Lefèvre in Limburg
Staatsminister Theo Lefèvre sprak op 22 november 1966 voor het V.V.A.-Limburg over: ‘Evolutie van de partijpolitiek in ons land.’
De vergadering, die ruim honderd aanwezigen telde, luisterde geboeid naar de pittige stijl van de politicus, uit wiens spreekbeurt we hieronder enkele passages even in het licht zetten.
Vooral de intellectuelen beoordelen vaak de politicus verkeerdelijk als een materialist. Te dikwijls vergelijkt men de eigen intenties met ‘zijn’ daden!
In een demokratisch stelsel is politiek het streven naar een doel, rekening houdend met diegenen die niet hetzelfde doel hebben en die men tracht te overtuigen van wa. men als het beste beschouwt voor de samenleving.
De partijen steunen op een doctrine, konservatief voor de P.V.V., travaillistisch voor de B.S.P. en een groot deel van de C.V.P., Daarbij heeft de C.V.P. een godsdienstige achtergrond, de B.S.P. een vrijzinnige.
De gebeurtenissen in ons land moeten beoordeeld worden in het licht van wat rondom ons en elders in de wereld gebeurt en vooral van de vooruitgang van wetenschap en techniek.
Hier en elders is er een levensbeschouwelijke krisis van de partijen, het regiem en het gezag.
De ervaringen opgedaan door één generatie worden niet doorgegeven aan de volgende. De visie van het verleden belet de volken te zien welke greep te maken naar de toekomst. Zo verklaart bijna iedereen dat hij voor Europa is, maar ieder geeft een eigen inhoud aan het woord. De NAVO ontstond uit vrees (Praag) en wordt nu verzwakt.
De enorme ekonomische ontwikkeling maakt, dat nationale staten niet meer over de aangepaste mechanismen beschikken om leiding te geven aan de ekonomie. Door de welvaart verkeert men in een euforie.
De ontwikkeling van wetenschap en techniek heeft heel wat mysteries doen verdwijnen, de mede daardoor ontstane levensbeschouwelijke ontreddering is ook in de gezagskrisis weer te vinden.
In de laatste 20 jaar zie ik slechts twee grote mannen: Johannes XXIII en Chroestsjow. Wat zij deden kan niet meer volledig ongedaan worden gemaakt.
Wij kennen dezelfde algemene krisis wellicht scherper door:
- totaal gemis aan staatsburgerlijke en maatschappelijke opvoeding;
- de tegenstelling volk - staat die in Vlaanderen gemakkelijk wordt aanvaard;
- de partijen die op godsdienstig filosofische basis verdeeld zijn;
- het probleem Vlamingen - Walen - Brusselaars;
- het zeer sterke conformisme in de partijen en in de Vlaamse aangelegenheden.
Wat Brussel betreft meen ik, dat wetten of sankties niet toegepast kunnen worden zo ze niet steunen op een belangrijk deel van de bevolking die erbij betrokken is.
Ik ben een overtuigde, een beetje ontgoochelde, parlementariër en demokraat.
De Belg is geobsedeerd door de zin voor vrijheid, voor elk gewicht zoekt men een tegengewicht. Zó is praktisch geen vooruitgang mogelijk.
Vóór 1940 heeft een studiecentrum voor de hervormingen van de staat gewerkt. Ná de oorlog werden die degelijke verslagen,