Zuid-Afrika
Brokstukken uit de Afrikaanse taalstrijd (1)
Namens de Zuidafrikaanse Studentenbond schreef in ‘Nieuws uit Zuid-Afrika’ van 28 febr. '62, een oud-student over ‘Brokstukken uit de Afrikaanse taalstrijd’
Het is reeds weer enkele maanden geleden, dat wij in het orgaan de Vlaamse Toeristenbond (V.T.B.) lazen dat - op een door hem gestelde vraag - de voorzitter van de V.T.B., de heer Jozef van Overstraeten, als antwoord de mededeling kreeg ‘dat twee nieuwe bankbiljetten een Vlaamse tekst op de voorzijde zullen dragen.’ De heer Van Overstraeten had in dit verband aan de Gouverneur van de Nationale Bank het volgende geschreven: ‘Sedert de oprichting van uw Bank heeft het Nederlands steeds de rol vervuld van tweede taal op de biljetten en dat is nu bijna 110 jaar en was de achterzijde van deze biljetten goed genoeg voor onze taal. Meent u niet, dat op de nieuwe biljetten... de rollen eens zouden mogen omgekeerd worden?’
Dit liet mij onwillekeurig aan de strijd denken door de Afrikaners gevoerd om erkenning voor hun taal en de rechten van het Afrikaans te verkrijgen. Het liet mij ook denken aan de volgende dichtregels van A.D. Keet:
‘Kan jy voel die gevoel wat 'n volk moet voel
As hy veg vir sy reg en sy taal?
En die land om hom heen van magte krioel
Wat dreig om hom neer te haal?’
Deze regels van 1924 en de woorden door Generaal Christiaan Rudolf de Wet uitgesproken te Antwerpen, nl.: ‘Taal verloren, al verloren’, tekenen slechts enkele fases uit de lange strijd door de Afrikaners in dit verband gevoerd.
In het gedenkwaardige jaar 1652 werden door Jan van Riebeeck de grondslagen voor het hedendaags Zuid-Afrika gelegd. De officiële taal van de Nederlandse bestuursambtenaren was Nederlands, van zijn ambtenaren, soldaten en andere helpers was dit gedeeltelijk waar omdat zij, behalve uit Nederland, ook uit andere delen van Europa afkomstig waren en het Nederlands bijgevolg niet altijd goed beheersten.
Geleidelijk verkreeg de taal van hen, die tot blijvende vestiging in Zuid-Afrika besloten, de oudste Zuidafrikaansen waren de zogenaamde ‘Vrijburgers’, een andere kleur. Geleidelijk begon er naast het Nederlands een andere taal te ontstaan. Geleerden hebben zich met dit vraagstuk beziggehouden. Wij zullen er niet verder op ingaan, maar het is een feit, dat dit proces in de achttiende eeuw ver gevorderd was.
Tegen het einde van de eerste periode van het Nederlandse gezag aan de Kaap de Goede Hoop was de toestand dus als volgt: De officiële taal was nog steeds het Nederlands. Het Nederlands was nog steeds de taal van de ambtenaren, het gerechtshof, de kerk en de school. Maar onder de gevestigde bevolking - en wij denken hier vooral aan de Boerenbevolking - was een nieuwe omgangstaal ontstaan: het Afrikaans.
In 1795 werd het Nederlandse gezag tot 1803 vervangen door het Engelse, van 1803-1806 werd de Kaapkolonie weer door Nederland (de Bataafse Republiek) bestuurd en daarna brak een langdurige Britse bestuursperiode aan. De nieuwe heersers deden hun best om de Engelse taal en cultuur ingang te doen vinden onder de oude bevolking, pogingen werden aangewend om de kerk en de school en daardoor de opgroeiende jeugd te verengelsen. Het Nederlands verdween vanzelfsprekend als officiële taal en als gevolg van velerlei omstandigheden verslapten de culturele banden met het Nederlandse taalgebied. Ook werden Engelse immigranten ingevoerd (omstreeks 1820 en ook later). Eén van de doelstellingen van dit immigratiebeleid was om de verengelsing van de bevolking te bespoedigen. Ten spijte van dit beleid zegevierden de nieuwe bewindhebbers niet. Dit geldt niet alleen voor de Kaapkolonie, maar ook voor de Boerenrepublieken. Eén van de redenen van de Grote Trek was de taal en het behoud daarvan en in de Boerenrepublieken verkreeg het Nederlands als officiële taal weer de rechten van weleer. In de Kaapkolonie hielden zij, die de gevaren van het proces van verengelsing zagen, krampachtig vast aan het Nederlands, maar deze taal was - ofschoon zij het hun moedertaal noemden - niet of slechts nog gedeeltelijk hun omgangstaal. Dit was het Afrikaans. Schrijvers schreven soms in deze opkomende taal, deden dit vermoedelijk meer uit tijdverdrijf en als curiositeit dan uit andere overwegingen. Zou het Afrikaans ooit naar boven kunnen komen?
Er waren enkelen, die in een toekomst van het Afrikaans geloofden. Deze wegbereiders waren zij, die in de zeventiger jaren het ‘Genootschap van Regte Afrikaners’ stichtten. In hun vaandel hadden zij geschreven: Eendrachtig optreden, het aankweken van liefde voor de volkstaal en het nationalisme. Dit waren de toonaangevende gedachten van de later zo bekende ‘Patriotte’, zoals Ds. S.J. du Toit, Dr. Arnold Pannevis en C.P. Hoogenhout.
In de geschiedenis van de opkomst van het Afrikaans staat hun optreden bekend als de Eerste Afrikaanse Taalbeweging. Een beweging, die tot ongeveer 1900 zegenrijk werk kon verrichten. Toch moet men niet denken, dat deze voormannen, gesteund door anderen, binnen een korte spanne tijds de overwinning voor het Afrikaans konden brengen.Ga naar voetnoot*)