Uit de tijdschriften
Kort genoteerd en meegedeeld. vanwege de Kultuurraad voor Vlaanderen, 1967 nr. 4.
Dit nummer bevat de tekst van de toespraak van de heer G. Schmook, ondervoorzitter van de Kultuurraad voor Vlaanderen, uitgesproken op een bijeenkomst van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde.
De heer Schmook sprak over ‘het probleem der vertaling van Nederlands wetenschappelijk werk’.
De bedoeling van de vergadering van de Kon. Vlaamse Academie was voorshands alleen te besluiten om de verschillende Vlaamse Academiën ertoe te bewegen een gemengde, maar vrij beperkte commissie te vormen, die dat probleem in zijn geheel zou onderzoeken om zo mogelijk tot praktische conclusies te komen.
Uitgegaan zou moeten worden van de noodzaak wetenschappelijke werken, handboeken, vulgariserende syntheses en artikels in allerlei periodieken oorspronkelijk in het Nederlands te stellen. maar daarnaast door vertalingen de expansie van het Nederlands wetenschapsleven in de wereld mogelijk te maken.
Ter beperking van de onberekenbaar hoge bedragen voor vertaalkosten wordt gedacht aan toevoeging van een zeer uitgebreide samenvatting in een andere taal aan het oorspronkelijk werk of artikel, de vorm dus van de bekende summaries, maar dan veel uitgebreider als tot nu toe gebruikelijk was.
Voor het vinden van de nodige fondsen denkt men een beroep te doen op kapitaalkrachtige Vlaamse instanties, gezaghebbende Raden en openbare machten.
De tekst van een toespraak, gehouden door de gouverneur van de provincie Antwerpen, de heer A. Kinsbergen, naar aanleiding van de prijs voor letterkunde van de Vlaamse provincies en van de provinciale culturele prijzen, is mede in dit nummer van ‘Kort genoteerd en meegedeeld’ opgenomen.
In deze toespraak vraagt de heer Kinsbergen aandacht voor de taak van de openbare besturen op het stuk van het cultuurbeleid, om te trachten nieuwe vormen aan te leggen voor de nabije toekomst. Spreker gaf een uiteenzetting over de taak van de verleden jaar opgerichte ‘Provinciale Cultuurdienst’ en stelde, dat meer moet besteed worden aan de vormgeving van het leefklimaat (ruimtelijke ordening, het straatbeeld, de wooncultuur, taalzorg, stijl in de omgangsvormen) en in de tweede plaats moet meer aandacht gaan naar de algemene culturele vorming (school, verenigingsleven, openbaar bibliotheekwezen). Op de derde plaats noemde de heer Kinsbergen de noodzaak de creatieve expressie te bevorderen.