A.N.V. Nieuws
Verslag van de algemene verbondsvergadering gehouden te Brussel op zaterdag 25 mei 1963
Onder leiding van de voorzitter van het A.N.V., de heer F. Koote, had op 25 mei de algemene verbondsvergadering plaats in hotel ‘Atlanta’ te Brussel. Mede gerekend de leden van het bestuur werd de vergadering door ruim 40 leden bijgewoond. De afdelingen Amsterdam, Aruba, Brussel, Gent, Den Haag, Haarlem, Kaapstad, Lokeren en Pretoria waren vertegenwoordigd. Bericht van verhindering was ontvangen van de vertegenwoordigers der afdelingen Curaçao, Nijmegen en Rotterdam.
De voorzitter opende 's morgens om half twaalf de vergadering en heette alle aanwezigen van harte welkom. Daar het voornaamste punt van de dagorde betrof de behandeling van de ontwerpen nieuwe statuten en huishoudelijk reglement, was de pers niet uitgenodigd de vergadering bij te wonen. De voorzitter gaf een korte samenvatting van de wijze waarop de ontwerpen hun uiteindelijke vorm hebben gevonden. Tot wijziging van de huidige statuten en van het huishoudelijk reglement kan echter uitsluitend worden besloten door de algemene verbondsvergadering. Wat de statuten betreft, hiervoor is een meerderheid vereist van ten minste ¾ der uitgebrachte stemmen, die zich vóór de wijziging verklaren; de nieuwe statuten treden eerst in werking, nadat de koninklijke goedkeuring daarop is verkregen. De vertegenwoordigers der afdelingen oefenen het stemrecht uit op de wijze zoals is neergelegd in art. 12 sub 3 der huidige statuten. De voorzitter sprak de hoop uit, dat de vergadering haar goedkeuring aan de ontwerpen zou kunnen hechten.
Vervolgens wees de voorzitter op twee belangrijke gebeurtenissen, die in de loop van dit jaar hebben plaats gehad, nl. de oprichting van een A.N.V.-afdeling te Nijmegen en het overleg tussen het bestuur van het A.N.V. en dat van het Genootschap ‘De Nederlanden in Europa’ hetwelk onlangs tot resultaat heeft gehad, dat het Genootschap in zijn geheel zal opgaan in het A.N.V., doch zijn werkzaamheid op het terrein van de Noord-Zuid-werking zal voortzetten als werkgroep van het Algemeen Nederlands Verbond (uitvoeriger mededelingen hierover zijn reeds opgenomen in het meinummer van ‘Neerlandia’).
De voorzitter gaf hierna het woord aan de secretaris voor het uitbrengen van een kort verslag over de werkzaamheden van het Verbond in het afgelopen jaar. De heer Bicker Caarten sprak zijn leedwezen uit, dat door een samenloop van omstandigheden het jaarverslag over 1962 nog niet in druk was verschenen. De aanwezigen zouden na lezing daarvan gemakkelijker in de gelegenheid zijn geweest vragen te stellen. Zij kunnen echter zeer binnenkort het verslag tegemoet zien. Naast de gebruikelijke werkzaamheden van het dagelijks bestuur en van de afdelingen stond in het afgelopen jaar bij het bestuur op de voorgrond het belang van een nauwe Nederlands-Belgische culturele samenwerking in de geest zoals zo duidelijk in het rapport van de gemengde commissie belast met de uitvoering van het Nederlands-Belgische cultureel verdrag, is neergelegd. Het bestuur ziet dan ook zijn belangrijkste taak in het coördineren en stimuleren van deze algemeen-Nederlandse samenwerking op een zo breed mogelijk vlak.
