Neerlandia. Jaargang 66
(1962)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Foto: Europese Beweging
De vlaggen van zestien landen wapperen voor het ‘Huis van Europa’ te Straatsburg. | |
Europa en wijEuropees federalismeFederalisering is niet alleen het verenigen van deelgebieden tot grotere staatkundige verbanden, al wordt aan dit woord wel vaak uitsluitend deze betekenis gehecht (met name in de Verenigde Staten), het begrip omvat tevens het omgekeerde proces, de decentralisatie. Het is verheugend, dat dit laatste aspect in het Europese federalistische denken de nodige aandacht verkrijgt. Met name is dat het geval op het economische vlak, en dan vooral weer in het meest unitaristische land, Frankrijk. Prof. Dr. H. Brugmans, bekend voorman van de Europese beweging, omschrijft het federalistische beginsel als volgt: Federalisme is niet alleen supranationaliteit, maar op allerlei vlakken van de samenleving kunnen federalistische oplossingen plaats vinden. Het kader hiervan is echter het Europese federalisme. Brugmans doelt hier o.a. op de ethnische minderheden. De interne decentralisatie beschouwt hij als een noodzakelijke voorwaarde voor de continentale eenheid. Het doel van de Europese eenwording is ook: ‘La mise en valeur des territoires’.Ga naar eindnoot1) ‘L'Europe des régions’, het begint op economisch terrein zelfs al een gangbaar begrip te worden.Ga naar eindnoot2) Anderzijds is het op zijn minst merkwaardig, dat zelfs iemand als Brugmans, die toch een open oog heeft voor de ethnische aspecten van het Europese federalisme, zonder restrictie het begrip ‘communauté des patries’ hanteert, voorzover het supranationale beginsel, met name op cultureel gebied, niet toegepast kan worden.Ga naar eindnoot3) De Nederlandse taalgemeenschap is immers met de formule ‘communauté des patries’ niet gebaat, waar het vraagstuk van de Nederlandse eenheid noch een minderheidsprobleem is noch opgelost is, zoals het elders in de democratische landen van Europa opgelost is, n.l. door het samenvallen, of liever in hoofdzaak samenvallen, van cultuurgemeenschap en staatsgemeenschap. | |
De Nederlanden in EuropaHoe weinig men zich doorgaans rekenschap geeft van de Nederlandse problematiek, verbonden aan de Europese eenwording, is wel duidelijk te constateren in het hooglopende debat over federalisme en culturele autonomie, dat nu in Vlaanderen plaats vindt. Als de hoofdredacteur van het toonaangevende dagblad ‘De Standaard’ in een uitvoerige redactionele beschouwing (4-1-'62) de noodzaak beklemtoont van een autonome Vlaamse gemeenschap in het raam van de Europese eenmaking (‘Wanneer wij morgen in dit land en in Europa als Vlamingen kunnen optreden | |
[pagina 3]
| |
met een eigen Vlaamse politiek...’) en daarbij van een samengaan met Nederland zelfs niet rept, dan is dat geen uitzondering, maar het normale beeld van de dagelijkse discussie. Uitzonderlijk is kennelijk Julien Kuypers, die bij herhaling en met nadruk de aandacht vestigt op de Nederlandse aspecten van de Vlaamse (culturele) autonomie, dit tevens in het kader van de Europese eenwording. Genoemde hoofdredacteur zal in theorie geredelijk met Kuypers' betoog instemmen (hij heeft het trouwens wel eens gedaan), maar bij hem en bij het merendeel van de Vlaamsgezinden, die zich toch bij uitstek in een situatie bevinden om het probleem te onderkennen, staat zoiets als Nederlandse eenheid buiten de werkelijkheid van de dagelijkse strijd, zelfs als die in een Europees perspectief geplaatst wordt. Welnu, de Nederlandse eenheid is een bijzonder actueel vraagstuk, als het gaat om Vlaanderens positie in Europa. In dit blad is hierop herhaaldelijk gewezen. ‘Communauté des patries’, akkoord voorzover het staten betreft als Frankrijk, Duitsland en Italië, die tevens de belichaming zijn van vrijwel homogene cultuurgemeenschappen, voor ons, Nederlandstaligen moet daarnaast nog als tweede fundament voor een federaal Europa het beginsel van de ‘communauté’ der cultuurgemeenschappen gelden. Natuurlijk, een Noordnederlandse en een Belgische staatsgemeenschap zullen ook in het federale Europa van morgen blijven bestaan. Er zullen eveneens verschillen, en vermoedelijk vrij grote, blijven bestaan tussen Noord- en Zuid-Nederland. In Europa zal de Nederlandse cultuurgemeenschap zich voornamelijk moeten doen gelden via de organen van de staatsgemeenschappen, waarvan het deel uitmaakt. Vandaar mede de, ook door ons vaak beklemtoonde, noodzaak, dat Benelux uitgroeit tot een politieke conceptie, nu het economisch vrijwel volledig zal opgaan in de Euromarkt. Het bestaan van een Nederlandse taalgemeenschap kan aan Benelux een steviger fundering geven dan een samengaan om redenen van welke dringende politieke opportuniteit ooit vermag te doen. Het zal alleen niet vanzelf gebeuren. | |
