Tijd, 9 september 1966
‘Heeft de Benelux nog zin?’ is de vraag, die de heer Fr. Wildiers zich in bovengenoemd weekblad voor economische voorlichting stelt, en die hij tracht te beantwoorden.
Daarbij gaat hij uit van een bericht dat hij las in het ‘Financieel Dagblad’ van 31 augustus over een gemeenschappelijke afwatering in de kanaalzone Zeeuws-Vlaanderen, maar bij verdere lezing komt hij tot de conclusie, dat het ‘gemeenschappelijke’ zich niet verder uitstrekt dan tot de in het Nederlandse gebied liggende gemeenten, om bij de rijksgrens op te houden.
Als het straks ook zo gaat met de drinkwatervoorziening, de levering van elektriciteit, het personen- en goederenverkeer, de recreatiemogelijkheden en zo meer, dan vraagt hij zich af: waartoe moet dit ongecoördineerde optreden leiden? ‘Wat willen onze regeringen?’
Dan verwijst hij naar de nota van de Economische en Sociale Raad van Advies der Benelux Economische Unie (E.S.R.A.) overgemaakt aan het Benelux Ministercomité, die aandacht vraagt voor deze soort van afremmingen van allerlei plannen voor aan weerszijden van de grenzen van Noord en Zuid gelegen streken (infrastructuur kanaalzone Gent-Terneuzen, havengebied Antwerpen, problemen in Brabant en Limburg).
De heer Wildiers beaamt dan ook van harte het advies van de ESRA om deze gang van zaken te veranderen door instelling van een dienst als bedoeld in artikel 40 van het Unieverdrag, welke dienst nl. in de wederzijdse afstemming van de ontwikkeling der grensgebieden coördinerend, leidinggevend en op daarvoor in aanmerking komende gebieden zelfs beslissend zou kunnen optreden.
Na het aanduiden van bepaalde objecten, die daarvoor nu dadelijk in aanmerking komen en die hij reeds noemde in een op 20 mei 1965 in Nederland gehouden toespraak, herhaalt hij zijn toen gedaan voorstel, dat voor bepaalde goed omlijnde gebieden, Beneluxambtenaren verantwoordelijkheid zouden krijgen om het industrialisatiebeleid en ook de ruimtelijke ordeningsplannen uit te stippelen en hiervoor door de beide daarbij betrokken regeringen een begrensd begrotingsbedrag te doen beschikbaarstellen.