slechts één volk rekende. ‘Daerom’, zo gaat hij verder, ‘laet ons gezamentlijke Nederlanders, schoon wij van Staet geschijden zijn, ons ten minsten in de Nederlandsche konsten aenzien als gevaderlanders en gebroeders. Laet ons gezamender-hand ons genoegzaem Nederduytsch handhaven, eeren en versieren; en dat eyndelijk de tael van den vrijdom ook eens de tael der konsten zij’.
Over de Franse overheersing moet niet veel gezegd. Wij weten allen wat de Fransen hier gedaan hebben: de feitelijke verfransing van voorheen werd nu stelselmatig en met geweld doorgevoerd. Vuylsteke schetste dat zeer klaar: ‘Dit stelsel van ontvlaamsing’, schreef hij in zijn korte statistieke beschrijving van België, Gent 1869, ‘dat gedurende twintig jaren het bestuur, de wetgeving, het rechtswezen, het onderwijs, de drukpers, het tooneel, en tot de gewone daden van het bijzonder leven omknelde; die Fransche alles overweldigende, alles bedwingende overheersing, waarvan niemand het onverwacht einde kon voorzien of zelfs verhopen, droeg spoedig de gewenschte vruchten. Alleen de lagere standen kon men geen Fransch aanleren.’
Wij kunnen ons gemakkelijk voorstellen hoe het zou gegaan zijn indien dit nog een of twee generaties langer zou geduurd hebben.
Indien ik u aldus in 't kort de hier heersende toestand, vóór 1815, heb pogen voor de geest te roepen, dan was dat om u beter te doen begrijpen hoeveel wij te danken hebben aan het Koninkrijk der Nederlanden en o.m. aan de oprichting door Koning Willem I van Staatshogescholen.
Ongetwijfeld hebben het levend kontakt tussen Noord en Zuid en de talrijke overige maatregelen van Willem I en van zijn minister Falck de heropleving van de Nederlandse taal en kultuur alhier sterk bevoordeeld.
Doch de ontmoeting van de verzuchting der lagere standen, wier kultuurbeleving vóór 1815 belichaamd werd in de aktiviteit der nederige kamers van Retorika - waar we o.m. Jan Frans Willems aan het werk zien - met de vernederlandsing van het officieel onderwijs na 1815, is buitengewoon bevruchtend geweest. Nu weten wij wel dat in de Staatshogescholen het Latijn de voertaal was, naar het voorbeeld van de buitenlandse universiteiten van die tijd, en dat de cives academici, de studenten, onder elkaar Frans spraken zoals G. Bergmann, de vader van Tony Bergmann, in zijn ‘Herinneringen uit mijn studentenleven aan de Hogeschool te Gent’, in 1892 schreef.
Niettemin vinden wij onder de eerste strijders die na 1830 voor de rechten van het Vlaamse land zullen opkomen, namen van oud-leerlingen van Prof. Schrant die te Gent de Nederlandse Geschiedenis en Letterkunde in het Nederlands doceerde: nl. Philip Blommaert, Leo d'Hulster en Lodewijk de Potter; namen van oudleerlingen van Prof. Meyer en Prof. Visscher te Leuven, nl. Hub. Delecourt, C.P. Serrure, Prud. Van Duyse; namen van oud-leerlingen van Prof. Kinker te Luik, o.m. Luc. Jottrand.
Die ontmoeting van de Vlaams gebleven rederijkers en de hoger gestudeerden over wie ik het daarjuist had, heeft zich geuit, en wel op zeer frappante wijze, kort na 1830, toen opnieuw alles verfranst werd op even stelselmatige wijze als ten tijde der Franse overheersing - maar nu was het fanatisme en niet meer vreemd staatsbelang er de oorzaak van. In 1832 verscheen te Gent de brochure van Ph. Blommaert, de leerling van Schrant: ‘Aenmerkingen over de verwaerloozing der Nederduytsche tael’ en twee jaar later gaf Jan Frans Willems, de self-made man te Eeklo, zijn Reinaert de Vos, in het licht waarvan het hartstochtelijk voorbericht ons nu nog ontroert.
H. Conscience, Theodoor Van Ryswyck, P. Van Duyse en K. Ledeganck sloten zich weldra daarbij aan. Op korte tijd werd het Vlaamse land wakker geschud. Toen in 1840 een Algemeen Petitionnement rondgestuurd werd om door de bevolking te laten ondertekenen, waren er meer dan 100.000 die hun handtekening plaatsten.
De voornaamste eisen van het verzoekschrift waren:
- | bestuurlijke taal in Vlaanderen: Vlaams |
- | gerechtelijke taal: Vlaams |
- | oprichting van een Vlaamse Academie |
en ten slotte: ‘Dat het Nederduytsch bij de Universiteit van Gent en bij de andere rijksscholen in de Vlaemsche gewesten dezelfde voorregten zal genieten als het Fransch’.
Wij weten dat hiermede de Vlaamse beweging publieke vorm heeft gekregen. Wij weten echter ook dat dit petitionnement door de Kamer der Volksvertegenwoordigers werd doorgestuurd naar de Minister van Binnenlandse Zaken, zonder behandeling ervan. En nochtans leek het een ogenblik alsof de zaak een goede wending nam. De regeling van de spelling van het Vlaams, reeds eeuwen verwilderd tot een soort afspiegeling van de vele dialecten, werd te Gent in 1841 op het Taalkongres waar alle Vlaamse letterkundigen aan deelnamen, vastgelegd. En het was in de ronde promotiezaal van de Gentse Hogeschool dat dit gebeuren plechtig gevierd werd. (24 dec.)
Doch het was aan diezelfde Hogeschool, waar sinds 1835 het Latijn vervangen werd door het Frans, dat de kursus die voorheen door Schrant was gedoceerd, op het programma van het tweede jaar volgende vermelding kreeg: ‘Littérature flamande. Les jours et heures seront fixés ultérieurement.’ Prof. Bormans, die ermede belast was geworden, werd overgeplaatst naar Luik, en de kursus verdween helemaal van het programma.
Het is onmogelijk de strijd om de vervlaamsing van de Gentse Hogeschool en van het Hoger Onderwijs in het algemeen, los te denken uit het geheel van de objektieven van de Vlaamse Beweging. Want strijd om taalgelijkheid in het rechtswezen bijvoorbeeld kan niet