Neerlandia. Jaargang 70
(1966)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermdPublikatiesDe Nederlandse Courant voor Canadavan 16 maart 1966 bevat een uitvoerig artikel over de in Montreal in 1967 te houden Expo en de belangrijke plaats, die Nederland daarbij hoopt in te nemen. Directeur van de door de Nederlandse regering in het leven geroepen Stichting Wereldtentoonstelling Montreal 1967 is mr. M.F.F.A. de Neree tot Babberich. In maart 1964 werd reeds een zeer gunstig gelegen perceel van 38.000 vierkante mijl gekozen met twee waterfronten op de St. Lawrencerivier en op een kunstmatig meer op St. Helen's Island. Duidelijk zal worden uitgebeeld dat Nederland in de laatste decennia een modern industrieland is geworden. Voorts de spectaculaire Delta- en Zuiderzeeprojecten, voorts de problemen van de uitzonderlijke bevolkingsdichtheid, o.a. intensieve produktie, emigratie, onderwijs, gezondheidszorg, urbanisatie enz. Handel en verkeer, de betekenis van Amsterdam en Rotterdam als wereldhavens. de scheepvaart en het luchtverkeer. Het Nederlands paviljoen is een ontwerp van de Rotterdamse architect W. Eijkelenboom (Eijkelenboom en Middelhoek). Een deel van de tentoonstelling zal gewijd zijn aan de relaties met Canada. In juni 1965 met de bouw van dit paviljoen begonnen zal het in juni van dit jaar als een der eerste nationale paviljoens gereed zijn. | |
Nederland Nu, maart 1966.In het maartnummer van dit tijdschrift, gewijd aan Nederlandse prestaties op nationaal en internationaal gebied, vinden we zeer lezenswaardige artikelen over het Instituut voor Toegepast Biologisch Onderzoek (ITBON) dat in 1965 zijn 25-jarig bestaan heeft gevierd en zegenrijke arbeid presteert bij de bestrijding van insektenplagen. Voorts een fraai geillustreerd artikel over het nieuwe concertgebouw in Rotterdam, dat 18 mei 1966 zijn deuren opende. Niet minder dan 2232 zitplaatsen telt de grote concertzaal, voorts de kamermuziekzaal met 604 plaatsen en een gehoorzaal met 154 plaatsen. Hierop volgt een bijdrage over de Binnenscheepvaart, een pijler van nationale economie. Nieuw is in dit tijdschrift de Kroniek van de Nederlandse Antillen en van Suriname. | |
[pagina 106]
| |
Nieuws uit Zuid-Afrika, 1 april 1966.Het aprilnummer van ‘Nieuws uit Zuid-Afrika’ is weer te beschouwen als een bijzonder nummer. Het is gewijd aan het Kaaps Schiereiland. In dit nummer vertelt dr. Jan Ploeger ons hoe Kaapstad groeide van Nederlandse verversingspost uit de dagen van Jan van Riebeeck tot de wereldstad van heden. Vele foto's uit het verleden en heden accentueren de toestanden van weleer en van nu. Andere artikelen handelen over de haven van Kaapstad, de universiteit van Stellenbosch, en de wijnvlakte van Worcester. Tot slot een artikel over Parow, een stad op ongeveer 20 km afstand van Kaapstad, gesticht door een oud-zeekapitein, J.H.F. Parow, afkomstig uit Pommeren, die zich als veehouder vestigde op de plaats waar nu Parow ligt.
