‘Links’ in de branding
Een aantal maanden geleden verscheen een belangrijke brochure van de hand van Marc de Kock ‘Links en de Vlaamse Beweging’. Deze brochure brengt een overzicht van het ontstaan, de groei en de doelstellingen van de Vlaamse socialistische groepering van in hoofdzaak jongeren, Links. Deze groepering is als 't ware de enige actieve Vlaamsgezinde zuurdesem in Belgische socialistische kringen. Als volbloed organisme, o.m. in haar weekblad Links, durft zij doelbewuste en ondubbelzinnige standpunten innemen. Zonder zicht te mogen beroepen op spectaculaire resultaten, mag men toch zeggen dat Links onbetwistbaar een factor van betekenis is in de Vlaamse Beweging. Links huldigt de sociaal-ekonomische richting van de Vlaamse Beweging en wil zich aldus niet beperken tot een louter taalflamingantisme. In die zin sluit Links aan bij de illustere voorgangers zoals Vermeylen, De Raet, Mac Leod en Leo Picard.
In haar beginselverklaring van oktober 1958 verklaarde Links: ‘Wij moeten de sociaal-ekonomische grondslag der Vlaamse Beweging verduidelijken en aantonen dat slechts het socialisme in staat is de Vlaamse miserie te overwinnen. We moeten de nadruk leggen op de industrialisering van Vlaanderen, op de regionale planning als middel om de achtergebleven of wegkwijnende gebieden weer tot bloei te brengen, op de tewerkstelling der Vlaamse arbeiders in eigen streek, op de geestelijke ontvoogding van onze nog altijd in een atmosfeer van muf provincialisme achtergebleven bevolking en op de vervlaamsing van het openbaar en bedrijfsleven. Wij moeten eveneens ijveren voor de volledige erkenning van de positie der Vlamingen als autonome entiteit.’
Voor, tijdens en nà de Tweede Wereldoorlog konden de socialisten niet samenwerken met de Vlaamse Beweging, omdat deze gestuwd werd door autoritaire-nationalistische ideeën. Maar toen in 1958 Links werd opgericht, had deze toestand zich grondig gewijzigd. Alhoewel nog heel wat uiterlijke symbolen van de vroegere Vlaamse Beweging behouden bleven, had de innerlijke toestand een sterke wijziging ondergaan. Wij citeren uit de brochure:
‘Inmiddels greep eveneens een belangrijke sociologische wijziging in Vlaanderen plaats: ondanks alles was er een grotere industrialisering gekomen, de bevolkingsaanwas in de steden was belangrijk geweest, het aantal arbeiders en bedienden was gevoelig toegenomen.
De eerste generaties intellektuelen die een volledig nederlandstalig onderwijs hadden genoten kwamen tot politieke mondigheid. Men kon voorzien dat op min of meer korte termijn deze evolutie politieke gevolgen zou hebben.
In de B.S.P. werkten de leidinggevende mensen in het kader van de oude denkbeelden, die van 1934 tot 1945, en misschien nog enkele jaren nadien, aan een werkelijkheid beantwoordden. In 1958, door het feit dat ze niet meer aangepast waren aan de nieuwe werkelijkheid, werden deze denkbeelden vooroordelen.
Dit gaf aanleiding tot de speciale toestand, waarin we ons in 1958 bevonden. De oude schema's en tegenstellingen schenen nog altijd bestendige krachtlijnen te zijn. Elke samenwerking tussen katholieken en socialisten werd onmogelijk gemaakt, achtereenvolgens door de koningskwestie en de schoolstrijd. Deze twisten vielen samen met de algemene konservatieve strekking der vijftiger jaren en met de koude oorlog. In alle politieke partijen waren de leidende posten voor het grootste deel in handen van de mensen, die reeds voor 1940 aktief in de politiek stonden.
Terzelfdertijd verscheen de nieuwe generatie, die deze vooroorlogse toestanden niet had gekend, op het toneel. In Vlaanderen behoorde de meerderheid van deze nieuwe generatie tot het katholieke kamp. Het werd niet opgenomen in de socialistische ideeënsfeer. Ze bleef eveneens buiten de C.V.P. als dusdanig, zodat beide politieke partijen over gebrek aan politieke belangstelling bij de jeugd gingen spreken.
Een deel van deze generatie vond zich terug in een vernieuwde Vlaamse beweging buiten de politieke partijen, die enkele jaren later bijzonder aktief zou worden.
Links verscheen dus op het ogenblik waarop de vernieuwde Vlaamse beweging zich vormde, en een deel van de jongere Vlamingen openstond, niet voor de B.S.P. als dusdanig, waaraan het franstalig overwicht en een gebrek aan politiek perspektief werd verweten, maar wel voor socialistische oplossingen in het algemeen. Een deel van deze jongere Vlamingen vond bij ons een aanduiding voor de nieuwe richting die moest ingeslagen worden: verbinding van het traditioneel taalflamingantisme aan een streven naar omvorming van de maatschappelijke verhoudingen. Dit kon gebeuren dank zij de intellektuele openheid van deze jonge mensen, die uit de vooroorlogse partijpolitieke verzuiling trachtten te komen, om tot een reorganisatie van ons politiek systeem op sociaal-ekonomische grondslagen te komen.
In verhouding tot onze middelen hebben we tussen 1958 en 1961 veel bereikt. Het aantal niet-socialistische flaminganten, die Links lazen of zich er op abonneerden, is altijd tamelijk groot geweest. Zonder overdrijving kunnen we zeggen dat ons aandeel in de vorming van de thematiek van de moderne Vlaamse beweging niet onbelangrijk is geweest.’
Dit was de toestand, zoals deze zich voordeed in de jaren 1958-1961, de groei- en vestigingsperiode van Links. In 1961 deed