De wens van het verbondsbestuur de inrichting van de Nederlandse Congressen in handen te leggen van een breed samengestelde commissie heeft geleid tot de oprichting van een Bestendige Commissie voor de Nederlandse Congressen en de samenstelling van een Uitvoerend Comité. Het eerstvolgende Nederlandse Congres zal op 1, 2 en 3 november te Antwerpen plaats hebben. De secretaris bracht vervolgens in herinnering de geldelijke steun die het A.N.V. in 1962 heeft verleend aan het Vlaams Aktiekomitee Brussel en Taalgrens en aan de instandhouding en uitbreiding van de Nederlandse taal en cultuur in Frans-Vlaanderen. Met grote erkentelijkheid maakte spreker daarbij nog eens melding van de subsidie van f 3.000, - die het Prins Bernhard Fonds te Amsterdam aan het A.N.V. heeft gegeven ter besteding voor genoemde werkzaamheden ten behoeve van Frans-Vlaanderen, alsmede van het resultaat van de opwekking van Dr. Paardekooper in ‘Neerlandia’ ten behoeve van dit werk, welke actie f 750, - heeft opgebracht. Het Prins Bernhard Fonds heeft ook dit jaar hiervoor een zelfde subsidie verleend.
Achtereenvolgens gaf de secretaris een overzicht van de samenwerking met de afdelingen in Zuid-Afrika en op de Antillen, met de Nederlandse Bond in Duitsland, met onze vertegenwoordiger in Argentinië en met instanties en verenigingen in Nederland en België, die zich tot taak stellen de contacten met emigranten te verzorgen. De toekenning van de Visser-Neerlandiaprijzen wordt steeds meer bekend en gewaardeerd. De redactie van ‘Neerlandia’ heeft alle krachten ingespannen met een zo goed mogelijk maandblad te komen. Met het Verbond der Vlaamse Academici werd een overeenkomst tot nauwere samenwerking aangegaan, welke o.m. inhoudt dat alle leden van het V.V.A. zonder extra kosten ‘Neerlandia’ ontvangen. De maandelijkse oplage van 4500 exemplaren betekent echter een hoge post op de begroting van het Verbond. De afdeling boekverspreiding bleef haar nuttig en alom gewaardeerd werk voortzetten; in 1962 werden omstreeks 2400 boeken verzonden. Wat betreft de werkzaamheden der afdelingen valt onder de leden helaas een verminderde belangstelling voor lezingen en voordrachten te constateren.
De penningmeester, de heer Van Leeuwen, gaf hierna een overzicht over de inkomsten en uitgaven in het afgelopen jaar. Een staat van baten en lasten over 1962 zullen de leden in het gedrukte jaarverslag aantreffen. De financiële toestand van het Verbond laat niet toe al datgene te doen, waarvoor het bestuur zich gaarne zou willen inzetten. In dit verband drong spreker bij de afdelingsbesturen aan op tijdige afdracht van het reglementair vastgestelde gedeelte der contributies.
Ten aanzien van de behandeling van de ontwerpen statuten en huishoudelijk reglement ontspon zich een levendige discussie over het opnemen van afdelingsafgevaardigden in het toekomstige hoofdbestuur. Verschillende afdelingsvertegenwoordigers maakten namens hun bestuur bezwaar tegen de bepaling in artikel 8 van het ontwerp-statuten, dat ten hoogste een zestal afgevaardigden gekozen door de gezamenlijke afdelingsbesturen in Noord- en Zuid-Nederland deel zal uitmaken van het hoofdbestuur. Men voelde meer voor handhaving van de bestaande regeling, waarbij elke afdeling van een bepaalde grootte - resp. een combinatie van kleinere afdelingen - een eigen afgevaardigde in het hoofdbestuur kan aanwijzen. Van andere zijde werd gewezen op het bezwaar, dat bij handhaving van de huidige regeling - waarbij men de afdelingen buiten Noord- en Zuid-Nederland uiteraard niet kan uitsluiten - het aantal leden van het hoofdbestuur te omvangrijk kan worden, wat remmend werkt op een vlotte afdoening van de te behandelen onderwerpen. Het feit dat het herhaaldelijk voorkomt dat afgevaardigden niet ter vergadering verschijnen, mag niet als argument gelden tegen het gevaar van een te groot hoofdbestuur. Men was het er in het algemeen wel over eens, dat een geregeld contact tussen afdelingsbesturen