van het personeelskader in het hospitaal, overbezetting met arbeiders in de fabriek en zelfs, volgens onze manier van zien, overbezetting op de landbouwgronden, waar men niet zoals bij ons hier en daar een boer ziet, maar overal groepen van 30 tot 50 mensen aan het werk.
Wat de hospitalen betreft, een aanzienlijk aantal is nieuw gebouwd, als gold het hier een eerste poging om te voorzien in de hoge behoeften, die voortspruiten uit het feit dat de verzorging in de regel niet thuis, maar in het hospitaal gebeurt. Is er in de behoeften op dit ogenblik niet voorzien, dan stelt men toch overal de inspanning vast, om door nieuwbouw de achterstand in te lopen. Dat brengt mogelijkheden van verzorging, die voor de Chinese arbeider een volledig nieuwe bevinding uitmaken: naar een polikliniek te kunnen gaan om raad, wanneer hijzelf dat nodig acht; in een hospitaal te kunnen worden opgenomen, wanneer hij ziek is geworden, en dat niet meer, gelijk vóór de revolutie, als ‘charitas’ maar nu als ‘recht’, omdat hij arbeider is; dat betekent voor hem een zeer groot verschil.
Wat de uitrusting betreft is in het noodzakelijke voorzien, zonder luxe maar efficiënt. Wat echter minder meevalt, en dat bedoel ik als verwijt, is, dat het onderhoud van het verworvene onvoldoende is: een 10-jaar oud hospitaal geeft een afgeleefde, onverzorgde indruk omdat vloeren geschonden zijn, omdat er stukken uit de muren vallen, omdat het vensterraam verveloos is, omdat de deur niet sluit; en in de operatiekamer geldt voor de onderzoekstoel en de instrumentenkast hetzelfde verwijt.
De vraag is, of zij dit inzien zoals wij, of zij in deze toestand een tekort aanvoelen. Het voornaamste blijft natuurlijk, dat de zieken verzorgd worden.
Wat de wetenschappelijke waarde van het werk betreft, schatten wij in doorsnee het niveau eerder aan de lage kant. Uitblinkers zijn dan meestal de artsen die in westerse landen werden opgeleid. Bij deze laatsten staan we volledig onder gelijken. Dat is een punt waarop ik de nadruk wens te leggen: de snelheid waarmee zij de bestaande achterstand kunnen inlopen hangt dus af van de kwaliteit van de wetenschappelijke vorming en van de snelheid waarmee die zich verspreidt. Het feit dat aldaar een kleiner aantal medici gevormd is, is geen individueel, maar een sociaal probleem, dat met de tijd kan worden opgelost. Op dat gebied schijnt de Chinees enigszins ongeduldig; hij zou de toestanden liefst in een handomdraai zien veranderen. Blijkbaar beseft hij niet dat de voorsprong, die wij hebben genomen, dat de uitrusting, die wij bezitten op wetenschappelijk en industrieel vlak, de resultante is van de inspanningen van vele achtereenvolgende generaties; dat de kans die wij hebben gehad dat patrimonium tot de door ons gekende hoogte uit te bouwen, mede te danken is aan het feit dat het precies in het Westen was dat die ideeën hun oorsprong vonden, die achteraf zo vruchtbaar bleken te zijn.
Voor ons, westerse medici, was de Chinese traditionele geneeskunde een onbekend terrein. Op dat gebied werd ons eveneens alles medegedeeld wat we wilden weten. Juist vóór de revolutie was deze vorm van geneeskunde verboden geworden door Tsjang Kaj Tsjek. Ná de revolutie werd zij weer in ere hersteld en gedoceerd aan de universiteit naast de klassieke geneeskunde. Er bestaat tussen beide stelsels geen konkurrentie: vele hospitalen passen deze beide vormen van geneeskunde naast elkaar toe.
De uitleg, die ons over de traditionele geneeskunde werd verstrekt, kon ons in het geheel niet van haar wetenschappelijke waarde overtuigen. Daarom waren we des te nieuwsgieriger om het oordeel van onze Chinese kollega's te kennen, die de Europese opleiding hadden genoten. Maar geen enkele sprak er een afkeurend of een depreciërend woord over uit; allen bleven in het vage en beweerden dat in de traditionele geneeskunde ook interessante gegevens waren te vinden en dat van de andere kant de klassieke geneeskunde ook niet alle gevallen geneest. Waarheden die zeker niet door ons werden betwist!
Onze indruk is echter, dat de traditionele geneeskunde wetenschappelijk niet op vaste gronden steunt; dat precies het traditionele in de weg staat van het wetenschappelijke denken en dat de Chinese leiders, vooral om psychologische redenen, de traditionele geneeskunde in leven houden tot ze door expansie van de klassieke geneeskunde stilaan uitdooft.
Hier omzeilt men dus handig het probleem: inderdaad, waarom zou men tussen de twee vormen van geneeskunde kiezen, vermits een aantal Chinezen nog op traditionele wijze behandeld wenst te worden; waarom die wens niet involgen en de op dat gebied beschikbare krachten inschakelen in het behandelingsproces, zolang er nog niet voldoende modern geschoolde krachten voorhanden zijn?
Niet alle problemen worden opzij geschoven. Andere worden kordaat aangepakt en op rationele wijze opgelost. Dat is bv. het geval met de bevolkingstoename, die de Chinezen op dit ogenblik wensen te beperken. Drastisch en rationeel wordt hier ingegrepen. De vrouw kan bij de dienst voor gynekologie al de nodige inlichtingen en al het instrumentarium krijgen nodig voor familieplanning, desnoods een ongewenste zwangerschap onderbreken en dat met metodes, die vóór zijn op die van het Westen. Niet alleen langs deze weg wordt het doel nagestreefd; ook wordt hierbij een beroep gedaan op de morele kracht en de vaderlandsliefde van de Chinees.
Hij mag op 18-jarige leeftijd huwen, maar in verband met het bevolkingsprobleem wordt aangeraden het huwelijk pas rond 25 à 28 jaar aan te gaan. Die raad wordt, volgens zeggen van onze gastheer, veelvuldig opgevolgd. De gezinnen, die vroeger een groot aantal kinderen hadden, hebben er nu meestal slechts 2 à 3. Een van de voornaamste redenen, waarom de Chinese gezinnen