De Voerstreek
Bij Limburg of Luik?
Sedert de behandeling in de Kamer en de Senaat van de taalgrensproblemen kwam de Voerstreek geregeld in het nieuws. Deze geografisch enig mooie streek was sedert jaar en dag een soort niemandsland, dat nog in de rustige middeleeuwse slaap gedompeld was.
En de vier duizend brave zielen van de zes dorpen Moelingen, 's-Gravenvoeren, St. Martensvoeren, St. Pietersvoeren, Remersdaal en Teuven, die samen de Voerstreek uitmaken, waren vergroeid met die toestand. Dat wil absoluut niet zeggen - aldus een beschouwing in Band (zelfstandig weekblad voor en van de Vlamingen en de Nederlanders in Wallonië) van 28 juli jl. - dat zij niet zouden verlangen om bij Limburg gevoegd te worden. Integendeel, vandaag moeten wij hulde brengen aan deze koene bevolking, die, niettegenstaande zij al zovele jaren bij de provincie Luik thuis behoorde, toch haar integraal Vlaams-zijn steeds heeft bewaard.
De Voerstreek is een onderdeel van Overmaas. Daar behoren nog bij: Eupen met de gemeenten Kettenis, Walhorn, Lontzen, Astenet, Hergenrath en Neu-Moresnet, voorts de zgn. plat-Dietse streek met de gemeenten Montzen, Homburg, Sippenaken, Gemmenich, Moresnet, Kelmis, Hendrikkapelle, Welkenraat, Balen-Wezer en Membach en tenslotte Aubel.
In deze streek werd in de middeleeuwen overal diets gesproken. Het Overmaas der middeleeuwen wordt zelfs de bakermat van onze Nederlandse cultuur genoemd. In het Frankische tijdperk lag Overmaas centraal in het Europa van toen. Aken, de hoofdplaats van het nieuwe keizerrijk, lag zeer nabij en oefende op dit gebied een sterke invloed uit.
In het Overmaas van thans, overspoeld door de Franse invloed, is de Voerstreek echter vrij gaaf gebleven. Hoewel iedere inwoner van de Voerstreek Frans kan spreken, spreekt de bevolking onder elkaar het plat-Diets. De schoolgaande jeugd evenwel weet zich in beschaafd Nederlands goed uit te drukken.
Voor de gemeentelijke administratie behoren tot nu toe Moelingen en 's-Gravenvoeren tot het arrondissement Luik en de andere vier dorpen tot Verviers. Voor de staatsdiensten zijn bijna alle diensten reeds bij de provincie Limburg ondergebracht.
Sedert 1956 zijn de zes gemeenten bij het schoolkanton Tongeren (Limburg) gevoegd.
Economisch is de Voerstreek in hoofdzaak aangewezen op het industriebekken van Luik, hoewel ook meer en meer arbeiders naar Aken en Maastricht trekken. De helft van de streek leeft van de landbouw en wordt gekenmerkt door grootgrondbezit.
Alle sociale en culturele organisaties zijn sinds jaren bij Limburg aangesloten. De kerktaal is Nederlands.
Dank zij een verleden jaar ingevoegde schoolbus naar Tongeren kunnen de kinderen dagelijks de Tongerense middelbare scholen bezoeken, waar zij onderwijs genieten in hun moedertaal. Toen deze busverbinding nog niet bestond waren de kinderen aangewezen op de scholen in Visé of Luik, met onderwijs in het Frans. Het is begrijpelijk dat het merendeel van de bevolking in de Voerstreek, vooral de intellectuelen en de jeugd bij het vaststellen van de taalgrens hoopte op een aansluiting bij Limburg.
Maar zover is het nog lang niet, want, hoewel de Kamer had aanvaard, dat de eerdergenoemde zes gemeenten uit de provincie Luik zouden worden losgemaakt om naar de provincie Limburg te worden overgeheveld, is dit door de Senaat afgewezen.
Deze beslissing zal helaas de verstandhouding tussen Vlamingen en Walen, die de laatste maanden al zeer verslechterd was, niet verbeteren.
Van beide zijden beijverde men zich met protestmanifestaties, referendums, en het beplakken van muren, deuren en zelfs telefoonpalen met pamfletten.
De Voerstreek toont weer eens aan, dat de Vlaamse strijd voor een groot deel een sociale strijd is, dat particuliere belangen, vrees van de economisch zwakkeren en onderlinge plagerijen van de dorpsbevolking daarbij vaak een belangrijke rol spelen.
Vele Vlaamstaligen hadden zich er echter op verheugd dat zij binnenkort o.a. hun officiële papieren zouden kunnen begrijpen, zonder dat zij daarvan eerst een vertaling moesten vragen.
Voorlopig is aan hun verwachtingen een vaste grond weer ontnomen.