Publikaties
Boekbesprekingen/aankondigingen
Nieuws uit het verleden.
Tijdens mijn bezoek aan Kaapstad in december 1962 trof ik Dr. Anna Böeseken op het Staatsarchief waar haar bureau was bezaaid met originalia. Er waren toen reeds vier delen verschenen van de door haar bijeengebrachte ‘Resolusies van die Politieke Raad’. Dat haar amb telijk werk haar zozeer zou boeien dat zij ook al haar vrije uren zou gaan besteden aan biografieën over ‘Simon van der Stel en sy kinders’, Jan van Riebeeck en Zacharias Wagenaer, bewijst dat niet alleen de speurzin haar in het bloed zit, maar dat voor Anna Böeseken oude papieren gaan leven. Wij kunnen nog heel wat van haar verwachten!
Zij leidde mij rond door de Tuinen, waar het standbeeld van Van Riebeecks vrouw Maria de Queillerie staat, die hier de eerste winter in ‘seer ondichte tente... groote coude’ had geleden.
Vier jaar later was dr. Anne Böeseken in Den Haag, waar zij geruime tijd op het door historici zo geliefde en bekende archief op het Blijenburg werkte. Al vorens weer terug te keren naar Kaapstad zou zij een grote toer door de Verenigde Staten maken. De avond tevoren was zij onze gast en van deze gelegenheid maakte ik gebruik iets meer over haar leven en werk te noteren. Zij had zo juist de ‘Stalprys vir Kultuur geskiedenis van die S.A. Akademie vir Wetenskap en Kuns’ gekregen voor haar bovengenoemde biografie over Simon van der Stel en zijn kinderen, vrucht van 22 jaar navorsingen in Zuid-Afrika, Nederland, Batavia en Mauritius.
Dr. Anna Böeseken heeft een zéér nauw geweten als historicus. Zij interpreteert zelden, doch laat vóór alles de feiten spreken. Voor het kennen van de persoonlijkheid van Van der Stel riep zij zelfs de hulp in van een handschriftkundige.
Toen ik haar voor de eerste maal in Kaapstad ontmoette, was het ijs gauw tussen ons gebroken. Zij vertelde mij dat zij mijn trilogie Landverhuizers had moeten voorlezen aan haar moeder die een dochter was van Helenius de Cock en Anna van Andel, van huis uit dus ten nauwste geïnteresseerd bij de historie van de grote uittocht der afgescheidenen naar Amerika, welke mede een gevolg was van godsdienstige onverdraagzaamheid in ons land.
Anna werd geboren in Pretoria, waar haar vader secretaris was van Jorissen van de Nederlandse Bank. Al gauw na haar geboorte werd haar vader verplaatst naar Bloemfontein om daar ‘een tak’ van de Nederlandse Bank te openen.
Daar bezocht zij de christelijke gereformeerde school (Dopperschool) en had er verrukkelijke kinderjaren Van 1923-'25 was zij op een Engelse school in Kaapstad, daarna op de Kaapse Universiteit (1926-1931) en vervolgens lerares op Engelse en Afrikaanse scholen in Prins Albert. Cradock. Paarl en Kaapstad. Dit lesgeven werd vaak onderbroken door reizen naar Holland waar zij ‘gruwelijk werd verwend door grootouders van vaderskant’. In 1941 was zij een jaar in Batavia, Bandoeng, Bali en vervolgde daarna haar studie in Stellenbosch.
Vóór zij archiefambtenaar werd werkte zij nog op een uitgeversafdeling van de Nasionale Pers. Thans is zij hoofdredactrice van de Bronnenpublikatie van de Republiek van Zuid-Afrika, een functie die haar bijzonder ligt.
Toen zij in 1948 verbonden was aan de toenmalige uitgeversfirma van de ‘Nasionale pers’, werd haar gevraagd de geschiedenis van Zuid-Afrika in courantvorm weer te geven tegen de achtergrond van wat elders in de wereld had plaatsgevonden. Dat dit een monnikenwerk zou worden, lag voor de hand, maar, zo schrijft zij in haar ‘inleiding’: ‘Omdat ek nuuskierig was na die uitslag van so'n onderneming, het ek ingewillig. Waarheen sou die feite 'n mens lei? Elke koerant sou een, twee, hoogstens drie jaar dek.’
