A.B.N. week in Vlaanderen.
Op 10 en 11 februari werd in Aalst de jaarlijkse ‘A.B.N.-week’, (georganiseerd door de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal, in samenwerking met plaatselijke A.B.N.-kernen) officieel geopend met twee bijeenkomsten, waar lezingen werden gehouden door Prof. Dr. A. Coppé, vice-voorzitter van de E.G.K.S., de heer Penninckx, revisor bij de E.G.G. en Dr. J. Plessen, romanist en docent aan de Rijksuniversiteit te Utrecht. De drie sprekers legden er o.a. de nadruk op, dat in het kader van een verenigd Europa een werkelijke taaleenheid van Noord en Zuid een gebiedende eis is. Noord en Zuid moeten naar elkaar toegroeien, hetgeen in de praktijk dient te betekenen, dat het Zuiden zich zo dicht mogelijk bij de bestaande levende beschaafde omgangstaal van het Noorden aansluit, aldus Prof. Coppé.
Duidelijk kwam uit de referaten vast te staan, dat in Europese gemeenschappen de noordelijke en zuidelijke gebruikers van onze taal op elkaar zijn aangewezen. De buitenstaander ziet daar slechts één Nederlandse taal. Zo kan de Europese eenwording, die ons enerzijds in een gezamenlijke verdedigingspositie brengt, anderzijds op positieve wijze bijdragen tot een samengroeien van Noord en Zuid op taalgebied.