Kort verslag van de algemene verbondsvergadering op 27 mei 1967, te 10,30 uur in gebouw IPPA, Meir 59 te Antwerpen
1. Opening. Herdenking mr. W.L. Bicker Caarten. Erelidmaatschap dhr. C. van Leeuwen.
De voorzitter, de heer F. Koote, diep onder de indruk van de grote ramp die Brussel heeft getroffen door de brand van l'Innovation, opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom, in het bijzonder de directeur mr. Ph.J.I.M. Houben, die hij aan de vergadering voorstelt.
Staande herdenken de aanwezigen de overleden secretaris mr. W.L. Bicker Caarten. De voorzitter gedenkt in dankbare herinnering zijn grote toewijding en vele arbeid in dienst van het Verbond. Wij missen hem zeer.
Voorts memoreert de voorzitter het afscheid van de heer C. van Leeuwen als penningmeester in juni 1966. Op de vorige algemene verbondsvergadering zijn de vele verdiensten die hij in die functie voor het Verbond heeft verricht, genoemd. Er zijn toen stemmen opgegaan hem tot erelid te benoemen. In zijn vergadering van 17 november heeft het hoofdbestuur besloten een voorstel daartoe aan deze algemene verbondsvergadering voor te leggen. Met algemene instemming neemt de vergadering dit voorstel aan.
De voorzitter verleent vervolgens de heer Van Leeuwen het ere-lidmaatschap en spreekt hem hartelijk toe. Het is een hoge onderscheiding; er is maar één erelid, de vroegere ambassadeur van België in Nederland, baron F.X. Van der Straten-Waillet. Van Leeuwen heeft deze onderscheiding verdiend, in het bijzonder voor het vele werk dat hij als penningmeester de laatste 20 jaar heeft verricht.
Hoewel de datum van deze vergadering samenvalt met die van een tocht naar Leuven van de Brabantse afdeling en één dag ligt vóór de grote massabijeenkomst in Antwerpen, zijn er toch vijf leden meer aanwezig dan op de vorige algemene verbondsvergadering in Dordrecht.
Het nieuwe jaar, aldus de voorzitter, zien wij hoopvol tegemoet. De 1ste mei is de directeur in dienst getreden, tot wiens aanstelling het hoofdbestuur in maart jl. heeft besloten. Nadat hij is ingewerkt en de reorganisatie van het kantoor, het ‘binnenwerk’, gereed zal hebben, zal hij, waarschijnlijk van september af, ook aandacht aan het werk naar buiten gaan besteden. Gehoopt wordt dat mede door zijn werk het aantal leden, met name jongere, zal toenemen.
Er werd in het nieuwe verenigingsjaar in Enschede (Twente) een nieuwe afdeling gesticht. In Eindhoven (Oost-Brabant) zal in november a.s. een afdeling worden opgericht. De afdeling Haarlem is helaas stervende.
Grote activiteiten gingen uit van twee afdelingen in Noord-Nederland, ook in Zuid-Nederland zijn enige afdelingen zeer actief geweest.
Verheugd is het Verbond over de toekenning van een subsidie van de Belgische regering, nadat hier jarenlang pogingen toe zijn aangewend. De voorzitter bracht in het bijzonder dank aan de heren Fleerackers en Piryns, die zich voor de verkrijging daarvan bijzonder veel moeite hebben getroost.
De voorzitter hoopt in het najaar, als hij een reis door Zuid-Afrika maakt, met de afdeling Kaapstad besprekingen te voeren. Hij herinnert aan de grote belangstelling uit de kringen van het Verbond voor het 37e Nederlands Congres te Rotterdam. Het boekje met verslagen van de gehouden zittingen zal binnenkort verschijnen; het zal tegen de prijs van f 2,60 verkrijgbaar zijn. Banden voor de jaargangen van ‘Neerlandia’ zijn vervaardigd en ten kantore verkrijgbaar tegen de prijs van f 4,75. De voorzitter spreekt de wens uit dat velen op 8 en 9 juli de Groot-Kempische cultuurdagen in Hilvarenbeek zullen bijwonen.
Wat de Visser-Neerlandiaprijzen betreft acht hij het nodig, dat er een commissie wordt benoemd, die het veelomvattende voorbereidende werk dat daar jaarlijks voor moet worden verricht, en dat tot heden in hoofdzaak door hemzelf met behulp van de secretaris werd gedaan, op zich kan nemen.
In 1967 zal er geen vergadering worden gehouden van de gezamenlijke afdelingsbesturen; de bedoeling is die bijeenkomst in het voorjaar van 1968 te houden.
Over de voorgestelde nieuwe spelling van de bastaardwoorden is een discussie aan de gang in ‘Neerlandia’. Voor het Verbond zelf is hier geen aanleiding een standpunt in te nemen, daar dit geen taalkwestie maar een zaak van spelling is;