Zo is het boek dat thans bijna 20 jaar later is verschenen onder de titel ‘Die Nuusbode’ ontstaan. Een titel die de inhoud wel dekt, doch als titel, jammer genoeg, weinig spectaculair is. Het boek dat is samengesteld uit een overweldigend omvangrijk materiaal, begint met het einde van de 80-jarige oorlog, de vestiging van een ‘verversingspos’ aan de Kaap in 1652 en eindigt drie eeuwen later met een ‘feesnommer’ d.d. 6 april 1952. Een afgerond geheel dus. Waar men dit overvloedig geïllustreerde boek ook opslaat: men blijft geboeid doorlezen, omdat de schrijfster de geschiedenis van haar land in een groot raam heeft geplaatst, dank zij haar eruditie. Men kan het boek gerust een boeiend geschreven historische encyclopedie noemen. Hoewel speels geschreven - (zelfs een telkens weerkerend ‘hoofdartikel’ ontbreekt niet) is elk feit gemeld door haar ‘correspondenten’, onder wie bijvoorbeeld Samuel Pepys, historisch verantwoord. Een ontzagwekkende literatuuropgave achter in het boek geeft de lezer enige indruk wat voor een titanenwerk het schrijven van dit boek geweest is. Bovendien is aan de tekst een zeer uitvoerig personen- en zakenregister toegevoegd, wat het boek als na-slagwerk ook al bijzonder aantrekkelijk maakt. Een paar willekeurige citaten mogen in deze recensie niet ontbreken. Onder het kopje ‘Godsdienst aan die Fort’ lezen we d.d. 25 maart 1653 o.m.: ‘Die sieketrooster wou Sondags graag twee dienste houd, maar Van Riebeeck ken die menselike natuur te goed, en omdat die manne gedurende die week so hard moet werk, het hy gelas dat slegs één diens op die Sabbathdag gehou word. Almal moet egter die diens bywoon.’ En over ‘Die verskrikkelike Suidoos’: ‘die suid-oostewind het vir almal 'n nagmerrie geword. Van Riebeeck... (kan) nie glo nie dat die wind in die ganse wêreld so sterk kan waai as aan die Kaap
nie.’
Een bericht uit Londen d.d. 27 april 1667 meldt dat de dichter Milton een uitgever heeft gevonden voor zijn ‘Paradise Lost’ waaraan hij 17 jaar werkte. Na verkoop van de eerste oplage van 1300 ex. zal hij nogmaals £ 5.- ontvangen, ‘daarna is die gedig die eiendom van die drukker’. Amsterdam meldt op 10 aug. 1668 dat die 80-jarige digter Joost van den Vondel ‘versoek bij die burgemeesters van die stad Amsterdam ingedien het om met behoud van sy salaris by die Bank van Lening sy werk neer te lê. Hierdie versoek is gunstig toegestaan.’ ‘Hoewel die digter op 17 november sy 81e verjaardag hoop te vier, skryf hy nog steeds gedigte en treurspele.’ ‘Sy gedigt oor Michiel de Ruyter se waagstuk bij chatham vind algemene byval.’ In 1691 krijgen de Franse Hugenoten in Zuid-Afrika hun eigen kerkeraad, doch ‘Hul kinders Mag nie na Aparte Skole Gaan nie’.
Uit Londen wordt in 1819 gemeld dat het boek Robinson Crusoe van Defoe binnen vijf maanden beroemd werd, hoewel de auteur er eerst geen uitgever voor kon vinden.
‘Ja nee, dis nie die eerste maal dat uitgewers toon dat hulle die smaak van die dikwels veragte massa glad nie verstaan nie!’ heeft de schrijver aan een vraaggesprek ‘met 'n siniese laggie daarby gevoeg.’
Is die slawehandel christelijk? wordt er d.d. Desember 1727 in Londen gevraagd. ‘Die algemene vergadering van die Kwakers het vanjaar 'n protes laat hoor teen die toenemende bedrywigheid van slawehandelaars. Hulle veroordeel die slawehandel as volkome onchristelik.