deze overgeleverde nuttige -dt, doch ontlaste haar van haar bijzondere lastigheid door in de tegenwoordige 2de- en 3e persoonsvorm en in de verleden 2de-persoonsvorm steeds gelijkelijk -dt te schrijven, ongeacht het vnw. (gij, u, je, jullie) en ongeacht de plaats van het vnw..
Er bestaat in de Nederlanden slechts éne tragedie der werkwoordsvormen, namelijk die voor het Vlaamse kind - en het Vlaamse volk - in zoverre men het op 'n voortijdige wijze knelt in de bindingen der Franse conjugaisons.
De Vries en Te Winkel spellen wijste, malste, welke laatste spelvorm de overtreffende trap aanduidt én van mal én van mals; de Afrikaanse Woordelys spelt wijsste, boosste, dwaasste. Dit wijste is een zwakke stee: de woordleden zijn: wijs + st + e, en niet: wijs + t + e, noch wij + st + e.
De Rapporteurs op blz. 19 en 37 van hun werkstuk sluiten aan bij deze - in hun werkhanden nu gevaarlijk gebleken - zwakke stee, door na een woordstam op -s, gevolgd door -sel of -ster ook slechts één s te schrijven. Ze voeren hier een beginsel in, hetwelk men kon heten het beginsel der kortspelling: 'n eindmedeklinker van 'n vorig woordlid, en 'n zelfde medeklinker aan het begin van 'n volgend woordlid worden samen slechts aangeduid door één letter.
Dit valse beginsel geldt echter alleen bij -st, -sel en -ster: deze affixen verliezen in een toevallig geval hun recht op 'n vaste gave spellingsfiguur. Waarom niet ‘onmiddelijk’ ook elders ‘beginseloos’ gaan spellen? Is bij sommigen de verdere bedoeling, vanuit deze loze regeling woordgeleedkundig enig juiste schrijfwijzen als die van antwoordde, haatte (o.v.t.) binnen afzienbare tijd neer te laten halen?
Wie goed fonologiseren wil, die geve aan de ee in open lettergrepen haar dienst terug in woorden als: hanteren, bedelen. En die spelle leeuwerikken met twee k's; het is 'n geval van tweeërlei uitspraak en slechts de spelvorm met twee k's kan hier overkoepelen de uitspraak met de i van rik en die met een kleurloze klinker.
De spellingvoorstellen inzake bastaardwoorden zijn drastisch en vaak driest. Als Vlaamse, liever: als Heelnederlandse nationalist, moge ik hierbij opmerken dat wie de bastaardwoorden en nog sterk vreemde woorden in spelling naturaliseren, nationaliseren wil, daarom nog geen ernstig kamper voor handhaving, geen trouwe hoeder van eigen taal, beschaving en grondgebied hoeft te wezen. Hij kan zelfs voorstander zijn van al te vroegtijdig aanleren van 'n tweede taal; in Brussel kan hij zelfs zijn kinderen naar 'n Franstalige school sturen.
Over de eigenlijke opdracht der Commissie alleen dit:
De tegenstellingen opheffen tussen k, c en qu door alleen k over te laten, erger nog: de diensten van c, ç en s neutraliseren door alleen s te bezigen, x te vergroven tot ks, de ypsilon afdanken; en dit alles losmaken uit allerlei samenhang: samenhang met eendere schrijfwijze in andere talen, in Engels en Frans vooral, samenhang met taalkring, met gebruiks- en gevoelssfeer, met geschiedenis en verre etymologie; hierbij alle frequentie-onderzoek voorbijgaan - dit alles is 'n ‘koud kunstje’, een van zeer kil vernuft van technici met zeer grote oogkleppen.
De beslechting van moeilijke vraagstukken door allerlei spelvormen over de hele linie of over 'n lange linie platweg gelijk te slechten, is geen beslechting.
Hoewel we eigenlijk aan nuttige veranderingen halen kunnen uit ‘sjapieter’ III en IV van de Regels van het Rapport kan ik hier niet uiteenzetten. Deze hoofdstukken betreffen uitsluitend zaken, voor welker behandeling de Commissie zich zelve 'n opdracht heeft toegewezen.
Tegen het versmaden van 'n dienst, die alleen de orthografie bieden kan en niet de taalklank, door de hoofdletter in Nederlands, Antwerps, Goerese te verwijderen, kan men zich niet genoeg verzetten; men restituere liever ‘maart’ en ‘mei’ hun hoofdletter.