‘TIJD’, weekblad voor economische voorlichting van het Vlaams Economisch Verbond, 1 april 1966. Bevat een verslag over de werkzaamheden van het V.E.V. over het jaar 1965, waarin o.a. voorkomen de activiteiten, die het Verbondsbestuur heeft ontplooid ten aanzien van de vernederlandsing van het bedrijfsleven, waarover ‘Neerlandia’-1965 reeds het nodige publiceerde. | |
De Autotoerist, orgaan van de Vlaamse Automobilistenbond, 24 maart 1966.De op 24 maart verschenen ‘Autotoerist’ is een Emiel Hullebroecknummer. Niet minder dan 29 rijk met foto's verluchte bladzijden worden de Vlaamse bard gewijd. Zijn dood, einde maart 1965, de plechtige uitvaart, waar op ontroerende wijze bleek hoe Vlaanderen hem beminde, zijn artistieke leven van koorknaap tot volwaardig componist, zijn optreden als koordirigent sedert 1899, zijn concerten in Gent, vele onderscheidingen uit binnen- en buitenland na internationale wedstrijden, zijn vele liederenbundels, die hoe langer hoe meer belangstelling gingen trekken, eerst door hem zelf ter hand genomen, later overgedragen aan de drukkerij Alsbacht in Amsterdam, en dan zijn kruistochten voor het lied in het voormalig Ned.-Indië, Zuid-Afrika en Amerika en over nog zoveel meer vertelt prof. dr. Piet Nuten in ‘De Autotoerist’. De heer Clem de Ridder schrijft een hartverwarmende bijdrage over Hullebroeck, zoals hij hem heeft gekend. Men zal zich herinneren dat de heer De Ridder secretaris-generaal is van het Davidsfonds. De bij de begrafenis van Hullebroeck door de heer Willem de Meyer uitgesproken rede vonden we mede afgedrukt. Zijn inspiraties vond hij, zei de Meyer o.a., door zijn oor op het hart van het Vlaamse volk te leggen en zijn liederen waren voor dat volk het voedsel om goed te leven, moedig stand te houden en trouw te blijven aan eigen taal en zeden. En hij was er zeker van, dat ook in Noord-Nederland tienduizenden zouden treuren omdat Hullebroeck ons ontviel. Over ‘de zingende bouwheer Emiel Hullebroeck’ schrijft tenslotte de heer E. Michaud. Met de titel bouwheer wilde de heer Michaud duidelijk maken, hoe Hullebroeck in de voor Vlaanderen duisterste dagen door het land trok om door zijn lied de neerslachtigheid weg te zingen en een nieuw Vlaams bewustzijn op te bouwen. Van grote betekenis is ook geweest, dat Hullebroeck de Nationale Vereniging voor Auteurs, later SABAM (société des auteurs belges) geheten, heeft in het leven geroepen, waarvoor zowel Vlamingen als Walen hem vaak minuten lange ovaties hebben gebracht. Zo werd dan door deze verschillende bijdragen de figuur van de diepbetreurde Hullebroeck nog eens in het volle daglicht geplaatst. ‘Feiten en meningen’ 1966 nr. 1. Uitgave van de Kultuurraad voor Vlaanderen. In het maartnummer van ‘Neerlandia’ kondigden wij reeds aan, dat de ‘Werkgemeenschap voor Vorming en Dokumentatie’ haar taak, nl. het geven van een overzicht van de ontwikkeling van het Vlaams gemeenschapsleven, aan de hand van de belangrijkste teksten uit de Belgische en de voornaamste buitenlandse persorganen, had toevertrouwd aan de Kultuurraad voor Vlaanderen. Thans ligt het eerste nummer, onder redactie van deze Raad tot stand gekomen, onder de titel: ‘Feiten en Meningen’ voor ons. De voorzitter van de Kultuurraad, mr. P. Knapen stelt deze eersteling aan het publiek voor. In zijn inleidend woord maakt hij er o.a. gewag van dat verscheidene vroegere medewerkers van het ‘Dokumentatieblad’, waarvan zes jaargangen zijn verschenen, zich blijven inzetten voor een richtige verzorging van de nieuwe uitgave. Door omstandigheden genoodzaakt, was ‘Feiten en Meningen’ verplicht aan te vangen met de publikatie van 1 januari 1965 af. Immers tot zover was het Dokumentatieblad gevorderd einde januari '66 (het laatste nummer van ‘Dokumentatieblad’). Gehoopt wordt dat de achterstand zo spoedig mogelijk zal kunnen worden ingelopen. Voorlopig wordt de oude indeling en presentatie van het tijdschrift behouden. Wij spreken bij de verschijning van dit eerste nummer van het nieuwe tijdschrift ‘Feiten en Meningen’ de hoop uit, dat de Kultuurraad en in het bijzonder zij, die betrokken zijn bij het gereedmaken van de volgende nummers, over de energie en toewijding mogen blijven beschikken, nodig voor het volbrengen van deze uitermate moeilijke en zeer tijdrovende taak, waarvan maar weinigen zich de omvang kunnen voorstellen. |
|