[Nummer 9]
Buitenlands cultuurbeleid
Een bericht over een exploitatietekort van het tijdschrift ‘Delta’ geeft ons aanleiding nog eens aan te haken bij het pleidooi, dat wij reeds zo dikwijls gevoerd hebben voor een actieve culturele buitenlandse politiek. De Vaste Commissie van de Tweede Kamer voor rijksuitgaven had aan de minister van O.K. en W. uit het vorige kabinet gevraagd, of het niet mogelijk was de overheidssubsidie voor de instandhouding van het tijdschrift te verlagen door het blad op zuiver commerciële basis door een particuliere uitgever te doen uitgeven. In zijn antwoord heeft de minister gelukkig verklaard, dat dit niet mogelijk was omdat daardoor het karakter en het culturele niveau van het tijdschrift te zeer zouden worden aangetast.
De vraag van de Tweede-Kamercommissie geeft blijk van een ontstellend - hoewel niet verrassend - gebrek aan inzicht in de betekenis en het belang van een cultuurbeleid tegenover het buitenland. Het is ongetwijfeld de taak van de Vaste Commissie voor de rijksuitgaven op de penning te letten, maar iemand, die wèl het belang van een buitenlands cultuurbeleid inziet, zal niet licht menen, dat de Nederlandse overheid in dit opzicht tè scheutig is met geld. Wij vrezen, dat de vraag van de commissie symptomatisch is voor de opvattingen van het merendeel van de Nederlanders, de volksvertegenwoordigers inbegrepen, t.a.v. een buitenlands cultuurbeleid.
Het in de Engelse taal gestelde tijdschrift ‘Delta’ is een van de weinige publikaties, waardoor de buitenlander, die onze taal niet kent, regelmatig kennis kan nemen van het Nederlandse culturele leven. Het is een voortreffelijk geredigeerd en uitgegeven periodiek. De subsidies die de overheid eraan geeft, zijn dan ook uitmuntend besteed. Wij zouden wensen, dat er in Nederland en Vlaanderen meer van dergelijke initiatieven waren, dat er b.v. soortgelijke tijdschriften in het Frans, Duits, Spaans en wellicht ook nog andere talen uitgegeven werden. Om in de wereld van het gedrukte woord te blijven, er zou een referatentijdschrift uitgegeven dienen te worden, uitsluitend gewijd aan het Nederlandse boek, zoals de Fransen er een bezitten in het ‘Bulletin critique du livre français’ en de Engelsen in ‘British Booknews’.
Wij zouden zo door kunnen gaan en voor de zoveelste keer de desiderata voor een werkelijk actief cultuurbeleid t.a.v. het buitenland kunnen opsommen. Laten we echter nu volstaan met de wens uit te spreken, dat deze desiderata eens vanuit de Tweede Kamer naar voren gebracht zullen worden. En laat men zich hierbij voor ogen houden, dat ook in deze zaken de kost voor de baat uitgaat.