Neerlandia. Jaargang 70
(1966)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||
Gewestelijke Cultuur hebben een open brief met de volgende inhoud aan de Raad van Ministers gestuurd:
Culturele vorming voor het gehele volk. ‘De nieuwe regering ziet een krachtige bevordering van de actieve beoefening der kunsten en van een zo ruim mogelijk gespreide gelegenheid tot kunstbeleving als haar taak... Door de voortdurende evolutie van de sociale politieke economische en culturele verhoudingen verkrijgt het ontwikkelingsen vormingswerk voor jeugdigen en volwassenen steeds meer betekenis. Dit veelomvattend terrein van vorming, scholing en kennisoverdracht, waarbij ook de moderne communicatie-middelen als radio en televisie en eveneens schriftelijk onderwijs een belangrijke rol spelen, vraagt in toenemende mate de aandacht der overheid.’ (Regeringsverklaring 27 april 1965)
1 Ons veranderde levenspatroon - de z.g. welvaartsstaat - dreigt het evenwicht tussen de geestelijke en stoffelijke waarden te verstoren. Grote lagen van ons volk kunnen hun rechtmatig verlangen naar stoffelijk welzijn bevredigen. Maar de fixatie op het stoffelijk welzijn is groot en wordt steeds groter. Als de geestelijke en stoffelijke waarden niet in evenwicht blijven, niet gelijke aandacht krijgen, niet evenveel gewicht in de schaal leggen, slaan wij uit het lood. De culturele vorming - in de brede zin van het woord: ook het jeugdwerk valt hieronder - tracht dit te voorkomen door attent te zijn op de geestelijke waarden. Nog nooit was de noodzaak van cultureel werk, dat deze vorming beoogt, zo dringend en dwingend als in de huidige situatie.
2 Daarom is het te waarderen, dat de regering, zoals o.a. blijkt uit het motto van deze brief, oog heeft voor de behoefte aan financiële en organisatorische steun van het culturele werk om de culturele vorming binnen het bereik van een ieder te brengen. Hoewel ook reeds binnen vorige ministeries - als dat van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen - de visie hierop groter werd, heeft het instellen van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk nog duidelijker vorm gegeven aan het beleid in dit opzicht. Maar het is duidelijk, dat dit ministerie pas aan het begin staat van zijn ontwikkeling, dat bepaalde sectoren van dit nieuwe departement nog in de windselen liggen en dat hun ontplooiing bij een gestadige groei van de steun door de overheid eerst op lange termijn verwezenlijkt kan worden.
3 Echter: die noodzakelijke gestadige groei is niet gewaarborgd. Hoewel in een beweeglijk cultuurbeleid wettelijke regelingen niet altijd voorkeur verdienen, bieden zij wel dikwijls een steviger ondergrond en garantie voor het beschikbaar blijven en versterken van de middelen. Er zijn in de culturele sector echter slechts enkele wettelijke regelingen, die enige zekerheid bieden. Voor het merendeel berust de overheidssteun op subsidiëring in begrotingstekorten der culturele organisaties. En wat staat er te gebeuren als de economische situatie de overheid dwingt tot het geven van prioriteit? Wordt dan het culturele werk weer het kind van de rekening? Worden de uitgaven in deze kwetsbare sector dan besnoeid? Terwijl de kostenstijging, die ook daar doorwerkt, juist om verhoging en verbreding van de subsidies vraagt! Stilstand betekent achteruitgang, terwijl het culturele werk vooruit moet gaan, vaart moet krijgen in deze welvaartsstaat, wil die naam ook maar enigszins gerechtvaardigd zijn. Het welzijn van het Nederlandse volk staat op het spel. De toekomst van de democratie, waarin mensen als gevormde persoonlijkheden deel kunnen nemen aan het leven van de gemeenschap.
