A.N.V. Nieuws
Aandacht voor onze Nederlandse letteren in Amerika
De romanschrijver en litteraire criticus Adriaan van der Veen is nog niet zo lang weer in ons land terug, nadat hij als ‘visiting professor’ (gastprofessor?) een jaar lang moderne Nederlandse letterkunde doceerde aan het State College te San Francisco.
Op 28 oktober heeft hij voor de leden van het A.N.V., afdeling 's-Gravenhage, en de leden van de letterkundige afdeling van de Haagse Kunstkring in het gebouw van de Haagse Kunstkring een lezing gehouden over zijn ervaringen in Amerika, in het bijzonder over de confrontatie van de Amerikaanse student met de Noord- en Zuidnederlandse letterkunde.
De heer Van der Veen was natuurlijk bij zijn colleges gebonden aan de aanwezige vertaalde werken van Nederlandse schrijvers. Zo kon hij o.a. gebruik maken van vertalingen van het werk van W. Elsschot (Lijmen en Het Been), M. Gijsen, W.F. Hermans (De donkere Kamer van Damocles), A. van Schendel (De Waterman), S. Vestdijk (De koperen Tuin) en G. Walschap (De Processie).
De visie die de studenten hadden op het verschil tussen de Noord- en de Zuidnederlandse schrijvers kwam aardig met de onze overeen, meende de spreker. De Zuid-Nederlanders vonden zij prettiger en vlotter lezen dan de Noord-Nederlanders die zij stroever vonden. Voor Vestdijk bestond grote bewondering, maar Elsschot was hun toch liever.
Ongetwijfeld heeft door deze colleges de Nederlandse letterkunde in een bepaald deel van Amerika meer bekendheid gekregen. De bedoeling is dat er binnenkort weer een Nederlandse letterkundige aan een College onze letterkunde gaat doceren.