Kort Verslag
van de Verbondsbestuursvergadering gehouden op 15 december 1962 te Breda
In zijn openingswoord heette de voorzitter, de heer F. Koote, alle aanwezigen welkom, in het bijzonder Dr. W.A. Veenhoven, voorzitter van de afdeling Den Haag, die voortaan deze afdeling als afgevaardigde zal vertegenwoordigen.
Nadat het verslag van de verbondsbestuursvergadering van 12 mei was goedgekeurd ging de voorzitter over tot de bespreking der voorstellen van de Commissies I, II en III tot het toekennen van een Visser-Neerlandiaprijs 1962. De voorzitter memoreerde, dat vanaf 1955 Visser-Neerlandiaprijzen zijn uitgereikt en wel tot een totaal bedrag van f 165.000,-; de voorstellen, zoals deze thans aan de vergadering zijn voorgelegd, zullen na goedvinden dit bedrag verhogen met rond f 68.000,-. Nadat de voorzitter nog enige toelichtingen had verstrekt, ging de vergadering met de voorstellen akkoord.
Daar de heer J.J. Kloppert van 1 januari af niet langer voorzitter van Commissie III zal zijn, sprak de heer Koote enige woorden van erkentelijkheid uit voor hetgeen de heer Kloppert - die helaas niet aanwezig kon zijn - gedurende een reeks van jaren voor het toekennen van de Visser-Neerlandiaprijzen heeft gedaan.
Aangezien in een der vorige verbondsbestuursvergaderingen was besloten dat de voorzitters der onderscheiden commissies niet gelijktijdig met de leden hunner commissies zullen aftreden, zijn per 1 januari aan de beurt van aftreden, de heren Eskes (voorzitter van Commissie I), Van der Meer (voorzitter van Commissie II) en Koote (voorzitter van Commissie IV). Alle drie werden opnieuw tot voorzitter van hun commissie gekozen. De vergadering machtigde het dagelijks bestuur een nieuwe voorzitter van Commissie III te benoemen.
Ter uitvoering van doeleinde IV van het testament van wijlen Mr. Visser zal dit jaar een bedrag beschikbaar worden gesteld voor één of meer hoogstaande Nederlandse televisiespelen; met het oog hierop ging de vergadering akkoord met het instellen van een televisiecommissie onder voorzitterschap van de heer F. Koote en met als juryleden de heren A. Demedts (Kortrijk), K. van Iersel (Amsterdam), M. van Loggem (Amsterdam) benevens een nog te benoemen lid uit Vlaanderen.
De muziekcommissie zal voortaan staan onder voorzitterschap van de heer C.L. van Baaren ('s-Gravenhage), aangevuld met de heren M.H. Flothuis (Amsterdam) en Leonce Gras (Brussel) als nieuwe leden. Voor wat betreft de dit jaar uit te schrijven prijsvraag moge worden verwezen naar de bekendmaking op de omslag van dit blad.
In het voorjaar van 1963 zal het dagelijks bestuur nog eens samenkomen met de leden van alle commissies ter nadere bespreking van de uitvoering der testamentaire bepalingen. Uit de vergadering werd de suggestie gedaan het daarheen te leiden, dat bekroonde toneel- en muziekstukken ook voor de afdelingen worden opgevoerd.
De herziene begroting van inkomsten en uitgaven over het jaar 1963 werd vastgesteld. De afdeling Den Haag zal een commissie van drie personen aanwijzen, die ingevolge art. 17 der statuten aan het verbondsbestuur verslag zal uitbrengen over de rekening en verantwoording 1962 en over het in dat jaar gevoerde geldelijk beheer.
De voorzitter bracht vervolgens verslag uit van het verloop der besprekingen met het bestuur van het genootschap ‘De Nederlanden in Europa’ betreffende de plannen om tot een fusie tussen beide verenigingen te komen. Aangezien nog geen volledige overeenstemming tussen de besturen bestaat ging de vergadering akkoord met het voorstel van het dagelijks bestuur aan het bestuur van het genootschap voor te stellen gedurende het jaar 1963 te komen tot een overgangsregeling, waarbij beide verenigingen nauwer dan voorheen zullen samenwerken op het terrein van de betrekkingen tussen Noord- en Zuid-Nederland, in 't bijzonder ten aanzien van het inrichten van het eerstvolgende Nederlandse congres en de herdenking van de onafhankelijkheid in 1813.
