G. van den Bussche voortrekker van de Zuid-Vlaamse beweging ging heen
Met Gaspard van den Bussche, die einde december in zijn 82ste jaar zacht ontsliep, verliest Frans-Vlaanderen een voortrekker van de volkse zaak.
Te Duinkerken geboren de 1e juli 1880, als oudste zoon van een kroostrijk gezin, uit een aloude zeevaarders- en kapersfamilie, stond hij reeds zijn man als jongeling in de kristelijke sociale beweging. Langs de weg van zijn vriendschap met priester Lemire ontdekte hij de kulturele noden en behoeften van zijn volk.
De gelegenheid bood zich na de eerste wereldoorlog aan zijn volle maat te geven. Het zelfbeschikkingsrecht van de volkeren was aan de orde van de dag. G. van den Bussche stichtte in Duinkerken de 15de juli 1919 een tweetalig tijdschrift ‘Le Beffroi de Flandre’, dat onder een dubbele leuze: in het Nederlands A.V.V.-V.V.K., in het Frans ‘La Flandre aux Flamands’ stond en dat in Zuid-Vlaanderen de eerste stoot aan een vernieuwde Vlaamse beweging zou geven.
Hij slaagde erin een indrukwekkende ploeg medewerkers, o.a. mevr. Eli de Wissocq, Dr. Lancry, kan. Rajon, E.H. Pyotte, C. de Croocq, A. Vanhove, J. Beck, A.M. Balsen, rond zich te verzamelen. De jongeren troffen daar een welkom tribuun, waar zij aan het woord konden komen: J.M. Gantois schreef er nog geen 18 jaar oud!, zijn eerste bijdragen in.
De invloed van ‘Le Beffroi de Flandre’ was van zeer diepgaande aard. Het blad, dat tot en met 1928 verscheen, nam de eerste werken op van Zuid-Vlamingen, R. van de Meule, M. Janssen, die hadden besloten de pen in de ‘moedertaal’ te hanteren. R. Despicht, die lang had moeten zwijgen bij gebrek aan uitgavemogelijkheden, vond weer een uitdrukkingsmiddel.
Nevens zijn maandblad gaf G. van den Bussche een eveneens tweetalige volksalmanak uit: ‘Almanach populaire de la Flandre Maritime’, die ruim verspreid werd en wiens aktie met die van ‘Tisje Tasjes Almanak’ enigszins gelijk liep.
Van den Bussche sloot zich aan bij het Vlaams Verbond van Frankrijk onmiddellijk na zijn stichting. Toen hij het uitgeven van zijn eigen tijdschrift moest opgeven, werkte hij voortdurend mede aan de bladen: ‘Le Lion de Flandre’ en ‘La Vie du Nord’, door zijn jongere vrienden gesticht.
In de jaren 1944-1946 had hij - vanzelfsprekend - ‘moeilijkheden’ met een zeker uitzonderingsgerecht. Maar heel vlug, dank zij de algemene amnestiewet in Frankrijk, hernam hij zijn beroepsbedrijvigheid in de Rijselse pers.
Bij de herleving van de Zuid-Vlaamse beweging na de tweede wereldoorlog, liet hij zich door niemand voorbijstreven om de ‘Vlaamse Vrienden in Frankrijk’ met raad en daad te steunen. Reeds in zijn tweede jaargang (1953), kon het tijdschrift ‘Notre Flandre - Zuid-Vlaams Heem’ op zijn medewerking rekenen. De vereniging huldigde hem trouwens ter gelegenheid van zijn 80ste verjaardag en kende hem nog verleden jaar bij haar Landjuweel een ereprijs toe voor zijn jongste (en laatste) werk over de Vlaamse Legenden.
Gaspard (hij was in gans Frans-Vlaanderen als de bonte hond onder zijn voornaam bekend) had zijn evenknie niet om de merkwaardigheden en wetenswaardigheden van en over zijn gewest te ‘doen zien’. Tijdens een lange reeks zomers leidde hij talrijke groepen jongens en meisjes per fiets rond in de Westhoek. Het Nederlands was hij machtig. Een van zijn aangrijpendste essays is niets anders dan een uitwerking van het motto van J.F. Willems: ‘Mijn vaderland is mij niet te klein’. (In de jaren van zijn volle kracht onderhield hij nauwe betrekkingen met de groep vrienden, die tussen beide oorlogen te Kortrijk de belangstelling voor Zuid-Vlaanderen wakker maakten.) Maar hij schreef in het Frans ter wille van de Franslezenden, bij wie hij de Vlaamse kultuur ingang trachtte te doen vinden. Zijn eigen letterkundig werk is zeer omvangrijk. Stukken als ‘Notre Langue’, ‘Dunkerque ville flamande’, ‘A la découverte du pays natal’, hebben met de jaren niets aan waarde of aan actualiteit verloren.
Als zuiver idealist, is G. van den Bussche ook op vergevorderde leeftijd jong van geest en van geestdrift gebleven. Ontroerd zegt Zuid-Vlaanderen vaarwel aan een van zijn knapste, trouwste zonen.