4 Daartoe moeten de volgende rechtmatige verlangens worden vervuld:
5 De culturele sector is uitermate ongerust over de huidige situatie. Daarom meenden wij dit alles onder de aandacht van de regering et moeten brengen. Wij kunnen slechts bevroeden voor welke moeilijke beslissingen de regering komt te staan. Toch willen wij met nadruk stellen, dat wij van ganser harte hopen, dat de financiële moeilijkheden niet weer - zoals zo dikwijls in het verleden - worden opgelost door een beperking in de concretisering van wat nog maar de eerste fase is in een reëel cultuurbeleid. Dat is voor het welzijn van het gehele Nederlandse volk ontoelaatbaar.’ | |||||||||||||||||||||||||
Nederlands centrum voor volksontwikkelingTien organisaties werkzaam op het terrein van volksontwikkelingswerk besloten op 12 mei 1965 zich te verenigen in het Nederlands Centrum voor Volksontwikkeling met het doel de volksontwikkeling in Nederland en in internationaaal verband te stimuleren door middel van
Het Nederlands Centrum voor Volksontwikkeling streeft naar:
Deze tien organisaties zijn:
Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten, Federatie van Vormingscentra, Katholiek Culturele Federatie, Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, Nederlands Instituut voor Volksontwikkeling en Natuurvriendenwerk, Stichting ter Bevordering van het Woodbrookerswerk in Nederland, Vereniging tot Stichting van Volkshogescholen, Vereniging van Volkshogescholen op Katholieke Grondslag, Stichting voor Vormingswerk op democratisch-socialistische grondslag, Federatie van Katholieke Centra voor Volksontwikkelingswerk. Het bureau van het Nederlands Centrum | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||
voor Volksontwikkeling is gevestigd in: Huis Randenbroek, Amersfoort, (tel. 03490-21964). | |||||||||||||||||||||||||
Nederlandse vereniging voor de volkszangDeze vereniging, die op 5 juni 1906 werd opgericht, bestond onlangs dus zestig jaar, welk feit op 8 juni werd herdacht met een toogdag te Apeldoorn. Het doel van de vereniging is: ‘De bevordering en verbetering van de volkszang’. Beschermvrouwe is H.M. Koningin Juliana. Over de belangrijke betekenis van deze vereniging zal ieder goed Nederlander het eens zijn. Het bestuur - waarvan op het ogenblik de heer J.P.M. Meuwese, burgemeester van Hilvarenbeek en lid van het hoofdbestuur van het Algemeen Nederlands Verbond, voorzitter is, daarbij gesteund door de zeer toegewijde secretaris de heer H.Th. Rooswinkel - streeft naar een welbewuste aansluiting bij het moderne leven in Nederland. De jubileum uitgave die wij van het bestuur kregen toegezonden over de 60 jaren, gedurende welke de Nederlandse Vereniging voor de Volkszang bestaat, geeft een goed overzicht van de werkzaamheid van de vereniging en over de moeilijkheden waarvoor zij in de loop der jaren werd gesteld om het juiste contact te vinden en te behouden met de grote verscheidenheid in onze volksgemeenschap. Men heeft jaren van opgang en nedergang gekend, doch er is thans alle reden de toekomst van de vereniging met vertrouwen tegemoet te zien. Wij citeren uit het verslag een gedeelte van het inleidend woord van Z.Exc. mr. M. Vrolijk, Minister van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk: ‘De initiatieven die de vereniging, ondanks het getal harer jaren, in het jongste verleden heeft ontplooid, kunnen de voortekenen zijn van een periode van nieuwe bloei. De kans van slagen zal nog groter zijn, indien de vereniging in haar activiteiten ook de jeugd zal weten te betrekken. Het is bekend dat bij de jongeren van thans een toenemende belangstelling voor het lied - in de goede zin van het woord - te constateren valt, zowel voor het al dan niet op aangepaste wijze gepresenteerde oude lied als voor het eigentijdse lied, vaak gestalte krijgend in protest-songs e.d. Wanneer de vereniging aldus nieuwe contacten met de eigen tijd zal weten te leggen en reeds bestaande zal weten te bestendigen en verstevigen, ligt er voor haar nog een veelbelovende toekomst in het verschiet. Mijn beste wensen vergezellen de vereniging op de weg die nog voor haar ligt!’ De redactie van ‘Neerlandia’ spreekt eveneens haar beste wensen uit. |
|