Waarom overhevelen?
Onder deze titel verscheen in ‘De Standaard’ een beschouwing, waarin de argumenten voor overheveling van de franstalige afdeling kort samengevat werden. Ten behoeve van onze Nederlandse lezers nemen we dit stuk over:
1. Om de verfransing van Vlaams-Brabant tegen te gaan. - De driehoek Leuven-Woluwe-Waver zal binnen Groot-Brussel vallen (prof. Woitrin), wanneer bv. in 1975 te Leuven 15.000 Franstalige studenten en 6.000 personeelsleden (van profs tot poetsvrouwen) mét faciliteiten zullen gevestigd zijn.
In het rapport Leemans hebben de zes Vlaamse leden overigens gewaarschuwd, dat het openstellen op korte termijn van een Franstalige campus in het kanton Waver een zo duidelijke en onwederroepelijke eis van de Vlaamse publieke opinie uitmaakt, dat iedere vertraging bij de afkondiging of bij de verwezenlijking van een dergelijke beslissing ernstige beroering zou veroorzaken; ‘Waver’ (of ‘Ottignies’) zou dermate een symbool geworden zijn, dat men zonder gevaar, het niet zou kunnen vervangen door andere oplossingsvoorstellen in het kader van de huidige wetgeving, hoe verantwoord deze voorstellen van akademisch standpunt uit ook mochten zijn.
2. Als sluitstuk van de autonomie. - Waarom zou men twee katolieke universiteiten, die volledig autonoom zijn op een funktionele eenheid aan de top na, in dezelfde stad lokalizeren? Een van beide is in de Belgische taalwetgeving op het onderwijs overigens een onhoudbaar anakronisme.
Als men Woluwe (20 km) aanvaardt als deel uitmakend van het ene Leuven, waarom dan niet een tweede campus te Ottignies (20 km)?
3. Om de studentenexplosie te kanalizeren. - Leuven-stad (380 ha. waarvan 200 ingenomen door de KUL) is te eng geworden. Heverlee heeft nauwelijks nog grond beschikbaar voor de bouw van instituten. Nochtans moet men, om de 28.164 studenten van 1970, de 31.075 van 1972, de 36.036 van 1975, de 50.000 van 1985 op te vangen, op grote schaal gaan bouwen. In de praktijk zal de universiteit ter plaatse moeten verdubbeld worden. Is het dan niet logischer en pedagogischer de 6.720 miljoen die men in alle geval moet besteden, uit te geven voor de bouw van een heel nieuwe Franstalige campus op de 600 hektare te Limelette, tussen Waver en Ottingies, die verkeerstechnisch zo gunstig gelegen zijn?
De huidige bouwschijf, in 1968 te voltooien, is berekend voor maximaal 23.000 studenten; dan zullen er al 2.500 meer zijn. In 1975 zullen er 15.000 méér zijn dan thans, waarbij men 12.000 personeelsleden (in totaal 22.000 auto's....) dient te voegen. Reeds in 1972 zal er géén onderwijsruimte zijn voor 10.513 studenten en geen woongelegenheid voor 9.000. Tegen 1975 zou men op zijn minst 12.000 studentenkamers moeten bouwen (dus op een terrein van 200 ha).
Conclusie: Leuven beleeft een groeicrisis, die door elk groot bedrijf (cfr. General Motors, Ford) zou worden beantwoord met een dekoncentratie. Die oplossing is voor de KUL niet slechts bedrijfsekonomisch verantwoord; zij is tevens de enige die de Vlaamse-Waalse spanningen kan ontscherpen.