Culturele samenwerking in EuropaDe Europese integratie wordt, in de gemeenschap van de Zes, binnenkort van de Negen of meer, in de eerste plaats gekenmerkt door de vestiging van supranationale gezagsorganen over bepaalde sectoren van het openbare leven. Tot nu toe kennen we de ESKG, Euratoom en de Euromarkt. In de toekomst is uitbreiding mogelijk. Er is evenwel niemand, die in Europees verband het beginsel van de supranationaliteit wil toepassen op cultureel gebied. Toch is het de vraag, of wij niet in Beneluxverband in de toekomst de supranationale methode van integratie, die in het Europa van de Zes - niet in Benelux - op andere gebieden wordt toegepast, zullen moeten introduceren, en wel in het bijzonder op cultureel terrein, wil de integratie van de Nederlanden - in de eerste plaats de culturele integratie, waartoe ik mij in dit betoog zal beperken - ooit levende realiteit van alle dag worden. Hierover nog nader. De culturele samenwerking in Europa ressorteert onder de breder samengestelde Raad van Europa, al schijnt men sedert een half jaar ook in het kader van de Zes culturele plannen te koesteren. De West-Europese Unie heeft onlangs haar culturele activiteiten overgedaan aan de Raad van Europa. Wat houdt de Europese samenwerking op cultureel gebied in? In 1953 trad een ‘Culturele Conventie’ in werking, waarvan het doel is: een kader te vormen, waarin de verdragsluitende partijen de bestaande culturele uitwisseling verder kunnen ontwikkelen en de culturele samenwerking intensiveren. Beoogd wordt in de staten, die deel uitmaken van de Raad van Europa, de studie van de talen, de geschiedenis en de beschaving van andere leden of van hun gemeenschappelijke beschaving te bevorderen, de uitwisseling van personen en cultuurgoederen te stimuleren en, gemeenschappelijk, de culturele activiteiten, die van Europees belang zijn, te behartigen. De uitvoering hiervan is opgedragen aan de zgn. Commissie van Culturele Experts, een instelling die ouder is dan de conventie zelf. De commissie heeft zich in de eerste plaats beziggehouden - en houdt zich nog bezig - met het vraagstuk van de gelijkwaardigheid van universitaire graden en diploma's. Er zijn reeds zekere resultaten geboekt op dit gebied. Ik zal daar niet op ingaan, maar alleen aanstippen, dat, althans in het kleinere Europa, tegen 1967 de effectus civilis een feit zal moeten zijn. Ik verwijs verder naar de toespraak van Mr. Reinink op het 35e Nederlands Congres en naar de forumdiscussie, die daar plaats vond.Ga naar eindnoot4) Er zijn nog allerlei andere activiteiten, voornamelijk in de vorm van subsidieverlening aan en stimulering van allerlei culturele projecten - ik noem als voorbeeld de herziening van het geschiedenisonderwijs -, het, in bescheiden mate tot nu toe, verlenen van beurzen voor wetenschappelijk werk etc. Er bestaat sedert 1 januari 1959 een Fonds voor de Europese cultuur en er is een project voor een Europese universiteit, die een gespecialiseerd karakter zal dragen. Al met al belangrijk werk, dat voor de toekomst vèrstrekkende gevolgen kan hebben en dat gestadig in omvang en intensiteit toeneemt. Toch is voorlopig de bilaterale culturele samenwerking nog veel belangrijker, zeker als men b.v. kijkt naar het aantal studiebeurzen, dat verstrekt wordt. De Europese culturele samenwerking is, niet alleen, maar toch, zoals het trouwens in de Culturele Conventie gesteld is, in overwegende mate, een verlengstuk van de bilaterale samenwerking van de Europese landen. | |
