie, opgericht op het 23e Nederlands Kongres te Antwerpen in 1896 gehouden, en het verslag-De Raet van de tweede Hogeschool-Kommissie van 1909, hoezeer die ook van elkander afweken, luidden de definitieve faze van de vervlaamsing der Gentse Universiteit in. De entoesiasmerende rol die de Drie Kraaiende Hanen, L. Franck, Fr. Van Cauwelaert en C. Huysmans daarbij speelden om de Vlaamse volksmassa er voor warm te maken, leidden in 1914 ten slotte tot de bespreking door de Kamers van het voorstel-De Raet (vervlaamsing over een korte periode, jaar per jaar, van de ganse universiteit met inbegrip van de Technische Scholen). Toen brak echter de oorlog uit.
Normaal zou een of ander stelsel van vervlaamsing, wellicht het stelsel door De Raet voorgesteld, in 1914-1915 werkelijkheid geworden zijn. De inrichting van een volledig Vlaamse Hogeschool onder Duitse bezetting speelde echter de tegenstrevers ervan, na 1918, een nieuw wapen in de hand, om onder vals klinkende kreten van het hoera-patriottisme, alle ideeën van vervlaamsing als aktivistisch te doen verwerpen. Ook vroeger was een dergelijk wapen gebruikt geworden toen, na 1830, het geschreeuw van Orangisme niet uit de lucht was! Toch bleef een oplossing zich opdringen.
Wij weten nog allen wat die oplossing was: de wet-Nolf van 1923, een kompromis door de regering zelf voorgesteld. De bestuurlijke taal werd Nederlands, doch de studenten kregen de keus tussen een Vlaams en een Frans stelsel, beide stelsels echter weer gemengd, behalve bij de Technische Scholen.
Dat dit zeer hybriede stelsel niet houdbaar was kon iedereen voorzien. Het was een stap achteruit t.o.v. het project-De Raet van 1909, waar het oorlogsgebeuren niet vreemd aan was.
Onder druk van de openbare opinie van de Vlaamse vleugel in elk der grote partijen, en van de stuwkracht die uitging van de Vlaams-nationalistische beweging, werd de regering ten slotte gedwongen de definitieve stap te zetten. Het is betekenisvol dat het de Eerste Minister was die namens de Regering, in 1929, het definitieve en zo lang verbeide wetsontwerp tot volledige vervlaamsing indiende, en dat het door een verpletterende meerderheid in de Kamer werd goedgekeurd.
Twee konstataties komen uit mijn korte en, vrees ik, zeer onvolledige schets, naar voren.
De eerste is dat wij oneindig veel verschuldigd zijn aan Koning Willem I. Ik zal niet beweren dat, zonder het bestaan van een Nederlandse Universiteit te Gent, van 1815 tot 1830, de vervlaamsing er niet gekomen zou zijn. Maar het lijkt mij wel vast te staan dat haar invloed verder gereikt heeft dan tot 1830.
De tweede konstatatie is van meer praktische aard. Waar eerst elke kleine toegeving telkens harde strijd vroeg en jarenlang geduld, werd op het eind de volledige oplossing als het ware toegegooid. Waaruit wij leren dat vastberadenheid een goede deugd is, en ook, dat wij degenen die ons voorgingen en bewezen hebben die deugd in hoge mate te bezitten, niet mogen beschamen.