Twaalfde conferentie van de Nederlandse letteren
Donderdag 13, vrijdag 14 en zaterdag 15 december werd de twaalfde conferentie van de Nederlandse Letteren gehouden in het oude stadhuis te 's-Gravenhage.
In het januarinummer hopen wij aan de daar gehouden besprekingen over het thema: ‘Taak en positie van de Nederlandse letterkunde in het Europa van morgen’ ruime aandacht te schenken.
In het Bulletin van de algemene conferentie der Nederlandse Letteren, Gedeeld Domein van december 1962 nr. 14 troffen wij een voorbeschouwing aan van Anton van Duinkerken, getiteld ‘Bij de twaalfde conferentie’.
Hierin merkt hij o.a. op dat de Gemengde Technische Commissie aan het dagelijks bestuur van de conferentie het denkbeeld heeft ingegeven dit jaar het terrein van de geestelijke werkdadigheid te verruimen door op het studieprogram voor het eerst de kwestie te plaatsen, wat er met de Nederlandse taal en letterkunde kàn gebeuren, in een Europa dat zich van zijn culturele eenheid sterker bewust wordt en dat wellicht aan dit bewustzijn een uitdrukkingsvorm zal geven in snelgroeiende lichamen van politieke, sociale en culturele aard.
Van Duinkerken constateert een onbekendheid bij de buitenlandse geleerden met onze moedertaal, met het gevolg, dat in grote studies over literaire genres en vormen de Nederlandse verschijnselen op het gebied van b.v. de ridder-epiek, de ontwikkeling van het sonnet, het barokke theater, de psychologie van de romantische mens, de structuur van de roman of de beeldspraak van het symbolisme slechts heel terloops ter sprake komt.
Nederland - zo gaat hij voort - mist