Culturele samenwerking in BeneluxHoe staat het nu met de bilaterale culturele betrekkingen in Beneluxverband? Voor de werking van het Nederlands-Belgisch cultureel accoord verwijs ik naar wat men vroeger in dit blad heeft kunnen lezen.Ga naar eindnoot5) In aansluiting daarop slechts enkele opmerkingen. De Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad wil sedert kort ook cultuurpolitiek bedrijven. Er bestaat daartegen nogal wat oppositieGa naar eindnoot6), maar de regeringen zijn aan de wens | |
[pagina 4]
| |
van de Raad enigszins tegemoetgekomen door rapport uit te brengen over de bilaterale culturele samenwerking tussen de drie landen. Over dit verslag vond een discussie plaats, die niet al te veel nieuws bracht (al is het natuurlijk plezierig op te merken, dat twee artikelen, in dit blad gepubliceerd, met instemming aangehaald werden, één betreffende het 35e Nederlands Congres (juliaug.nummer) door senator Crommen, een tweede, het artikel in het sept.nummer over het geschiedenisonderwijs, door het Tweede Kamerlid, Mr. Van Dijk).Ga naar eindnoot7) In meer dan één opzicht was het verslag, althans voor mij, nogal instructief. Zo blijkt duidelijk, dat de culturele akkoorden van Nederland en België met Luxemburg niets om het lijf hebben: In 1960 waren er, in Nederlands-Luxemburgs verband, 12 beursmaanden van f 300, - Ned.Crt. en 8 beursmaanden van 4500 Lux.frs. alsmede één culturele manifestatie, terwijl de Belgisch-Luxemburgse culturele betrekkingen zich beperkten tot het verstrekken van vier Belgische beurzen, variërend van enkele weken tot een jaar, aan Luxemburgers - in omgekeerde richting was er geen belangstelling - en het inrichten van twee vrij onbeduidende manifestaties. De culturele samenwerking tussen Nederland en België daarentegen beslaat in het verslag meer dan 13 blz. Ze is zeker voor 90% een aangelegenheid van Nederlands-taligen. Er is dus m.i. geen enkel bezwaar om de Beneluxraad te betrekken bij de culturele samenwerking, al is er bij de huidige opzet van die samenwerking ook geen enkele dwingende noodzaak voor. Mocht het echter komen tot een gezamenlijk Nederlands cultuurbeleid in het kader van de Europese samenwerking en in het kader van een Beneluxpolitiek in Europa, dan lijkt het inderdaad gewenst dit beleid te laten ressorteren onder de Beneluxraad als controlerende instelling. Het Nederlands-Vlaamse samengaan zal er, gezien de stand van de huidige culturele samenwerking van de drie landen en het onbeduidende aandeel van Luxemburg daarin, geen schade van ondervinden. Wrijving met Franstaligen zal zodoende echter verminderd worden, terwijl bovendien de oprichting van nog een controlerende instelling overbodig blijft. Men kan erover twisten, of er onder auspiciën van het Nederlands-Belgisch cultureel akkoord veel of nog te weinig omgaat. In verhouding tot het totaal van het cultuurbeleid in beide landen afzonderlijk is het natuurlijk maar zeer weinig. In vergelijking tot de culturele betrekkingen, die Nederland onderhoudt met andere landen - de enige redelijke basis voor zo'n vergelijking -, gaat er onder het Nederlands-Belgisch akkoord veel om. Van de bilaterale culturele akkoorden, die Nederland gesloten heeft met verscheidene landen, is dat met België in de praktijk verreweg het belangrijkste. Alleen het akkoord met Frankrijk is een goede tweede. Hoewel de activiteiten in Nederlands-Belgisch verband zich overwegend, gelijk die onder de andere akkoorden uitsluitend, richten op uitwisseling van personen en cultuurgoederen - intensivering hiervan is uiteraard geboden -, begint men zich toch ook al langzaamaan te bewegen op het gebied van de integratie, getuige o.a. de onlangs in het leven geroepen onderwijscommissie en het begin van een gezamenlijke propagering van de Nederlandse literatuur in het buitenland. Toch zijn we in dit opzicht, naar het schijnt, nog niet zo ver als de Scandinavische landen met hun Noordse Raad. Het is wel duidelijk, dat de uitvoerders van het Nederlands-Belgische akkoord geneigd zijn steeds meer deze richting uit te gaan. Aan inzichten en goede gezindheid ontbreekt het hun niet. Ik verwijs slechts naar het referaat van Julien Kuypers op het 35e Nederlands Congres.Ga naar eindnoot8) | |
Culturele integratie van de NederlandenDe vraag is echter, of het huidige akkoord voldoende ruimte biedt voor een werkelijke culturele integratie van de Nederlanden, of, naast de hoogstnoodzakelijke uit- |
|