't Kronijkje
‘Nengels’
Naast het in Frankrijk nu fel bestreden snobistisch gebruik van Angelsaksische woorden (het zgn. ‘Franglais’ of frengels), wijst het maandblad Onze Taal (okt. 1964) nu ook op het gevaar van het ‘Nengels’ in Nederland. Onze Taal noemt het een bijprodukt van de zgn. democratisering van het onderwijs. Schoolbezoek levert nog geen cultuur op en kan niet verhinderen dat men zich blijft onderscheiden door gebrek aan distinctie. Deze aanklacht zal de kwaal - van alle tijden en landen - niet uit de wereld helpen.
Maar is de ‘gewone man’ wel de enige schuldige? De hedendaagse woordenschat van alle beschaafde talen moet dagelijks nieuwe begrippen en bepalingen voor nieuwe technische uitvindingen vinden. Zelfs zonder pleidooi voor een averechtse vorm van purisme of taal-dirigisme kan men de vraag stellen waarom de vele wetenschappelijke lichamen die zich met de taal in Noord en Zuid inlaten zich niet duidelijker uitspreken over dit vraagstuk.
Weliswaar, zegt men, moet de taal in de eerste plaats door de spraakmakende gemeente van generatie tot generatie worden gemaakt. En dat zal in de regel wel juist zijn. Maar de ervaring leert dat een hele generatie er soms niet in geslaagd is, evenmin als de Fransen en de Duitsers, een goed omgangswoord in de eigen taalschat te scheppen voor bepaalde vreemde woorden als bv. bulldozer.
Ik heb de grootste moeite gevoeld mijn jonge kinderen bastaardwoorden als bulldozer en viaduct bij te brengen, zodat ik hen uit armoede de Afrikaanse woorden ‘skraapwagen’ en ‘duikweg’ heb geleerd. Nu weten ze tenminste wàt ze zeggen.
We zouden een eind op de weg van de taalzuiverheid vorderen indien we het eigen Nederlandse woord meer eer zouden gunnen en dit door de grote media als radio, televisie en pers laten verspreiden. Er zijn immers goede moderne voorbeelden te over (als ruimtevaartuig, bromfiets, tiener, hefschroefvliegtuig enz.) om nog langer onlogisch te zijn.
Mr. J. Fleerackers.