Stadhuis te Goes, de stad waar op 2 juni a.s. de Algemene Verbondsvergadering zal worden gehouden
de Vlaamse Beweging in de 19de eeuw. Maar ook in Nederland was in het verleden soms een defaitistische tendentie te bespeuren. Zoals door Prof. Dr. J.C. Boogman in zijn proefschrift ‘Nederland en de Duitse Bond’ (1955) wordt aangetoond, waren in de jaren veertig van de vorige eeuw veel Nederlanders defaitistisch gestemd over de kansen tot behoud van de Nederlandse zelfstandigheid en van een eigen Nederlandse ‘nationaliteit’ tegenover Duitsland. Het zijn al deze historische factoren, die nog doorwerken en die o.a. een verklaring vormen voor het verschijnsel, dat Dr. Jalink onlangs in dit blad geschetst heeft met betrekking tot het onderwijs van het Nederlands in Duitsland.
Maar niet alleen tegenover Duitsland vertoonde Nederland weinig uitstralingskracht, zelfs in zijn bloeiperiode. Het miste b.v. in zijn koloniale politiek het zendingsbewustzijn van Spanjaarden en Portugezen. De Republiek, waarin Holland volkomen de toon aangaf, was een handelsstaat, afkerig van expansie naar het Oosten of Zuiden. Van 1839 tot 1940 was afzijdigheid van Europese verwikkelingen van een praktische politiek tot een haast dogmatisch beginsel geworden (één oorzaak van het gebrek aan belangstelling in het Noorden voor de Vlaamse Beweging). Een Noordnederlands nationaal besef had zich reeds lang gevormd, toen het moderne nationalisme met zijn sterke nadruk op de taaleenheid als grondslag voor natievorming zich ontplooide. Deze vorm van nationalisme heeft bijgevolg op het Noorden minder vat gehad. Het handelskarakter van de Nederlandse staat bevorderde een cosmopolitische inslag van een deel van de bevolking. Dit alles werkte (en werkt nog) door in de passieve instelling van het merendeel der Nederlanders tegenover eigen taal en cultuur, met als gevolg dat de wil om zich in de buitenwereld als cultuurgemeenschap te doen gelden niet bijzonder sterk is. De vrijwel uitsluitend economische oriëntering van de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging in het buitenland is hiervan een uiting. In Vlaanderen bevinden de Nederlandse taal en cultuur zich nog steeds in een dermate defensieve positie, dat daar van een expansief optreden nauwelijks sprake kan zijn.
Wij hebben al vaker gewezen op de betekenis van een actieve Nederlandse cultuurpolitiek in het buitenland, niet als iets dat losstaat van het overige buitenlandse beleid, maar integendeel als een integrerend en steeds belangrijker wordend onderdeel ervan, en dit in de eerste plaats in het economisch en politiek tot een eenheid groeiend Europa. Dan is, ook als men uitgaat van een zuiver Noordnederlands standpunt, integratie met Vlaanderen van groot politiek belang (over de betekenis daarvan voor Vlaanderen is nauwelijks meningsverschil mogelijk.)
Op blz. 72 van dit nummer kan men een samenvatting lezen van de voordracht die Drs. G. Nederhorst voor de afd. Rotterdam van het A.N.V. heeft gehouden over de positie van de Nederlandse taal in de Europese gemeenschappen. Mét de heer Nederhorst zijn wij van mening, dat wij bij de toetreding van andere landen tot de Europese supranationale gemeenschappen niet mogen afzien van het recht om in de Europese organisaties onze eigen taal te bezigen. Er zal dan wat meer vertaald moeten worden. Deze ‘taalpolitiek’ moet gezien worden als een onderdeel van geheel onze Europese politiek.
Wij hebben het verleden en de vanuit dit verleden doorwerkende traditie tegen ons. Maar dit behoeft geen reden voor ontmoediging te zijn. Beter wellicht dan de afzijdigheid van vroeger, kan de nauwere aanraking met anderen de bewustwording van de eigen identiteit en van eigen waarden in de hand werken. De tegenstelling, die nogal eens gezien wordt tussen nationaal besef en Europese gezindheid, bestaat slechts in schijn. Dat is zeker voor ons het geval waar een wezenlijke Nederlandse integratie in zeer belangrijke mate pas tot een reële mogelijkheid wordt in het kader van een Europese eenwording en in het klimaat, door die eenwording geschapen. De kwestie van het gebruik van de Nederlandse taal in Europa is hiervan een facet, een bepaald niet te verwaarlozen facet.