Hierna was aan de orde de eerste behandeling van de ontwerpen voor nieuwe statuten en een huishoudelijk reglement van de vereniging, zoals deze zijn opgesteld door de statuten-commissie, bestaande uit de heren Mr. W.L. Bicker Caarten als voorzitter en Mr. E.C.M. Jurgens, L.C. Kutsch Lojenga en Mr. R. Soetaert als leden. Het was de bedoeling, dat de afgevaardigden over de hun toegezonden ontwerpen hun mening te kennen zouden geven, waarna de al of niet gewijzigde ontwerpen aan de besturen van alle afdelingen ter beoordeling worden toegezonden. In de voorjaarsvergadering van het verbondsbestuur zullen de definitieve ontwerpen worden opgesteld voor de algemene verbondsvergadering in 1963, bij welke de uiteindelijke beslissing berust.
De voorzitter wilde in de eerste plaats de voorzitter en de leden der statutencommissie dank zeggen voor de door hen verrichte arbeid, resulterende in een tweetal ontwerpen. De commissie was bij haar taak gebonden aan de richtlijnen, zoals deze in de verbondsbestuursvergadering van 12 mei waren opgesteld, welke richtlijnen in algemene zin waren goedgekeurd door de algemene verbondsvergadering van 2 juni. De vergadering kon zich verenigen met de uit de statuten-commissie voortgekomen wens, dat in het dagelijks bestuur zowel een eerste als een tweede secretaris zitting zullen hebben, van wie één een Noord-Nederlander en één een Zuid-Nederlander moet zijn. Het dagelijks bestuur was voorts van mening, dat het voor een juiste behartiging van de afdelingsbelangen toch wel gewenst is, dat in het hoofdbestuur ook één vertegenwoordiger van de Noord-Nederlandse afdelingen en één van de Zuid-Nederlandse afdelingen zitting zullen hebben. Hierover zal het oordeel worden gevraagd van alle afdelingsbesturen in Noord- en Zuid-Nederland. De belangen van de afdelingen in Zuid-Afrika en in de West zullen behartigd worden door de hoofdbestuursleden, die speciaal voor deze gebieden zullen worden aangewezen.
Bij de rondvraag kwam ‘Neerlandia’ ter sprake. De afgevaardigde van de afdeling Den Haag was, met alle waardering voor wat de redactie voor verbetering van het maandblad doet, niettemin van oordeel dat een beroepsjournalist moet worden aangetrokken; het maandblad biedt voorts z.i. te weinig aan de leden van het A.N.V., die hiervan een stimulans verwachten voor het uitdragen van de doeleinden van het Verbond. Het blad moet dan ook veel meer een strijdblad zijn; het is thans vaak te intellectueel. Anderen bestreden deze opvatting en wezen er o.m. op, dat de laatste tijd herhaaldelijk artikelen uit Neerlandia door andere bladen in Noord- en Zuid-Nederland worden overgenomen of aangehaald, een bewijs dat het maandblad meer en meer als cultureel tijdschrift aan betekenis wint. De suggestie werd geuit een speciale pagina in Neerlandia voor de jeugd te bestemmen. Op alle afdelingsafgevaardigden werd een beroep gedaan te helpen bij het werven van advertenties voor het maandblad.
De heer Kemmink sprak zijn ergernis uit over het niet reageren door de afdeling Curaçao op ontvangen brieven, waarbij de heer Meijer zich aansloot.
De voorzitter deed mededeling over de plannen in Nijmegen een nieuwe afdeling op te richten, waarmede Mr. L.F.V. Keyzer, lid van het Verbond wonende te Nijmegen, doende is.
De vraag werd gesteld, of het Verbond niet ingeschakeld zou kunnen worden bij de uitvoering van de culturele verdragen, die met de regering van Zuid-Afrika zijn gesloten.
Niets meer aan de orde zijnde sloot de voorzitter de vergadering onder dankzegging voor de getoonde belangstelling.