Zuid-Afrika
Paul Kruger-herdenking te Utrecht 10 oktober 1967
In het Krugerhuis, thans kantoor van de Superfosfaatfabriek Albatros, Maliebaan 89, Utrecht, werd de jaarlijkse Krugerherdenking gehouden.
De leiding berustte bij de voorzittersecretaris van de Stichting Paul Kruger Gedenkteken, de heer K. Braak, tevens lid van het D.B. van onze afd. Utrecht. De heer H. Kwakkel met het koor van de Chr. Kweekschool Rehoboth leidde de zang der godsdienstige en nationale liederen; ds. P.D. Smit las in 't Afrikaans psalm 16; als ieder jaar werd een krans gelegd bij het monument, door een dame voor Zuid-Afrika (Mevrouw J. Garbers) en voor Nederland (Mejuffrouw J.C. van den Bosch).
De voorzitter sprak in zijn inleiding over ‘De beroeringen in de wereld van 1967 en hun betekenis voor de Republiek van Zuid-Afrika’. Hij stelde, dat naast de chaos en de gruwelijke onlusten in vele ‘vrije’ Afrikaanse staten, bijv. in Nigeria, dat graag als een voorbeeld van een geslaagde negerorganisatie wordt genoemd en de oproeren en plunderingen in de moderne grote steden van het machtige Amerika, dat zich opwerpt als leidinggevend land ook in de integratie der rassen, het veelrassige Zuid-Afrika zich dit jaar heeft onderscheiden door rust, welvaart en orde. De vrije integratie van de economisch minder weerbare negers in de harde, te liberale en te kapitalistische Amerikaanse maatschappij beschermt hen niet tegen discriminatie en verpaupering; leiders van de z.g. Black Power hebben er als oplossing van de wantoestanden zelfs rassenscheiding voorgesteld: de door velen hier zo verfoeide apartheid van Zuid-Afrika, die aldaar aan de gekleurden een veiliger bestaan verzekert, dan bij de vrije, chaotische ontwikkeling elders, met hulp uit de halve wereld, mogelijk blijkt.
Ook wees spreker op de oorlogstoestand in het nabije Oosten, de sluiting van het Suezkanaal en de machteloosheid van U.N.O. en de daardoor voor ieder opvallende betekenis van het behoud van de Kaap als een der belangrijkste strategische punten der wereld, in de handen van een weerbare staat, waarvoor geen Westerse mogendheid in haar eigen belang onverschillig kan blijven, Reeds zijn er Europese staten en zelfs een Afrikaanse zwarte (Malawi), die terugkomen van hun discriminerende houding tegenover de Republiek, die in 1967 goed geboerd heeft.
Prof. dr. W.J. du Plooy Erlank, culturele attaché bij de Zuidafrikaanse ambassade in Den Haag, sprak over ‘Het Afrikaanse volk in de crisis’. Zijn betoog richtte zich op het historisch perspectief, waarin zich in Zuid-Afrika een strijd heeft ontwikkeld tussen twee beginselen: cultureel nationalisme en kapitalistisch imperialisme, eerst van het op God vertrouwend Hollands-Afrikaanse boerenvolk tegen Engelse overheersing en verder als een strijd die in telkens wisselende vorm van buitenaf, zowel als in het land zelf zich ontwikkelend, nog steeds voortduurt. Als kleine staat en volk heeft Zuid-Afrika zich meer en meer los moeten maken van zijn oude doelstellingen en moeten treden in een breder wereldverband, waaraan het zich nooit meer kan onttrekken. Toch zal het, om niet als een willoze pion op het schaakbord van het wereldgebeuren te worden gebruikt, op bescheiden wijze een eigen bestemming moeten volgen en zich verankeren in het beste van zijn cultureel verleden.