Neerlandia. Jaargang 66

De zevende Zuidvlaamse kultuurdag te Breda

Op zondag 13 mei werd de zevende Zuidvlaamse Kultuurdag gehouden, te Breda, in opvolging van Hulst. Medewerking tot deze geslaagde kultuurdag (± 300 deelnemers) werd verleend door André Demedts uit Kortrijk, spil van de Waregemse Kultuurdag, Jan van Alphen en Jozef Deleu, hoofdredacteur van ‘Ons Erfdeel’. Voorzitter en bezieler van deze Dag was Dr. P.C. Paardekooper.

Om 11.30 uur sprak de voorzitter een welkom uit. Dr. Paardekooper stipte de zin en de betekenis aan van de Zuidvlaamse werking en gaf een korte historiek van de inspanningen en belangstelling, die sedert het einde van de tweede wereldoorlog ten bate van Zuid-Vlaanderen werden opgebracht. Dr. Paardekooper

[p. 86]

wees op de noodzakelijkheid van samenwerking vanwege de 17 miljoen Nederlandssprekenden. Vervolgens werd een gesprek gevoerd met de heer André Demedts, over de moeilijke begintijd van de naoorlogse actie voor Frans-Vlaanderen. De heer Demedts belichtte het interne geestelijke - en ook wel stoffelijke - klimaat van deze aanvankelijke actie, in hoofdzaak geleid door Westvlaamse intellectuelen en literatoren, Stijn Streuvels vooraan.

Tot besluit van de ochtendzitting leidde Dr. Paardekooper een vraaggesprek. Vragen gesteld door een talrijk en verheugend jong publiek, gaven Dr. Paardekooper gelegenheid de Fransvlaamse taalproblematiek en de kultuurpolitieke mogelijkheden in de toekomst, toe te lichten.

Daar de Frans-Vlaming, de heer Albert Deveyer, leraar aan het Collège des Flandres in Hazebroek, die na de lunch zou spreken, verhinderd was, werd deze leemte gevuld door de voordrachtkunst van de heer A. Van der Plaetse. Kunst werd de aanwezigen ook geboden door het zangkoor dat Oud-Nederlandse liederen zong en de heer Jan van Alphen, die gedichten van de Zuidvlaamse literator M. De Swaen vertolkte. De heer Jozef Deleu sprak vervolgens over zijn zorgenkind: het driemaandelijks kultureel tijdschrift ‘Ons Erfdeel’, dat zich in het bijzonder voor de handhaving van het Nederlandse karakter van Frans-Vlaanderen inzet.

Deze Zuidvlaamse Kultuurdag kulmineerde tenslotte in een intensief gevoerd vraaggesprek. De centrale vraag hierbij was: Wat staat er in deze Zuidvlaamse kwestie de Nederlanders te doen? Wat kunnen zij doen? Is het goed, dat zij op een of andere wijze de redding en de bevordering van de Nederlandse taal en kultuur in Frans-Vlaanderen, van het particuliere milieu uitbreiden tot actie op het officiële vlak? Tenslotte konden Drs. P.C.A. van Putte en Dr. A.W. Willemsen de gevoelens van de meerderheid der aanwezigen vertolken door vast te stellen dat deze Kultuurdag zin vindt in het hernieuwd stellen van het probleem. Van deze kultuurdag-gewetensonderzoek uitgaande, dient voor Frans-Vlaanderen evenwel een op de sociaal-economische ontwikkeling van dit gewest ingestelde kultuuractie gevoerd.

De voorzitter sprak daarop het slotwoord uit van deze belangrijke vergadering, die besloten werd met het Wilhelmus.

A.V.