Publicaties
Boekbesprekingen
Dr. P.C. Paardekooper: ‘Er zijn geen Belgen’. Antwerpen, Amsterdam, Uitg. De Standaard-Boekhandel, 1962, 8o. 47 blz. f 1.40; Bfr. 20. -.
In een boekje van 46 bladzijden werden door de uitgeversmij N.V. Standaardboekhandel de zes roemruchte radiolezingen van Dr. P.C. Paardekooper uitgegeven. In minder dan drie weken tijds was het boekje in België en Nederland van de markt. De inhoud resumeren is een onbegonnen werk. Een concrete diagnose, gevolgd door een felle hekeling van de weerstanden, die de Nederlandse kultuur in België dagelijks nog moet verwerken, is het stramien van zes radiopraatjes geweest, waartoe P. door de K.R.O. te Hilversum was aangezocht.
Waaraan heeft dit boekje zijn succes te danken? Niet alleen aan de inhoud, wel aan het feit, dat het een radiocommentaar was. Voor de vele luisteraars, die Paardekooper zowel in Nederland als in Vlaanderen wist te boeien, betekent het bezit van dit boekje een goede herinnering aan de radiolezingen. De grote verdienste blijft toch rusten op de schrijver van radio-causerieën, hier wist P. als commentator een radiofonische expressie te bereiken, die voor vele radioprogrammators een voorbeeld kan zijn. Door een bijzonder pittige stijl en een uiterst concrete verwerking van culturele en sociale problemen groeiden zijn lezingen samen tot een spannend vervolgverhaal.
In de reclame en de propaganda is de kracht van de ‘strips’ bekend. Paardekooper wist zijn tekst nog te kruiden door een onnavolgbare zacht ironische, soms sarcastische toon, die de gemiddelde luisteraar kon boeien en daar was het om te doen.
Weinig filmscenario's evenaren de sterkte van het oorspronkelijke boek. Ook gedrukte gelegenheidsteksten missen veelal de charme en de overtuigingskracht van het direct gesproken woord. De publicatie van oorspronkelijk voor de radio geschreven teksten zijn ook aan dit euvel niet ontsnapt. De ‘stomme’ lectuur is voor velen, zeker oningewijden, wellicht iets te beknopt, te ongenuanceerd en te bruusk. Indien dit boekje een tweede druk moge beleven, ware het juist voor het overreden van deze oningewijde soms vooringenomen lezers aan te bevelen dat de schrijver zijn oorspronkelijk plan zou uitwerken: ‘op een rustig ogenblik omwerken, systematiseren en uitbreiden’.
Paardekooper heeft een bijzondere vaardigheid in het observeren van alledaagse dingen en deze in een visuele taal om te werken, tot eenvoudige maar toch waarheidsgetrouwe beelden te schematiseren; daardoor kan hij rekenen op een heel ruim publiek. En deze massale beweging heeft de Nederlandse zaak in België nodig. Het is eveneens wenselijk dat enige gegevens worden bijgewerkt. De titel alleen, waarvan de bron nu onvernoemd bleef, was als vertaling van een uitspraak van een onvervalst Belgisch patriot als Minister van Staat Jules Destrée tot Koning Albert in 1912 reeds, de historische, maar uitdagende vlag die een argeloos Nederlands publiek opmerkzaam maakte op de actuele lading, die eronder schuil gaat.
Dr. Paardekooper haalde zich inmiddels de verontwaardiging van de Frans-Belgische pers en regeringskringen op de hals. Op basis van flagrante vervalsingen werd een lastercampagne op touw gezet: ‘Le Soir’ schreef zwart op wit dat P. te Leuven zou handelen over: ‘Il n'y a pas de Belgique’, net alsof tussen ‘Belges’ en de staatkundige realiteit België geen hemelsbreed verschil zou liggen.
Zijn uitwijzing - ‘het is een eer’ telegrafeerde een Nederlandse hoogleraar - is het meest frappante bewijs van zijn stelling, dat Vlaanderen nog ten dele een bezet land is. Een illustratie tevens hoe hard Vlaanderen culturele autonomie nodig heeft.
J. Fl.