Het bedreigde Nederlands in Zuid-Afrika
In ‘Nieuws uit Zuid-Afrika’ van juli en augustus 1966 schreef prof. Wilfried de Pauw te Pretoria twee artikelen ‘Over het Nederlands in Zuid-Afrika’ - verkorte tekst van een artikel in ‘Ons Erfdeel’, 7de jaargang nr. 2. De positie van de Nederlandse taal in Zuid-Afrika verzwakt snel, ondanks mooie woorden over taalverwantschap en andere verwantschap tussen Nederlandstaligen en Afrikaners. Buiten de universiteitsdepartementen voor Afrikaans-Nederlands bestaat er in Zuid-Afrika zeer weinig gelegenheid om Nederlands te leren, tenzij men een privéleraar vindt. Over het onderwijs in Nederlands op de middelbare school moet men zich geen illusie maken. Dat is betreurenswaardig, want de taalverwantschap is de voornaamste band tussen beide volken; zowel Afrikaners als oud-Nederlanders in Zuid-Afrika zullen verlies lijden wanneer zij het Nederlands negéren.
De heer C. de Jong te Pretoria zegt in het ‘Nieuws’ van augustus van de Ned. Ver. aldaar hierover o.m. het volgende: Het is gewenst, dat van beide zijden meer aandacht aan de Nederlandse taal worde gegeven. Andere groepen immigranten bieden de Nederlanders in Zuid-Afrika een m.i. beschamend voorbeeld. De Duitsers bezitten hun eigen lagere scholen en enige middelbare scholen in plaatsen waar zij talrijk zijn. De door de Franse regering uitvoerig gesteunde Alliance Française verschaft in enige steden gelegenheid Frans te leren, binnenkort ook aan jeugdigen. Italianen, Grieken en Portugezen hebben hier en daar hun eigen middagscholen georganiseerd om hun kinderen de taal van hun ouders te leren. Nederlanders doen niets.
Ook van Nederlandse zijde dient men in Zuid-Afrika moeite te doen cursussen in Nederlands voor kinderen van een of meer Nederlandse ouders te organiseren. Men mag als antwoord verwachten, dat de meeste Nederlandse immigranten het overbodig vinden hun kinderen Nederlands te laten leren en hen liever in (slecht) Afrikaans toespreken, en dat zij die dat wel op prijs stellen, dat zelf wel kunnen doen. Zelfs al zou dat waar zijn, dan veronderstel ik nog, dat een grote groep Nederlanders het wel op prijs stelt, dat hun kinderen hun taal leren, maar daartoe zelf geen kans ziet en cursussen in deze taal voor hun kinderen zal toejuichen. Men mag hiervoor ook belangstelling van Afrikaners verwachten, vooral zij die van één of twee Nederlandse ouders afkomstig zijn. Men mag hiervoor ook financiële en andere hulp aan de Nederlandse regering vragen, welke immers de belangen van de Nederlandse cultuur en taal in het buitenland op het hart draagt. Zij besteedt grote bedragen voor de publikatie van tijdschriften in het Engels over Nederland, zoals Circuit en Delta en zal dus ook vermoedelijk het Nederlands in het buitenland willen steunen.
Ook de Afrikaners hebben belang bij grondiger onderwijs in het Nederlands, naarmate deze taal voor opvolgende geslachten van hen steeds vreemder zal worden. Vele Afrikaners zijn geneigd hun talenkennis te beperken tot Afrikaans en Engels, maar sommigen van hen bepleiten intensiever bestudering van bepaalde moderne talen om hun kennis op vele gebieden uit te breiden. Deze moderne talen zijn in de eerste plaats Frans, Duits en Nederlands. Het Nederlands staat hun, ondanks het toenemende verschil met Afrikaans, nog steeds veel nader dan Frans en Duits en is door hen het gemakkelijkst aan te leren. Het Nederlandse taalgebied in Europa heeft bovendien vanouds de cultuurinvloeden en kennis van de drie omringende taalgebieden Engels, Frans en Duits gretig geabsorbeerd. Daardoor verschaft het Nederlands kennis van wat er in de Europese cultuur omgaat en kan het voor de Afrikaners dienen als venster op de wereld naast het venster, dat hun kennis van Engels hun op de Angelsaksische wereld verschaft en dat onvermijdelijk steeds een eenzijdige kleur bevat.
Het is daarom wenselijk, dat op de Afrikaans-medium middelbare scholen het Nederlands niet langer afgescheept wordt, maar op dezelfde voet als Duits en Frans onderwezen worde, in beginsel dus als een vreemde taal, wat het in wezen geworden is, en met dezelfde rang en betekenis. Op deze wijze zullen vele Afrikaners beter met Nederlands vertrouwd geraken. Daarnaast dient echter het huidige, beperkte onderwijs van Nederlands als deel van het onderwijs in Afrikaans gehandhaafd te worden voor degenen die Nederlands niet als vak voor hun matrikulasie-examen wensen te kiezen, maar het nodig hebben als basis van Afrikaans.
* * *
Tot zover de heer De Jong. Onnodig te zeggen, dat wij dit betoog krachtig ondersteunen.
(Red. Neerlandia)