Wie in fietsster (toch niet afgeleid van ‘fieten’!) slechts ene s voorschrijft, kwetst het woordgeledingsgevoel, het ontwikkelde althans, hindert het bewustzijn van afzonderlijk herkenbare woordleden. Maar er is ontstellend meer: meisjeschool, ziekehuis: in de mogelijke ‘Woordelijst’ ware dit de schrijfwijze. Dit is rauwe taalafschaffing zonder meer.
Voor het oplossen van het vraagstuk der tussenletter-n- (waarom ook niet tusse-letter en tusse -n?) door de -n- zelve te vernietigen in duizenden bestaande en in duizenden bestaanbare woorden, bij welke vernietiging tevens de vorm van andere algemene bestanddelen van het Nederlands op drift kon geraken - voor zulk 'n opruiming van het vraagstuk door het object zelve op te ruimen volstonde slechts 'n maatregel van bestuur?!
De Rapporteurs rapporteren niets over de afbreking op het einde van de regel bij de tussenletter -s-; wel wijzen ze op de afbreking ‘in geval van samentrekking’: jongens- en meisjeschool. Dienen we op het einde van de regel af te breken op deze manier: meisjes-chool, bonnetjes-telsel, siniese ortografiese gezelschaps-pelletjes? De -ss- kan men trouwens zó aanhouden, dat ze duidelijk het einde der vorige en het begin der volgende silbe laat horen.
En hoe behoort het nu: leken- en specialistenmoedwil of leke- en specialistemoedwil? En op het einde van de regel: oudheden-berging of oudhede-berging? Mooie oefening in het herkennen en misvormen van meervoudsvormen!
De formulering op blz. 29 van de ‘voorstelleuitgave’ sluit in zich dat er lieden zijn die deze -n- ook uitspreken. De letter -e- van de ‘Deskundigecommissie’ vertegenwoordigt dus meteen de klankverbinding -en-. Alweer 'n nieuwe fonologische werkwijze: insgelijks 'n geval van ‘kortspelling’ en wel bij tweeërlei uitspraak, waarbij alleen de minimum-klankvorm met 'n letter wordt gehonoreerd.
Ge moet maar raden of ge na de -e- nog een -n- moogt uitspreken. Het spreek vanzelf, dat evenals bij het in '54 geslachtofferde galgenaas de maximale spelvorm wel de maximale en minimale klankvorm kan aanduiden, doch de minimale spelvorm niet de maximale klankvorm naast de minimale.
De ‘vrijheid’ van blz. 16 van het Rapport zou, vooral in Vlaanderen, krasse onvrijheid betekenen. Indien het de Rapporteurs ernst ware geweest met die vrijheid om de tussen-n ook te blijven schrijven, dan hadden ze hiertoe regels opgesteld! Het rapport zaait verdeeldheid.
Men dringe de omgangstalige beschaafdenuitspraak zonder -n- klank der Noordwestelijke Nederlanders niet op aan de familiaar beschaafd sprekenden uit het Oosten en het Zuiden der Nederlanden, die deze -n- wel of niet uitspreken, al naar de klanknabuurschap. En in hoger taalgebruik, in hoogtaal, blijve voor elke Nederlander de tussen-n- uitspreekbaar, zelfs in alle klankposities.
De letter, en de letter alleen, kan hier de vrijheid borgen, want ook dit is 'n dienst der letter in een traditionele cultuurspelling dat ze 'n klank kan aanduiden, die men ondanks die aanduiding nog niet hoeft uit te spreken.
De tusssenletter-n- overkoepelt drieërlei: de vorm zonder uitgesproken -n-, de verscheidenheden van gevallen met nu eens wel dan weer niet uitgesproken -n-, de volgehouden uitgesproken -n- in volgehouden hoogtaal.
Men ontbinde in dezen de taal niet, ontbinde niet de eenheid van het Algemene Nederlands door slechts één der drie hoofdvormen te sanctioneren. Verdrijft men de tussen-n-, dan kunnen de n's van andere woordeinden meegesleept worden in de ondergang. Werpt men de tussen -n uit, dan werpt men mij, Vlaming, uit - uit de eenheid van het Algemeen Beschaafd Nederlands
Het A.B.N. werd dan voor mij het A.H., het Algemeen Hollands. Niet ik ware dan de provincialist. Zo luidt de stem van mijn geweten.
Met deze bijdrage meent de redactie het spellingdebuut te moeten besluiten. Zij is van oordeel, dat voor- en tegenstanders van de voorgestelde nieuwe spellingregeling voldoende aan het woord zijn geweest.
Red.